Media: Publiek en effecten
DEEL 1: Mediapubliek
Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1. Basisuitgangspunten (cfr. Teksten in reader)
1.1.1. Mediagebruik is (deels) selectief
We selecteren media(-inhouden) voor een stuk zelfbewust en stellen ons hieraan bloot.
o Bijvoorbeeld: De totstandkoming van het publiek (2 visies)
Actieve visie: Mensen selecteren en vermijden bewust bepaalde media-
inhouden.
Structurele visie: Er zijn een aantal factoren in bv. onze omgeving (bv. in de
winter zitten we meer binnen en kijken we meer TV) die ervoor zorgen dat
we worden blootgesteld aan media-inhouden zonder dat we daar in eerste
instantie zelf naar opzoek waren (bv. programmeringsstrategieën van TV-
zenders).
“Selective exposure” benaderingen (mensen kiezen bewust voor andere media-inhouden)
Uses and gratifications
Affectgebaseerde theorieën
o Hoe emoties ons kunnen leiden tot bepaald mediagebruik.
o Cfr. Mood Management Theory
Persoonlijkheidsfactoren
o “The big five” in de psychologie (extraversie, vriendelijkheid, emotionele stabiliteit,
ordelijkheid en openheid)
Sociologische factoren
o Bv. Geslacht, sociale klasse, … op welke manier gaan deze factoren ons sturen in ons
mediagebruik?
Wij gebruiken U&G als “overkoepelend” perspectief, waarbij ook andere theorieën
aansluiten.
Uses and gratifications
Pagina 1 van 94
, Uitleg grafiek
o Audience member Mensen die deel zijn van het media-publiek.
o Social and psychological origins Die mensen bevinden zich in een soort
sociale/psychologische context.
o Needs De contextuele elementen leiden tot bepaalde behoeftes.
o Expectation of Media Die behoeftes leiden tot bepaalde verwachtingen over hoe
die behoeftes kunnen vervuld worden door gebruik te maken van:
Media Media zelf.
Other sources Andere bronnen.
o Media exposure Die verwachtingen kunnen leiden tot media blootstelling, dit kan
op zijn beurt leiden tot:
Other consequences Andere gevolgen.
Need gratification Bevrediging van de noden die je hebt ervaren.
o Concreet voorbeeld:
Een alleenstaande, gepensioneerde persoon ervaart vooral eenzaamheid.
Hierdoor heeft hij/zij nood of behoefte aan sociale interactie. Deze behoefte
kan men proberen te bevredigen a.d.h.v. een fietsclub voor senioren (niet-
media-gerelateerde manier om die sociale behoefte te bevredigen) OF
a.d.h.v. (video)chats met anderen of a.d.h.v. soaps (media-gerelateerde
manier om sociale behoefte te bevredigen). Je behoefte kan dus worden
bevredigd a.d.h.v. deze methoden, maar het kan ook tot andere gevolgen
leiden, bv. het overmatig drankgebruik in de soaps kan leiden tot ongezochte
effecten, zoals het zelf zin krijgen om meer alcohol te consumeren.
Opmerking:
o U&G focust vooral op het actief selecteren van inhouden om behoeften te vervullen
(dat doel kan dan gehaald – “obtained” zijn of niet).
o Mensen zullen even “actief” dingen vermijden om cognitieve redenen (“cognitieve
dissonantie”) of emotionele redenen.
o Daarnaast is er soms ook onvrijwillige blootstelling/vermijding (cfr. cursus 1 e BA)
1.1.2. Media worden gebruikt om behoeften te bevredigen
Affectgerelateerde behoeften
Emotie = “… Biologically endowed processes that permit extremely quick appraisals of
situations and equally rapid preparedness to act…”
o Benadering bij studie emotie:
Dimensies (cfr. SEM), bv. Opwinding (arousal), richting (valence), dominantie
(dominance).
Voorbeeld: Kwaadheid wordt gekenmerkt door veel arousal,
negatieve emotie (want geassocieerd met agressie) (richting) en een
emotie die je plaatst in een dominante positie (dominance).
Concrete emoties: blijdschap, angst, kwaadheid, afkeer, verdriet (=
basisemoties)
Cfr. Self-Assessment Manikin (SAM-scale en Positive and Negative Affect
Scale (PANAS))
Pagina 2 van 94
, SAM-Scale
PANAS-Scale
Mood Management Through Communication Choices (Dolf Zillmann)
Originele uitgangangspunten
o Individuen zullen negatieve “mood states” proberen te
minimaliseren (cfr. downregulation) en positive “mood
states” proberen te bewaren of te maximaliseren door
gebruik te maken van media(inhouden).
o Belangrijke kenmerken van media(-inhouden) zijn daarom:
het “excitatory potential”, de “hedonic valence”, het
“absorbing potential” en de “semantic affinity of the media
content”
Excitatory potential In welke mate zijn media(-
inhouden) opwindend? (bv. Natuurdocu’s genereren
low arousal en actiefilms genereren high arousal)
Hedonic valence Gaat het over positieve of
negatieve inhouden? (bv. komische programma’s
zijn positief en gewelddadige films zijn negatief)
Absorbing potential In welke mate zijn media-
inhouden geschikt om je te transporteren/te zorgen
voor een hoge betrokkenheid?
Pagina 3 van 94
, Semantic affinity of the media content Waar gaat
de media-inhoud over en lijkt dat op de situatie
waarop je op dat moment zelf wordt
geconfronteerd? (bv. Stel je zit in een scheiding en je
ervaart hierbij zeer negatieve emoties, dan ga je het
niet zo leuk vinden om daar nogmaals aan herinnerd
te word in programma’s)
Later onderzoek
o Mensen willen niet altijd negatieve moods “downreguleren”
(bv. het kan soms “functioneel” zijn om aggressief te blijven
Voorbeeld: 9/11)
o Zelfs mensen in een “negatieve” mood, zullen soms naar
triestige liedjes luisteren, naar droevige films kijken, … (bv.
omdat hun emotieregulatiestijl niet gericht is op “avoidance”
– je kan je bv. ook beter gaan voelen als je ziet dat anderen
het nog slechter stellen – cfr. downward comparison)
o Mensen zijn niet alleen op zoek naar “hedonische” media-
ervaringen (plezier, “fun”, entertainment, …) maar ook naar
“eudaimonic” media-ervaringen (cfr. zingeving,
betekenisvolle ervaringen, …)
Gevoel = bewust ervaren emotie.
Mood = langdurend, niet gerelateerd aan een specifieke situatie (gemoedstoestand).
Affect = overkoepelende term
Informatiegerelateerde behoeften
Teruggrijpen naar het nieuws (bv. in Kranten) om bepaalde noden te bevredigen.
Sociale behoeften
Voorbeelden:
o Samen met vrienden naar F.R.I.E.N.D.S. kijken.
o Samen gamen.
o Applicatie ‘Die With Me’: een app waarmee je enkel kan chatten wanneer je telefoon
bijna leeg is.
Pagina 4 van 94