Samenvatting kwantitatieve methoden voor bedrijfskunde
Module 1 - Inleiding tot de statistiek
Kwantitatieve onderzoeksmethoden = een set van tools en technieken die gebruikt wordt voor het
beschrijven, organiseren en interpreteren van informatie of gegevens.
Er ontstaat variatie rond het gemiddelde.
Onderzoeksproces
>> Theorie: een uitleg of set van principes die een breed fenomeen verklaart en die goed
onderbouwd is door herhaaldelijk te zijn getest.
>> Populatie: een theoretische groep waarover je conclusies wilt trekken Voorbeeld: alle potentiële
klanten.
>> Steekproef = een kleinere set van entiteiten uit een populatie.
>> Hypothese: een vooropgestelde verklaring voor een vrij beperkt fenomeen of reeks
waarnemingen (geen gok, maar geïnformeerde poging). Vaak een eng fenomeen die nog niet
vaak zijn getest.
>> Dataset = verzameling van gegevens die op een bepaalde manier aan elkaar gekoppeld zijn.
Spreadsheat met variabelen als kolommen en cases als rijen.
>> Case/observatie: De gegevens uit één bron van één of meerdere variabelen (weergegeven als rij).
>> Variabele: Alles dat kan worden gemeten en dat kan verschillen (of veranderen of variëren)
tussen entiteiten of in de tijd (weergegeven als kolom).
1
, • Kwalitatief (categorisch)
>> Binaire of dichotome variabelen
Vb. Man/vrouw, Ja/nee, Dood/levend
o Nominaal = je kan de data niet rangschikken
Vb. geslacht, chocoladesoort, kleur
o Ordinaal = ze hebben een betekenisvolle waarde
Vb. olympische medailles, tevredenheid
• Kwantitatief (scale): je kan hiermee berekeningen doen
Vb. Leeftijd, gewicht
o Interval = geordende categorieën + gelijke intervallen (geen nulpunt)
Vb. kalenderjaren, temperaturen
o Ratio = geordende categorieën + gelijke intervallen + zinvol zijn (=nulpunt hebben)
Vb. gewicht, leeftijd, lengte, behaalde punten
• Discreet = een eindig aantal verschillende gehele waarden
Kunnen vervagen
→ Worden verkregen door te tellen
→ Kwalitatieve waarden zijn altijd discreet!
Vb. 18/19/20 studenten, niet 19,8 studenten
• Continu = een oneindig aantal komma getallen
→ Waarden kunnen niet worden geteld
Vb. leeftijd, temperatuur
• Direct meetbare variabelen
Vb. lengte, gewicht, leeftijd
• Indirect meetbare variabelen
Vb. depressie, angst, geluk
>> Constructen zijn kenmerken of eigenschappen die niet direct kunnen worden gemeten,
zoals klanttevredenheid.
>> Om deze te kunnen meten heb je operationele definities nodig van die constructen, deze
gaan antwoorden geven op de vragen.
Oefening
VARIABELE KWALITATIEF/KWANTITATIEF? MEETNIVEAU? CONTINU/DISCREET?
WINKEL kwalitatief Nominaal Discreet
Q1 Kwalitatief/kwantitatief Ordinaal/interval Discreet
Q2 Kwantitatief Ratio Discreet
Q3 Kwalitatief Nominaal Discreet
Winkel: A, B, C of D
Q1: Score van 1 tot 5
Q2: Aantal winkelbezoeken
Q3: Ja of nee
2
, • Voorspellende variabele
→ Onafhankelijke variabele
→ Verklarende variabele
• Uitkomstvariabele
→ afhankelijke variabele
→ verklaarde variabele
De onafhankelijke variabele heeft invloed op de afhankelijke variabele en gaat deze vooraf!
Oefening
1. De verkoop van een product kan worden voorspeld door gebruik te maken van de relatie
tussen de verkoop en het bedrag aan reclame-uitgaven.
→ Afhankelijke variabele = verkoop
→ Onafhankelijke variabele = reclame-uitgaven
2. De prestaties van een werknemer op een job kunnen worden voorspeld door gebruik te
maken van de relatie tussen prestaties en een reeks attitudetesten.
→ Afhankelijke variabele = prestaties
→ Onafhankelijke variabele = attitude
Een populatie kan allerlei zijn, mensen, katten, huizen, …
→ een steekproef is een deel van die populatie die gebruikt wordt voor onderzoek
Statistiek = een waarde die de steekproef beschrijft, het vat de steekproef samen.
→ Deze gegevens zijn een schatting van de populatie
Parameter = een waarde binnen de populatie (enkel en alleen een schatting op basis van de
steekproef), het vat de populatie samen.
Een eenvoudig willekeurige steekproef (= simple random sampling) is bedoelt om de
representativiteit van je steekproef na te gaan.
Steekproefvertekening (= sample bias) = vertekening die wordt veroorzaakt door het kiezen van
niet-willekeurige gegevens voor analyses.
→ Ontstaat door een fout in het steekproefselectieproces waarbij gegevens systematisch uitgesloten
worden door kenmerken.
Steekproefvariatie (= sample variation) = verschillende steekproeven
Steekproeffout (= sample error) is vaak groter als je een kleine steekproef hebt. Dit kan je nooit
vermijden ook al heb je een brede steekproef.
Verschillende kleine steekproeven ≠ 1 grote steekproef
3 benaderingen om gegevens te verzamelen
• Observationele/correlationele onderzoek (1 populatie)
→ Je onderzoekt iets dat van nature in de wereld gebeurt, je moeit je niet als onderzoeker
→ Het geeft ons een heel natuurlijk beeld van de vraag die we onderzoeken omdat we geen
invloed hebben op wat er gebeurd.
→ Het zegt ons niets over het feit dat de ene variabele de andere veroorzaakt (=causaliteit)
3