Onderzoeksmethodologie
1. Onderzoeksoriëntatie en -design
Introductie
Naarmate organisaties/individuen een steeds grotere en complexere hoeveelheid informatie
proberen op te vangen, nemen de vaardigheden toe die nodig zijn om de validiteit en
betrouwbaarheid van de resultaten te beoordelen.
Literatuur: Job-tevredenheid
Karasek & Theorell: de eisen van de job en de mate waarin je controle hebt over je eigen
activiteiten bepalen samen hoe stressvol een job is. De jobs waar veel vraag naar is, maar die
weinig controle bieden zijn zwaar belastend en brengen een verhoogd risico op
arbeidsontevredenheid, stress en burn-out met zich mee.
Onderzoek om de relatie tussen functiekenmerken en arbeidstevredenheid in alle Belgische
banken te meten.
Verschillende obstakels bij dit onderzoek:
Ø De verschillende onderzoeksinstituten gingen opzoek naar compromissen om tot 1
schaal te komen die gebruikt zou worden in de vragenlijst.
Ø Problemen met de vragenlijsten: taal, verzameling, controle etc.
Ø Betrouwbaarheid verhogen door: controle op dubbele of foute invoer, filters,
ontbrekende cellen etc.
Ø Het bepalen van de minimale drempel voor de analyse en rapportage.
Literatuur: Tijdelijke organisaties
TO = een groep organisaties die samenwerken aan de uitvoering van een gezamenlijke taak
waarbij de duur van de samenwerking expliciet wordt bepaald (datum, doelstelling)
Er waren 3 methodologische problemen die moesten worden opgelost:
Ø Er is geen steekproefkader van TO's, dus hoe kunnen deze worden bereikt?
Ø Hoe bestudeer je organisaties in de tijd als ze per definitie slechts tijdelijk bestaan?
Ø Hoe kunt u na het ontwikkelen van een vragenlijst ervoor zorgen dat deze de juiste
respondent bereikt? En wie is de geschikte respondent binnen TO's?
Oplossingen hiervoor:
Ø In gang zetten van een tweefasig onderzoeksontwerp waarbij de focus ligt op KMO’s.
Ø Overschakelen van een longitudinaal ontwerp naar een herhaald dwarsdoorsnede
ontwerp, in een poging om de tijd tussen de dataverzameling op KMO-niveau en TO-
niveau te verkorten om zo een grotere groep TO's op te sporen.
Ø Op KMO-niveau was de vragenlijst gericht aan de CEO. De 'vertegenwoordiger' werd
daarna benaderd voor vragen over de eigenlijke TO.
1
,Research design
Deductie, inductie, abductie, fenomenalisme
De deductieve en inductieve benadering zijn manieren om theorie te relateren aan
empirische waarnemingen.
Ø Deductieve benadering: algemeen naar details, beginnen met een probleem in de
literatuur/bestaande kennis en vervolgens onderzoek opzetten om het op te lossen.
Je gebruikt een theorie om je hypothese te formuleren. De conclusie is gegarandeerd
waar.
Ø Inductieve benadering: details naar algemeen, vertrekken van data waarin we
patronen zoeken om zo een theorie te formuleren. De conclusie is waarschijnlijk
waar.
Ø Abductieve benadering: het vinden van de eenvoudigste en meest waarschijnlijke
verklaring voor de waarnemingen. We vertrekken vanuit twijfel. De conclusie is de
beste gok.
Ø Fenomenalisme: alleen fenomenen m.a.w. kennis die door de zintuigen wordt
bevestigd, kunnen echt als kennis worden gegarandeerd.
Paradigma’s en onderzoeksmethoden
De twee belangrijkste paradigma's zijn interpretivisme en positivisme.
Ø Positivisten zijn bezorgd dat de sociale wetenschap op een wetenschappelijke manier
wordt uitgevoerd en moeten daarom sociale feiten analyseren.
o Deductie, inductie, fenomenalisme
Ø Interpretivisten daarentegen zijn op zoek naar betekenissen en motieven achter het
handelen van mensen, zoals gedrag of interactie met anderen. Sociale
wetenschappers moeten de subjectieve betekenis van sociale actie begrijpen.
Daarnaast is er ook nog het realisme:
Natuur- en sociale wetenschappen zouden dezelfde aanpak moeten hanteren (~
positivisme).
Ø Empirisch realisme: de realiteit kan worden begrepen door het gebruik van geschikte
methoden.
2
, Ø Kritisch realisme: identificeer structuren die gebeurtenissen en discours genereren.
Structuren die niet spontaan zichtbaar zijn in de waarnemingen, kunnen alleen
worden geïdentificeerd d.m.v. het praktische en theoretische werk.
Grondleggers:
Simon: bounded rationality = wij zijn niet in staat volledig rationeel te zijn, omdat ons
brein assumpties maakt doordat wij niet alles opnieuw in vraag stellen.
Popper: empirical falsification = als je een hypothese hebt, moet je bewust opzoek
gaan naar zaken die uw hypothesen kunnen falsifiëren.
Kuhn: "Een nieuwe wetenschappelijke waarheid zegeviert niet door haar
tegenstanders te overtuigen en hen het licht te laten zien, maar omdat haar
tegenstanders uiteindelijk sterven, en een nieuwe generatie opgroeit die er
vertrouwd mee is."
Waarden
Kan op alle delen of op een deel van het maatschappelijk onderzoek vooringenomenheid
teweegbrengen (vb. keuze van onderzoeksgebied en -methoden, formulering van de
onderzoeksvraag, conclusies etc.) Door uw waarden kan je sympathie of antipathie voor iets
krijgen, waardoor je een verwrongen kijk op de werkelijkheid kan krijgen.
Fundamenteel versus toegepast onderzoek
In het fundamenteel onderzoek is de ruimte om nieuwe kennis of inzichten te creëren,
onderverdeeld in disciplines met specifieke theorieën en methoden (vb. marketing,
strategie, logistiek). In toegepast onderzoek is de scope meer gericht op het ontwikkelen van
inzichten die nuttig en toepasbaar zijn in alledaagse (management)settings, ongeacht hun
bijdrage aan de wetenschap.
Methodologie = wetenschap die zich bezighoudt met foutenbronnen/bias. Een volledig
foutenvrij onderzoek bestaat niet, je kan de fouten wel limiteren.
Research template (Turtle)
Een probleemstelling = het onderwerp dat u wilt behandelen, onderzoeken of bestuderen.
Het is de focus/reden om uw onderzoek te doen. Typische elementen die beschreven
moeten worden in de probleemstelling zijn:
Ø Wat is het probleem? Wie heeft het probleem?
Ø Welke vorm kan de oplossing hebben?
Ø Wat zijn de reikwijdte en beperkingen (in tijd, geld, middelen, technologieën) die
gebruikt kunnen worden om het probleem op te lossen?
De onderzoeksvraag = wat je wilt/moet onderzoeken. Een goed geschreven onderzoeksvraag
zal licht werpen op de juiste onderzoeksmethoden (vb. de beoogde acties van de variabelen
en hoe deze gemeten zouden kunnen worden).
Ø “The fox knows many things but the hedgehog knows one big thing”: selecteer een
klein topic en werk in de diepte ( egel)
3