Arbeidsrecht
1. Begrip & situering van het arbeidsrecht
1.1 Wat is arbeidsrecht?
Arbeidsrecht maakt deel uit van het ‘sociaal recht’
Sociaal recht:
• Arbeidsrecht
o Regelt arbeidsverhoudingen tussen werkgevers en werknemers
▪ Werkgevers worden vertegenwoordigd door vakbonden
▪ Werknemers door werknemersorganisaties
o Collectief en individueel
o Zelfstandigen en ambtenaren
• Sociale zekerheidsrecht
o Herverdelen van rijkdom en bescherming tegen sociale risico’s
▪ Mensen die gaan werken (werknemers) betalen sociale bijdrage op loon, die
gaat naar de sociale zekerheid
• Hoe meer je verdient, hoe meer je betaald
• Geld wordt gebruikt voor mensen die het nodig hebben: mensen die
niet kunnen werken
▪ SZ is voor elk statuut ander stelsel.
• Sociale bijstand is voor mensen die geen arbeid hebben en geen
aanspraak maken op uitkeringen
o Van toepassing op werknemers, ook op ambetanten, zelfstandigen → op de hele
bevolking!
Wat is arbeidsrecht?
• Arbeidsovereenkomstrecht
• Arbeidsovereenkomstenrecht
• Collectief arbeidsrecht: tussen vakbonden en werkgevers
• Wetgeving loonbescherming: wanneer, hoe vaak
• Arbeidsbeschermingsrecht / arbeidsreglementering: omstandigheden waarin het werk moet
gebeuren
• Arbeidsmarktrecht: toegang tot arbeidsmarkt, discriminatie
• Sociaal Handhavingsrecht: hoe je al de regels laat naleven
1.2 Ontstaan
• Franse revolutie 1789
o Vrijheid (Liberté), gelijkheid (Egalité), broederlijkheid (Fraternité)
▪ Men wil een samenleving waar mensen als broeders gelijk zijn en in een
gelijke samenleving leven.
o We maken komaf met iedereen die daarvoor veel macht had → kerk, gilde
• Opstellen Code Civil 1804
o Principes Franse revolutie krijgen juridische vertaling
o Partijen (mensen als broeders) kunnen op basis van gelijkheid in vrijheid een
overeenkomst sluiten waarbij de ene zijn diensten verhuurt aan de andere
1
, ▪ Werknemer aan werkgever
o Overheid komt niet tussen= liberalisme
• Industriële Revoluties
o 1° industriële revolutie +/- 1770-1850: uitvinding stoommachine, textielnijverheid,
steenkool ...
o 2° industriële revolutie: +/- 1870 -1910: opkomst staalindustrie, chemische
nijverheid, elektriciteit, benzinemotor...
o Evolutie van agrarische samenleving met ambachten naar industriële samenleving
met fabrieken in steden.
o Gevolg: Mensen massaal naar steden om in fabrieken te werken
= plattelandsvlucht.
• Arbeidsomstandigheden
→ mensen maakten mondelingen afspraken over arbeidsomstandigheden
o 7 dagen op 7, geen zondagsrust
o Tot 12 uur per dag aan een stuk
o Kinderarbeid algemeen verspreid
o Geen jaarlijkse vakantie
o Geen sociale zekerheid
o Verbod om actie te voeren
= coalitieverbod
▪ Mensen gingen zich verenigen in gilden om zo meer macht te krijgen →
coalitie is verboden tot 1921, daarna pas vakbonden toegelaten
→ liberaal: overheid komt niet tussen arbeidsrelatie
• 1886: keerpunt
o Grote stakingen tegen schandalige werkomstandigheden en economische crisis
▪ Mensen komen op straat, overheid beseft dat hier iets aan gedaan moet
worden.
▪ Orgaan wordt opgericht die de arbeidsomstandigheden gaat onderzoeken
→ aanleiding eerste arbeidswetten
o Oprichting door Leopold II van Commissie voor Nijverheidsarbeid met als doel
arbeidsomstandigheden van de arbeiders te onderzoeken
• 1885 Oprichting Belgische Werkliedenpartij (=socialisten)
• 1891: Rerum Novarum = pauselijke encycliek over slechte arbeidsomstandigheden van de
arbeiders (waren tegen socialisten dus moesten hierin meegaan)
• 1894: eerste verkiezingen onder algemeen meervoudig stemrecht. ‘Socialisten’ voor het
eerst in parlement
o Overheid komt tussen in arbeidsrelatie
• 1895: eerste ministerie van Arbeid
Gevolgen van de allereerste arbeidswet:
• Eerste loonbeschermingswet
• Reglementering kinder- en vrouwenarbeid
• Arbeidsongevallen wetgeving
• Verplichte zondagsrust
1887: mensen moeten dingen gaan kopen in de winkel van de baas → duurder dan de rest.
2
,Daarna: men moet kiezen wat men doet met eigen loon!
(vakbonden eigenlijk tegen maaltijdcheques)
Eind 19e eeuw: sociale wetten zijn tendens
Meer omvattende wetten over statuur werknemers:
• 1900: wet op de arbeidsovereenkomst werklieden
= arbeiders, man met de pet
o Minimale bescherming, van toepassing voor zover geen andere afspraken tussen
partijen
→ aanvullende werking
• 1922: wet op arbeidsovereenkomst voor bedienden
= man met de hoed
o Betere bescherming dan arbeiders
o Doel: bedienden uit handen van de vakbonden houden
→ verklaart onderscheid arbeiders en bedienden
Arbeider ≠ bedienden
• Periode na 1945
= boem in sociale wetgeving
o Sociaal pact
o Doorbraak SZ
o Organisatie sociaal overleg tussen vakbonden en werkgevers
• Afzonderlijke wetten voor
o Handelsvertegenwoordigers
o Dienstboden
o Studenten
• 1978: ‘wet betreffende arbeidsovereenkomst’
= afzonderlijke wetten worden samengebracht
o Coördinatie van afzonderlijke wetten voor arbeiders, bedienden
o Onderscheid blijft wel bestaan, met afzonderlijke regels voor loon, ziekte, vakantie
o Meermaals aangepast, laatst grondig in 2013: ‘eenheidsstatuut’
= op bepaalde vlakken verschil
arbeiders bedienden weg gewerkt,
niet alles!
• Jaren ’80 tot nu
o Trend tot deregulering / flexibilisering
= afbouw van de wetgeving
→ overheid grijpt meer in, werkgevers vinden niet altijd zijn
Vb. mensen willen winkelen op zondag, maar niet werken
o Toenemend belang van internationale context, hoofdzakelijk vanuit Europese Unie
Vb. ouderschapsverlof
3
, 2. Rechtsbronnen van het arbeidsrecht
Recht= geheel van regels
Waar terugvinden?
In de rechtsbronnen
Belang: weten welke regels je moet toepassen in een concrete situatie.
o Ontslag
o Discriminatie
o Ziekte
o Kinderarbeid
o Inspraak werknemer
o Staking
Rechtsbronnen zijn zowel internationaal als nationaal
Bilateraal= verdragen tussen meerdere landen
I.A.O= internationale arbeidsorganisatie
O.E.S.O= organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling
2.1 Internationale bronnen
• Internationale verdragen (zijn van internationale organisaties)
o UVRM: Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
o EVRM: Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
o Verdrag tot oprichting van de EEG (nu EU)
• Andere ‘rechtsinstrumenten’ bepaald in verdragen
o Aanbevelingen
o Conventies= secundaire bron die in verdragen staan
o Protocollen
o Verordeningen, richtlijnen, beschikkingen, aanbevelingen
▪ Verordening= Europese wet die voor alle Europese landen hetzelfde moet
worden toegepast
▪ Richtlijn= minder sterk, het doel ligt vast maar we laten het aan de lidstaten
vrij om de manier waarop zelf in te vullen
2.1.1 Totstandkoming verdragen / ratificatieprocedure
4