Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting hoofdstuk 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 10 hoofdstukken sociaal recht 2021 €4,59   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting hoofdstuk 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 10 hoofdstukken sociaal recht 2021

 3 vues  0 achat
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Dit is een samenvatting van hoofdstuk 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 10 uit het boek hoofdstukken sociaal recht 2021. Dit is een zeer uitgebreide samenvatting waar alles naar voren wat je zou moeten weten van de hoofdstukken. De samenvatting is opgedeeld in paragraven en is overzichtelijk, met behulp van...

[Montrer plus]

Aperçu 4 sur 58  pages

  • Oui
  • 12 octobre 2021
  • 58
  • 2021/2022
  • Resume
avatar-seller
Samenvatting hoofdstuk 1, Hoofdstukken sociaal recht (2021)

1.1
 Onzelfstandige beroepsbevolking: mensen met een betaalde baan  deze bevinden zich
tijdens het werk in een afhankelijkheidspositie ten opzichte van de werkgever  de
werkgever heeft het recht om instructies te geven aan zijn ondergeschikten  deze groep
mensen kunnen in 3 categorieën worden geplaatst:
 Private sector: werkzaam in het bedrijfsleven.
 Publieke sector: ambtenaren in dienst van de overheid (bij een provincie of gemeente
bv.).
 Semipublieke sector: deze zijn verbonden aan organisaties en instellingen binnen de
private sector  deze zijn financieel afhankelijk van de overheid (personeel ziekenhuis,
onderwijs, buurthuizen en omroep).
 Zij die onder zelfstandige beroepsbevolking horen, zijn tijdens de uitoefening van hun
werkzaamheden niet onderworpen aan opdrachten van anderen  veel zzp’ers (zelfstandige
zonder personeel), deze werken voor zichzelf en heeft geen werknemers in dienst  zzp’ers
minder rechten dan een werknemer, maar de wetgever wil hier verandering in brengen.
 Sociaal recht: heeft betrekking op de rechtspositie van de werknemer (uit de onzelfstandige
beroepsbevolking, in de private sector/ het bedrijfsleven), ambtenaren (in de publieke
sector) en de werknemer in de semipublieke sector  het verband tussen deze groepen is
dat deze allemaal in ondergeschiktheid arbeid verrichten (werkgever geeft werk wat hun
moeten verrichten).
 1 januari 2020 Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra): het overgrote deel van
ambtenaren valt nu onder het arbeidsrecht dat ook geldt voor werknemers in de private
sector (dus geen eigen juridische behandelingen meer)  de ambtenaren wet blijft nog wel
van toepassing voor werknemers in de publieke sector.
 Een aantal groepen ambtenaren valt niet onder het gewonde arbeidsrecht  voor hen
blijf dus een bijzondere regeling gelden (rechters, politie en defensie).
 Maar er zijn altijd weer uitzonderingen;
 Wet normering verzolingen topfunctionarissen (WNT): bepaald dat iemand in de
publieke en semipublieke sector per jaar meer mag verdienen dan een bepaald
maximumbedrag (de Balkenende norm)  deze wet geldt dan weer niet in de private
sector.

1.2
 Het Burgerlijk Wetboek (BW): een belangrijke vindplaats van rechtsregels die de verhouding
tussen de individuele werkgever en werknemer (ook met betrekking tot ambtenaren)
regelen).
 6 belangrijke rechtsbronnen:
1. Arbeidsovereenkomstenrecht:
 Wet flexibiliteit en zekerheid: enerzijds werkgevers mogelijk maken flexibeler en
slagvaardiger over personeel beschikken, anderzijds meer bescherming voor
kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt (oproep/uitzendkrachten) deze hebben dus
meer zekerheid.
 Wet werk en zekerheid (WWZ): eerst een halt toeroepen aan de ontwikkeling dat
steeds minder mensen een vast arbeidscontracten krijgen en als tweede moest er
een einde komen aan ongewenste ontwikkelingen op het terrein van het
ontslagrecht en als derde moesten de overheidsuitgaven verminderd worden.
 De Wet arbeidsmarkt in balans (Wab): de niet gehaalde doelstellingen van de WWZ
alsnog realiseren

2. Vermogensrecht in het algemeen:

,  Arbeidsovereenkomst: een obligatoire overeenkomst (een overeenkomst waaruit
verbintenissen voortvloeien).
 Verbintenis: een rechtsbetrekking tussen ten minste 2 partijen, die ertoe leidt dat de
ene partij 1 of meer rechten verkrijgt en de andere partij 1 of meer plichten op zich
neemt  werkgever heeft plicht om loon te betalen, en de werknemer heeft de
plicht om arbeid te verrichten.
 Het arbeidsrecht wordt als ware geruggensteund door de algemene regels van het
vermogensrecht  daarom moet je vaak ook het vermogensrecht in het kort
noemen.
 Vraag: wat is de verhouding tussen de bijzondere regels van de
arbeidsovereenkomst en het vermogensrecht, bv. als de bepaling van de 1 e
categorie in strijd blijken te zijn met die van de 2 e categorie  antwoord: de
speciale regeling gaat voor de algemene  geeft de speciale regeling geen
antwoord, dan moet de algemene regeling uit het vermogensrecht worden
toegepast.
3. Overige wetten met betrekking tot de private sector:
 De wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, wetten op het terrein van de
gelijke behandeling in de werkrelatie, de Wet arbeid vreemdeling, de Wet op de
collectieve arbeidsovereenkomst, de Wet op de ondernemingsraden, de Wet
melding collectief ontslag ende verschillende wetten op het terrein van de sociale
zekerheid (werkloosheidswet, Ziektewet etc.).
 De vele sociaalrechtelijke wetten gaan voor de regels van Boek 3 en 6 BW.
4. De jurisprudentie (rechtersrecht):
 Rechter als rechtsvorm (naast de werkgever): vaak een oordeel geven over een
geschil rondom en arbeidsovereenkomst, terwijl er geen toepasselijk wetsartikel
voorhanden is  in dit soort situaties vult de rechter de wetgever aan  regels die
hierdoor ontstaan, zijn ook van toepassing op de arbeidsverhouding in de private
sector.
 Jaarlijks worden er veel beschikkingen, vonnissen of arresten gedaan  een aantal
hiervan worden in vakbladen gepubliceerd  bv. NJ (Nederlandse Jurisprudentie),
JAR (Jurisprudentie Arbeidsrecht) en RAR (Rechtspraak Arbeidsrecht)  het geheel
van gepubliceerde uitspraken, gedaan door rechterlijke colleges = Jurisprudentie.
5. Cao:
 Collectieve arbeidsovereenkomst: worden gesloten door een individuele werkgever
of 1 of meer werkgeversorganisaties enerzijds en vakbonden anderzijds.
 Regels uit de cao kunnen soms uit het arbeidsovereenkomstenrecht terzijde schuiven
of bepalingen bevatten die voor de werknemer gunstiger zijn dan het geen Titel 7: 10
BW daarover inhoudt.
6. Het verdrag:
 Verdrag: een overeenkomst gesloten tussen 2 of meer landen  in sommige gevallen
kunnen burgers zich rechtstreeks op zo’n verdragsbepaling beroepen (als deze
bijvoorbeeld de NL-rechtsregel in strijd is met de verdragsbepaling).
 Bij een verdrag kunnen ook internationale organisaties worden opgericht (deze
bevoegd zijn rechtsregels uit te vaardigen  ook deze regels kunnen bron zijn van
(sociaal)recht  bv. Europees Sociaal Handvest (ESH) en verdragsbepalingen van de
internationale arbeidsorganisatie.
 Implementatie: op grond van verdragen zijn vele richtlijnen uitgevaardigd, die de
aangesloten lidstaten dienden om te zetten in nationale regelgeving


1.3

, De werknemer is in verschillende opzichten afhankelijk van zijn werkgever  enerzijds
doordat hij in het begin verplicht is eenzijdige instructies van zijn werkgever op te volgen 
anderzijds vormt het door de werkgever uitgekeerde loon bijna altijd de enige financiële
bron van de werknemer om in zijn levensonderhoud te voorzien.
 Dit kan situaties opleveren dat de werknemer arbeidsvoorwaarden niet zo accepteren als
hij niet in een afhankelijkheidspositie zit  hierdoor is bescherming gekomen voor de
werknemer  regels van het dwingend recht  deze regels mogen in het geheel niet
afwijken of niet ten nadele komen van de werknemer.
 Ook als individuele werkgever en werknemer iets anders dat minder gunstig is voor
de werknemers hebben afgesproken, gaat toch de regel van het dwingende recht
voor.
 Tegenover dwingend recht staat aanvullend recht  de contracterende partijen kunnen in
dit geval altijd van de wettelijke regel afwijken als zij daartoe overeenstemming bereiken
(een afspraak, dus hier maakt het niet uit als het in strijd is met de rechten van de
werknemer.
 Dwingend recht: is recht waarvan niet of niet ten nadele van de werknemer mag worden
afgeweken.
 Dwingend gerechtelijke bepalingen zijn bij uitstek te herkennen aan de sanctie die staat
op de afwijking van de betreffende inhoud  ‘elk beding strijdig met enige bepaling van
dit artikel, is nietig of vernietigbaar’  als nietigheid de sanctie is, moet worden
geconcludeerd dat wat afwijkend is overeengekomen, eenvoudigweg gewoon niet
bestaat  dit vereist actieve handeling van de werknemer (hij moet zich dan de
strijdigheid van de individuele afspraak met de wettekst beroepen)  doet hij dit, dan
gaat de wettekst voor als hij dit niet doet (binnen 5 jaar, verjaring) dan is het beroep op
de wettelijke bepaling niet meer mogelijk.
 Zie voorbeelden op blz. 20 (onderaan) en blz. 21 (2 e alinea).
 Driekwartdwingend recht: recht waarvan uitsluitend kan worden afgeweken bij cao of bij een
regeling door of namens het bevoegd bestuursorgaan.
 Bij driekwartdwingend recht kunnen dus alleen de vakbonden en de werkgevers
(organisaties) in gezamenlijk overleg een andere regeling treffen dan die in de wet staat
opgenomen  dus alleen de cao kan afwijken van een wetsartikel  en nee het is ook
niet goed als het onderling is afgesproken en ten nadele is van de werknemer en als het
opgeschreven is  als een wettelijke bepaling driekwartdwingend is, kan nooit van deze
bepaling bij individuele afspraak worden afgeweken
 Semidwingend recht: recht waarvan alleen kan worden afgeweken bij schriftelijke aangegane
overeenkomst  de werkgever en werknemer kunnen individueel van het bepaalde in e wet
afwijken, mits dit schriftelijk plaatsvindt.
 Een werkgever moet de werknemer zijn loon door betalen, behalve als het gaat om een
oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen  als een
werkgever te weinig werk heeft voor zijn werknemers dan dient hij hun gewoon te
betalen.
 Maar: volgens art. 7:628 lid 5 BW dat van de overeenkomst ten nadele van de
werknemer kan worden afgeweken (afwijking schriftelijke overeenkomst.
 Van een bepaling van driekwartdwingend recht mag je niet bij individuele, schriftelijke
afspraak afwijken, maar van een bepaling van semidwingend recht mag wel bij cao
worden afgeweken.
 Aanvullend recht: recht waarvan altijd (ook individueel en mondeling) mag worden
afgeweken.
 Wetsartikelen hebben het karakter van aanvullend recht als gezwegen wordt over de
vraag of ervan mag worden afgeweken en zo ja, hoe.
 De contractpartijen zijn vrij in de wijze waarop zij van het betreffende artikel afwijken,
aangenomen dat zij dit zouden willen  bv. art. 7:622 BW, waarin gesproken wordt over

, de plaats waar het loon uitbetaald dient te worden  in de meeste gevallen is die op de
bankrekening, maar je kunt ook contant geld krijgen (art. 6:114 BW)  maar bij contante
bepaling bepaald art. 7:622 BW dat de betaling plaatsvindt ofwel daar waar de arbeid in
de regel wordt verricht ofwel op het kantoor van de werkgever ofwel bij de werknemer
thuis.
 De kosten van een schriftelijke opgemaakte arbeidsovereenkomst en andere bijkomende
onkosten komen voor rekening van de werkgever  afwijking is toegestaan, ook via een
mondelinge afspraak.
 In het boek staan van dwingend tot aanvullend recht een aantal casussen met uitleg  blz.
22 (laatste alinea) tot 1.4.

1.4
 Alle civielrechtelijke zaken (burgerlijke zaken) (met betrekking tot onder andere
arbeidsrecht) moeten bij de rechtbank aanhangig worden gemaakt  je hebt verschillende
sectoren:
 Civiele sector, de bestuurssector en de strafsector.
 Dus alle individuele vorderingen op het terrein van het arbeidsrecht moeten bij de civiele
sector rechtbank worden ingesteld  deze civiele sector bestaat uit de;
 Gewone(civiele) rechter.
 De Kantonrechter: arbeidsgeschillen (vorderingen die op een arbeidsovereenkomst
betrekking hebben) worden door de kantonrechter besloten en moeten bij hem
aanhangig worden gemaakt  de hoogte van het gevorderde bedrag speelt geen enkele
rol  de kantonrechter is de absoluut bevoegde rechter;
 1 uitzondering: dat is de bestuurder van een naamloze of besloten vennootschap (nv
of bv)  deze bestuurder wordt ook statutair (een rechtspersoon die statuten,
grondregels, ten grondslag heeft) directeur genoemd.
 Geschillen tussen de bestuurder en de nv of bv waarvoor hij werkzaam is, worden
door de gewone civiele rechter beslist, mits het een vordering betreft van meer dan
€25.000 of waarbij het bedrag onbepaald is.
 Rechter in eerste aanleg: de rechter die als eerste absoluut bevoegd is om van een
geschil kennis te nemen  de rechter in eerste aanleg bij geschillen over de
arbeidsovereenkomst is dus de kantonrechter, en bij uitzondering de gewone civiele
rechter.
 Als 1 van de partijen het niet eens is met de beslissing van de rechter in eerste aanleg, kan
hoger beroep worden ingesteld;
 In alle civielrechtelijke geschillen (ook bij arbeidsovereenkomst) wordt hoger beroep bij
het gerechtshof ingesteld.
 Na hoger beroep kunnen partijen nog in cassatie gaan bij de hoge raad.
 Deze mogelijkheden van hoger beroep (bij het gerechtshof, Den Haag, Amsterdam, Den
Bosch en Arnhem/Leeuwarden) en cassatie (bij de hoge raad, Den haag) gelden ook voor
geschillentussen de bestuurder en zijn nv of bv.
 Een geschil bij de rechter dient als uitganspunt via een dagvaarding aanhangig te worden
gemaakt  maar door een nieuwe wetgeving wordt het een stuk goedkoper en
gemakkelijker om als werknemer je tot de rechter te wenden  het starten van een
juridische procedure begint steeds meer met een verzoekschrift.


 Nadat is vastgesteld dat de kantonrechter de rechter in eerste aanleg is om van een geschil
kennis te nemen is de vraag welke kantonrechter in welke plaats is den bevoegd?  er moet
worden gekeken naar welke kantonrechter relatief bevoegd is.
 Arrondissementen: een gebied voor 1 rechtbank in NL (we hebben er 11)  ieder
arrondissement is weer in 2 of meer kleinere regio’s verdeeld waarbinnen

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur anitaoosting16. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,59. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

73314 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€4,59
  • (0)
  Ajouter