Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting collegestof + literatuur Intro Internationale Betrekkingen €3,99   Ajouter au panier

Autre

Samenvatting collegestof + literatuur Intro Internationale Betrekkingen

1 vérifier
 512 vues  8 achats
  • Cours
  • Établissement

Een samenvatting van alle colleges en de literatuur van de Introductiecursus Internationale Betrekkingen. Ik heb hem gevolgd voor mijn hoofdrichting binnen Taal- en Cultuurstudies, maar de cursus is ook onderdeel van de minor International Studies.

Aperçu 3 sur 8  pages

  • 1 février 2015
  • 8
  • 2014/2015
  • Autre
  • Jacco pekelder

1  vérifier

review-writer-avatar

Par: marthijnfecunda • 8 année de cela

Traduit par Google

There are some misspellings and incorrect sentence structure, and the layout is not quite well done, but I have won a 6.8 for the exam using these summaries.

avatar-seller
PowerPoints hoor- en werkcolleges Intro Internationale
Betrekkingen uitgewerkt


Internationale Betrekkingen zijn diplomatieke, economische en culturele relaties tussen staten 
macht. Drie domeinen: buitenlandse politiek, binnenlandse machtsverhoudingen en het internationale
systeem.
IB gaat echter over veel meer dan alleen staten: - Instituties (diplomatie, volkenrecht,
internationale organisaties);
- Overig (niet statelijke organisaties, structurele
processen,
globalisering, intermestic: international en domestic)

In de geschiedenis zijn zeven periodes te onderscheiden waarin internationale systemen en
statenstelsels zich afwisselden: 1. Oertijd – 500 n.C.
- diplomatie, collectieve verdediging, machtsevenwicht.
- Perzische Rijk, China, India, Griekse stadsstaten/Hellenistische Rijk, Rome.
 500 n.C – 1648: Middeleeuwen.
- overgangsfase, moderne diplomatie, permanente vertegenwoordiging, kanselarijen.
- China en India wisselend grootmacht, opkomst Islam (kalifaten in Midden-Oosten en
Osmaanse Rijk in Turkije), Europa zwak (Heilig Roomse Rijk, Fa, Sp, GB).
 1648 – 1800: Moderne tijd.
- Opkomst moderne staat met Europa voorop door Westfaalse stelsel.
- Franse Revolutie zorgde voor nieuwe ideeën over vrijheid, recht en gelijkheid in politieke
debatten.
- Opkomst nationalisme.
 De 19e eeuw
- na het Congres van Wenen oprichting Europees Concert (Oostenrijk, GB, Fa, Pruisen, Ru)

- mondialisering Europese statenstelsel door koloniën
- vanaf 1877 begon het concert af te zwakken: Triple Alliance (Du, Oostenrijk en Italië),
Dual Alliance (Fa en Ru) and the Triple Entente (Ru, Fa en GB). Eigenlijk bipolair.
- verval van oude rijken en opkomst Verenigde Staten
 1914-1945: Wereldoorlogen.
- Na Eerste Wereldoorlog: League of Nations (supranationale organisatie die een einde moest
maken aan alle oorlogen)
- Na Tweede Wereldoorlog: oprichting VN, opkomst Verenigde Staten en Sovjet-Unie
- neergang Europa,
 1945 – 1991: de Koude Oorlog.
- Mondiale machtsstrijd tussen USA en USSR,
- Internationale instituties zoals de Verenigde Naties en de Europese Unie
- Mensenrechten, rechtsstaat, democratie.
 Na 1991. Zes regionale mogendheden, Europese spelregels?

1648: Vrede van Westfalen: einde Dertigjarige Oorlog, beëindigde een eeuw van oorlog om religie,
fundamentele breuk tussen kerk en staat.
 Moderne staten systeem: staten niet langer onderworpen aan religie of een hogere autoriteit
maar soeverein. Idee natiestaat. Staat: territorium + overheid. Natie: groep mensen die een
historisch verleden en culturele karakteristieken delen.
 Overheid en individuen worden beschermd door recht.
 Als een staat te machtig wordt mogen anderen zich verenigen in tijdelijke allianties zodat dat
‘the balance of power’ terugkomt  weinig oorlogen. Nu echter nieuwere betekenis aan
balance of power: niet alleen staten, maar ook organisaties moeten worden meegerekend
(VN, EU).
 Territoriale (= statelijke) soevereiniteit: Er werd vastgelegd hoe het territorium van deze
staten eruit zag, en over dit grondgebied verkreeg het staatshoofd soevereiniteit.
 Non-interventie: Staten spraken met elkaar af dat zij elkaars gebied niet zouden
interveniëren.


De veiligheid van elke staat is afhankelijk van de veiligheid van andere staten. Veiligheid is nu veel
meer dan alleen de bedreiging van andere staten, veiligheid als breed begrip.
 Veiligheidsdilemma: Oost-West in de Koude Oorlog
 Nieuw veiligheidsdilemma: Asymmetrische dreigingen door breder veiligheidsconcept
(door o.a. globalisering).

3 Analyseniveaus in de studie IB: 1. Individu (persoonlijkheid, percepties en keuzes);
2. Staat (regering, economie, belangengroepen, militaire
instituties);
3. Systeem (internationale organisaties, multinationals,
bondgenoot-

, en vijandschappen, regels en normen).

Theorieën in de studie van Internationale betrekkingen:
 Realisme: - wereld als anarchie
- staten en hun betrekkingen
- verandering in verdeling van macht tussen staten
- amorele afweging van nationale belangen
- Veiligheidsdilemma
Neorealisme: - structuur vormt gedrag
(structureel) - anarchie zorgt voor maximale macht (offensief realisme)
 Liberalisme - de wereld is een geordende anarchie
- Naast macht ook ideeën, waarden, cultuur, sociale identiteiten
- consensus zoekend
- coöperatief gedrag
- algemene vrede door internationale organisaties en recht
Klassiek: - mensen zijn van nature goed
- democratieën en vrede
- markt en vrijhandel
Neo- : - de staat wordt gevormd door veranderingen in het internationaal systeem
- verankering van de geest van samenwerking in internationale normen en
regels
 Neoconservatisme: - de mens en waarden bepalen de koers van de geschiedenis
 Neo-Marxism: - geschiedenis is de geschiedenis van klassenverdeling;
- wereldpolitiek is een wedstrijd tussen rijk en arm.
 Public Choice: - individuele staten verlangen naar macht voor betere economische
omstandigheden
- wereldpolitiek gaat om staten en hun relatie in de strijd naar dominantie
- individu’s en elites laten zich leiden door amorele rekenschappen
- wereldpolitiek is de strijd om macht en economisch vooruitgang
 Postmodernisme: - politieke acties worden bepaald door de manier waarop individu’s
en staten de realiteit
zien
 Kritische theorie: - hoe kunnen bestaande politieke relaties veranderd worden zodat
mensen vrij zijn?
 Sociaal : - sociale structuren vormen nationale belangen, identiteit, cultuur
etc.
constructivisme: - Macht en instituties steunen op waarden en overtuigingen van
de mensen
- wereldpolitiek is eigenlijk een soort ideeënstrijd
 Gender: - mannelijk vs. Vrouwelijk
- feminisme

Soorten oorlog:
 Preemptive strike: een oorlog begonnen om een dreigende vijandelijke aanval te
voorkomen, legaal.
 Preventive war: een oorlog beginnen om een lange termijnontwikkeling (groei van kracht
van een potentiële vijand) te stoppen om zo een toekomstige aanval te voorkomen, niet
legaal


Soevereiniteit: intern handig voor de bevolking, extern voor andere mogendheden
 Aspecten: territorium, gezag, erkenning, non-interventie.
 Echt soeverein? Collectieve veiligheid en andere internationale instituties zorgen o.a. voor
interventie. Ook: niet-statelijke actoren, federale staten en multi-level governance, handel-en
douane-unies, failed states.
 Probleem: niet-erkenning

Macht: het vermogen om anderen te laten doen wat jij wil door dwang (expliciet/manifest) of
overreding (impliciet).
 Machtsbronnen: 1. Economie (BBP en BNP) 5. Techniek en wetenschap
(onderwijs)
(hard power) 2. Geografie (omvang en ligging) 6. Militaire middelen (omvang,
samenstelling)
3. Demografie (omvang en kwaliteit) 7. Soft power
(aantrekkingskracht, interne
4. Natuurlijke hulpbronnen populariteit)
Smart power: combinatie van Hard en Soft power.

Instrumenten van buitenlands beleid
 Diplomatie: beïnvloeding d.m.v. voorstellen, onderhandelen, confronteren of bestraffen.
Nieuwe(re) context: diplomaten vs. Politici & Public Diplomacy: de noodzaak om

, standpunten van de staat door te geven aan de bevolking d.m.v. de media. Hierbij: spionage,
propaganda, ondermijning.
 Economische strategieën: - positief (hulp)
- negatief (sancties)
 Militaire druk en dwang: afschrikking, compellence (overreding), grootschalig militair
optreden. Gevaren: escalatie, wapenwedloop.

Leiders en leiderschap
 Grote mannen, leiders moeten in context gezien worden
 Waarden hebben een grote rol in leiderschap (een leider vecht voor bepaalde normen of
waarden of een leider zegt dat hij heerst namens God)
 Geen leider is rationeel: - affectieve vooroordelen (emotie)
- cognitieve vooroordelen (balans i.p.v. dissonantie,
spiegelbeeld denken,
historische analogieën)
- Mispercepties
Ook burgers zijn niet rationeel: groepsdenken (ja-knikkers).

Modellen voor besluitvorming:
 Rational actor: beschrijft de verschillende ‘stages’ in besluitvorming. Afgebakend probleem,
rankschikking doelen, overzicht alternatieve beleidsopties, afweging voor- en nadelen,
alternatieven vergeleken  duidelijke keuze. Kritiek: werkelijkheid of wens?
 Incremenalist model: besluitvorming is moeizaam door complexe bureaucratieeën.
Beperkingen van leider, entourage, mistig beeld van consequenties, kleine stappen 
* government/bureacratic model: besluiten zijn altijd compromissen van
verschillende
opvattingen;
* Organizational process model: besluitmakers besluiten volgens een vaste
richtlijn, daardoor zijn
de mogelijkheden beperkt.

Speltheorieën: technieken om situaties met strategische interacties tussen verschillende
beslissingsnemers te analyseren en de uitkomst te voorspellen:
 Zero-sum game: wat de ene partij wint, verliest de andere;
 Non-zero-sum game: iedereen kan winnen, gelijk spelen of verliezen;
 Chicken: Het principe is dat als in een conflict niemand toegeeft, dit voor iedereen nadelig is.
De spanning wordt opgeroepen door de vraag wie het eerst opgeeft bij het aangaan van een
gevaarlijke uitdaging;
 Prisoners dilemma: doe iets voor jezelf ervan uitgaande dat de ander niets heeft gedaan,
doe allebei wat en verlies allebei of doe allebei niets en verlies ook allebei;
 Stag hunt: samenwerken en zo meer krijgen (veiligheid) of alleen opereren en zo geen risico
lopen.

Het wereldsysteem: interactie geregeld door patronen en regels.
 Polariteit (aantrekking, afstoting) zorgt voor verschuivingen in macht:
- Bipolariteit: twee blokken (Koude Oorlog);
- Unipolariteit; hegemonie (VS nu);
- Multipolair: meerdere blokken (oude en nieuwe rivalen).

Recht bestaande uit:
 Gewoonterecht (customary/common law): ontwikkeld door gewoontes en gebruik, wordt
gevolgd door staten zonder uitdrukkelijk opgenomen te zijn in de officiële wetgeving.
 Wettenrecht (legislative/statutory law): wetten gecreëerd door een hoger orgaan of
bestuur (parlement).
Rule of law: geen individu of institutie kan boven de wet staan, we zijn allemaal gelijk voor de wet.
Oorsprong van recht: - natuurrecht: principes van goed en kwaad (God?);
- positief recht: procedures en regels (menselijk?), de staat moet
verhinderen dat andere
burgers jou schaden;
- negatief recht: de staat moet iedereen gelijk behandelen en rechten
geven.
 Mensenrechten: Rechten die ieder mens toekomen, waar ook ter wereld, om de eenvoudige
reden dat ze mens zijn: - Burgerlijke en politieke rechten (ook wel klassieke rechten)
(1966)
- Economische, sociale en culturele rechten (1966)
- Collectieve rechten (1981, 1986)
Mensenrechtennormen en -waarden zijn cultuur gerelateerd:
* Bepaalde gebruiken worden in andere culturen niet als schendingen van
mensenrechten ervaren
(bijv. vrouwenbesnijdenis of de doodstraf)

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur emmakeizer. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

72841 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€3,99  8x  vendu
  • (1)
  Ajouter