Studie van de Vertebraten en Algemene Anatomie van de Huisdieren
www.universitypress.be voor cursus
cursustekst fontsize. Puntgrootte 12 is leerstof, puntgrootte 10 geen leerstof
cursustekst nadruk: uitermate belangrijk kernwoord; zeer belangrijk kernwoord, belangrijk
kernwoord, (onbelangrijk woord)
Tekeningen afdrukken van Ufora + kennisclipjes bekijken
Prowise ProConnect app voor auditoriumlessen
http://connect.prowise.com
Zelfstudie Osteologie
Herkennen: diersoort, welk been?, links of rechts, aangeduid beenpunt (meest relevante)
Duid aan: beenpunt “X” op het bot dat je vast hebt, beenpunt “X” op een volledig skelet
Cursusnota’s (integreerd in voortbewegingsleer)
Practicumnota’s
Practiucum: wervels, schedel, voorbeen en achterbeen
Internetbronnen: http://intranet.vef.hr/3datlas/index.html
www.vin.com/gotyoucoverd --> anatomy in 3D
uitleendozen
1
,2
,Studie van de vertebraten en algemene anatomie van de huisdieren
Hoofdstuk 1: Leven
A. Wat is leven?
Het begrip ‘leven’ is moeilijk te verklaren en er bestaat dan ook geen definitie over.
Zelfstandig chemisch systeem, dat in staat is om te repliceren en dus onderhevig is aan evolutie!
Fundamentele kenmerken van een levend organisme:
- Zelfstandig chemisch systeem: levende organisme bestaan uit macromoleculen (= grote
complexe moleculen die omgebouwd zijn met basisbouwstenen (eenvoudige moleculen) die
aanwezig zijn in de omgeving. Enkel met behulp van chemische interacties kunnen
macromoleculen zich opbouwen met basisvormen in een levend organisme.
Macromoleculen op aarde zijn: vetten, eiwitten, nucleïnezuren (DNA / RNA) en koolhydraten
(vb.: suikers)
- Duidelijke organisatie van macromoleculen: de chemische compositie van het interne milieu is
anders dan dat van de omgeving en een levend organisme is instaat dat zo te houden. Dit heet
homeostase. De aanmaak van macromoleculen en het behoud van interne homeostase vereist
energie.
- Eigen metabolisme: dit zorgt ervoor dat levende organisme nutriënten uit de omgeving kan
omzetten tot energie.
- Interactie met omgeving: dit is nodig om de energie en de chemische bouwstenen op te nemen
en om restproducten kwijt te raken.
- Repliceren: in staat om zelf te groeien en zich te reproduceren.
o Erfelijke bron van informatie: ze beschikken over een genetische code zodat de
nakomelingen een vergelijkbare structuur en organisatie kennen als hun ouders.
o Evolutie: de genetische code kan kleine aanpassingen ondergaan over de generaties heen,
waardoor ze onderhevig zijn aan een evolutie.
B. Ontstaan van het leven
1. Condities voor het leven op aarde
Om leven op aarde mogelijk te maken zijn er enkele chemische en fysische basiscondities nodig die
aanwezig zijn op onze aarde.
a) Water
Een levend organisme bestaat voor 70% - 90% uit water. Water heeft enkele unieke eigenschappen:
- Uitstekend oplosmiddel voor verschillende moleculen, waardoor er biochemische reacties kunnen
plaatsvinden.
- Hoger warmtecapaciteit, wat dus betekend dat er veel energie nodig is om de temperatuur van
water te veranderen. Het is dus een ideale buffer tegen temperatuurschommelingen in de omgeving.
Water zorgt zowel voor een stabiel microklimaat in en rond het mechanisme, als voor een stabiel
klimaat ter hoogte van de aardkorst en de atmosfeer. De oceanen en hun specifieke stroming over
onze planneer functioneren als grote warmteregelaar die ons klimaat min of meer stabiel houdt.
- Uniek densiteit: de meeste stoffen hun hoogste densiteit is in vaste toestand, vast water (ijs) is
minder dens dan vloeibaar water. Bij water zal de vaste fractie boven de vloeibare waterkolom
drijven. Bij relatief diepe waterkolommen (= oceaan of vijver) krijgt het water vaak een isolerende
functie, waardoor de volledige waterkolom zeer traag of niet volledig bevriest. Hierdoor kunnen
organisme in de lagere vloeibare waterkolom overleven. Hierdoor is leven, ondanks ijstijden,
mogelijk gebleven op aarde.
3
, b) Koolstof, waterstof, stikstof, zuurstof, fosfor en zwavel
De 6 meest voorkomende elementen in de macromoleculen van levende organisme op aarde zijn
CHNOPS: koolstof (C), waterstof (H), stikstof (N), zuurstof (O), fosfor (P), zwavel (S)
Vooral koolstof speelt een belangrijke rol als bruggenbouwer tussen deze elementen.
Koolwaterstofverbindingen bestaand uit koolstofatomen (C), gebonden met zuurstof (O) en
waterstof (H) vormen de ruggengraat van de meeste macromoleculen die we in levende wezens
aantreffen. Koolwaterstofverbindingen vormen suikers, lipiden (vetten), aminozuren en
nucleïnezuren. Suikers en lipiden zijn opslagplaatsen van energie, maar kunnen ook structurele
eigenschappen hebben. Het celmembraan van alle levende cellen op aarde bestaan uit fosfolipiden.
Aminozuren zijn de basisbouwstenen van eiwitten met zeer diverse functies. Nucleïnezuren vormen
de basisbouwstenen voor DNA en RNA, maar ook als energiedragers.
c) Stabiel klimaat
Een relatief stabiel klimaat is belangrijk om de continuïteit van het leven te verzekeren. Vloeibaar
water vormt het basismedium voor leven, dit betekend dus dat leven een klimaat nodig heeft dat
zich tussen het vriespunt en het kookpunt van water bevindt. Hier zijn natuurlijk uitzonderingen in. Al
kunnen we na een invriezing niet meer echt van actief leven spreken. Ons stabiel klimaat wordt
verzekerd door de specifieke afstand van de aarde tot de zon, door de aardatmosfeer en de oceanen
die extreme temperatuurschommelingen opvangen.
d) Energie
Actief leven kan niet bestaan zonder een continue bron van energie. Deze energie is nodig om het
metabolisme te ondersteunen. In de huidige biosfeer is zonne-energie de belangrijkste bron van
energie, maar de energiebron van het eerste leven zal chemisch van aard geweest zijn. Zo denkt men
dat zwavelverbindingen een belangrijke energiebron vormden voor het eerste leven op aarde.
2. Ontstaan van leven
Zo’n 4.6 miljard jaar geleden is onze planeet ontstaan uit gas, stof en puin die samentrokken tot een
gloeiend hete bol. Deze begon stelselmatig af te koelen en er ontstond een aardkorst met oceanen,
zeeën en landmassa’s. Hierna zou leven ontstaan zijn.
- Eerst zouden er organische verbindingen gevormd werden
- Daarna werd er een membraanstructuur gevormd
- Ten slotte ontstonden er informatiedragers die erfelijke informatie kunne doorgeven
a) Abiogenese: aanmaak van organische moleculen als bouwstenen voor het eerste leven
Men schat dat de aardatmosfeer ongeveer 3.9 miljard jaar geleden vooral bestond uit stikstof,
koolstofdioxide en in mindere mate uit koolstofmonoxide, ammoniak en methaan. Uit deze
eenvoudige chemische verbindingen kon echter onmogelijk een complexe levensvorm ontstaan. Er
moesten dus complexere organische verbindingen ontstaan als bouwstenen voor toekomstig leven.
In vroege oceanen en/of atmosfeer vermoed men dat er eenvoudige organische verbindingen tot
stand zijn gekomen in afwezigheid van levende organisme. Dit proces heet abiogenese.
Sinds 1953 hebben verschillende experimenten aangetoond dat abiogenese inderdaad in staat is om
de belangrijkste organische bouwstenen voor levende organismen te maken. Het geeft zelfs
aanleiding tot relatief grote macromoleculen, zoals eenvoudige RNA polymeren. Men weet wel niet
welke energiebron hiervoor precies belangrijk was.
4