Samenvatting Handboek jeugdbeleid en jeugdhulp, ISBN: 9789088507229 Jeugdhulp, Jeugdbescherming En -reclassering Viaa leerdoelen
68 vues 1 fois vendu
Cours
Jeugdhulp, Jeugdbescherming En -reclassering
Établissement
Hogeschool Viaa (Viaa)
Book
Lokaal Jeugdbeleid en Jeugdhulp
Dit zijn alle uitgewerkte leerdoelen (Viaa) voor het vak Jeugdhulp, jeugdbescherming en -reclassering op Hogeschool Viaa, leerjaar 2.
Verschillende hoofdstukken van psychiatrie voor de sociaal werker komen terug, Mens en recht en de Jeugdhulp richtlijnen.
Samenvatting Handboek jeugdbeleid en jeugdhulp, ISBN: 9789088507229 Beleid En Organisatie Van Onderwijs En Hulpverlening. Hoofdstuk 1, 5, 6, 7, 8 en 10.
Samenvatting Jeugdhulp en Jeugdbeleid
Tout pour ce livre (3)
École, étude et sujet
Hogeschool Viaa (Viaa)
Social Work
Jeugdhulp, Jeugdbescherming En -reclassering
Tous les documents sur ce sujet (4)
Vendeur
S'abonner
quintyzs02
Avis reçus
Aperçu du contenu
,Inhoud
Complexe gezinnen................................................................................................................................6
1a1 De student kan een omschrijving geven van het begrip 'multiprobleemgezin'.....................6
1a2 De student kan de termen 'multidimensionaal' en 'multicausaal' in relatie tot
multiprobleemgezinnen uitleggen...............................................................................................6
1a3 De student kan de verschillende aspecten van werken met het gezinsplan beschrijven......6
1a4 De student kan de term 'goed genoeg ouderschap' omschrijven..........................................7
1a5 De student kan benoemen welke domeinen en bijbehorende dimensies een rol spelen bij
het kunnen beoordelen van 'goed genoeg ouderschap'..............................................................8
1a6 De student kan het beoordelingskader voor 'goed genoeg ouderschap' beschrijven...........8
1a7 De student kan de rol van de hulpverlener van multiprobleemgezinnen beschrijven...........8
1a8 De student kan benoemen welke houding en competenties een hulpverlener van
multiprobleem gezinnen nodig heeft...........................................................................................9
1a9 De student kan beschrijven op welke wijze hij hulp kan bieden aan
multiprobleemgezinnen; wat werkt en welke interventies kunnen worden ingezet?..................9
Psychopathologie Autisme...................................................................................................................10
2a1 De student kan benoemen wat het verschil is tussen de DSM-IV en de DSM-V in het
diagnosticeren van autisme........................................................................................................10
2a2 De student kan benoemen op welke wijze autisme invloed kan hebben op de verschillende
levensgebieden..........................................................................................................................10
2a3 De student kan benoemen wat de kern is van de drie belangrijkste verklaringsmodellen
van autisme; ToM, Centrale Coherentie en Executieve Functies................................................11
2a4 De student kan benoemen wat het verschil is tussen begeleiding, training en behandeling.
...................................................................................................................................................12
2a5 De student kan benoemen welke mogelijkheden voor begeleiding er zijn voor iemand met
autisme.......................................................................................................................................12
2a6 De student kan benoemen welke mogelijkheden tot behandeling er zijn voor iemand met
autisme.......................................................................................................................................12
Psychopathologie – Gedragsstoornissen..........................................................................................13
2b1 De student kan de kenmerken beschrijven van OOS en de normoverschrijdend-
gedragsstoornis..........................................................................................................................13
2b2 De student kan het verschil en de samenhang tussen OOS en de normoverschrijdend-
gedragsstoornis beschrijven.......................................................................................................13
2b3 De student kan beschrijven welke factoren een rol kunnen spelen bij het ontstaan van OOS
en de normoverschrijdend-gedragsstoornis...............................................................................14
, 2b4 De student kan beschrijven wanneer gesproken kan worden van OOS en de
normoverschrijdend-gedragsstoornis........................................................................................14
2b5 De student kan beschrijven welke behandelmogelijkheden er zijn voor kinderen met OOS
en de normoverschrijdend-gedragsstoornis...............................................................................16
2b6 De student kan beschrijven welke begeleiding kinderen met OOS en de
normoverschrijdend-gedragsstoornis nodig hebben..................................................................16
Psychopathologie – LVB....................................................................................................................17
2c1 De student kan benoemen wat de kenmerken of criteria zijn voor kinderen met een
verstandelijke beperking............................................................................................................17
2c2 De student kan een Licht Verstandelijke Beperking omschrijven aan de hand van criteria.17
2c3 De student kan benoemen op grond van welke factoren de indeling licht, matig, ernstig en
zeer ernstig kan worden bepaald...............................................................................................18
2c4 De student kan benoemen met welke stoornissen een verstandelijke beperking kan
samengaan.................................................................................................................................18
2c5 De student kan benoemen voor welke andere stoornissen cliënten met een LVB extra
gevoelig zijn................................................................................................................................19
2c6 De student kan verklaren waarom specifieke stoornissen vaak voor komen bij cliënten met
een LVB.......................................................................................................................................19
2c7 De student kan benoemen wat de specifieke kwetsbaarheid van cliënten met een LVB....19
2c6 De student kan benoemen welke begeleiding cliënten met een LVB nodig hebben en wat
dit vraagt van de hulpverleners..................................................................................................20
Familie- en jeugdrecht..........................................................................................................................21
3a1 De student kan de verschillende samenlevingsvormen beschrijven....................................21
3a2 De student kan beschrijven wie de cliënt is in juridische zin...............................................22
3a3 de student kan beschrijven wie de ouder in juridische zin..................................................22
3a2 De student kan de verschillende aspecten van het ouderlijk gezag beschrijven.................22
Kinderbeschermingsmaatregelen.....................................................................................................24
3b1 De student kan de verschillende kinderbeschermingsmaatregelen benoemen en de
juridische betekenis daarvan uitleggen......................................................................................24
Jeugdbescherming................................................................................................................................26
4a1 De student kan beschrijven op welke wijze de kinderbeschermingsmaatregelen kunnen
worden toegepast in de praktijk.................................................................................................26
4a2 De student kan beschrijven wie er betrokken kunnen zijn bij de verschillende
kinderbeschermingsmaatregelen...............................................................................................26
4a3 De student kan het verschil tussen preventieve bescherming jeugdbeschermingen en
drang beschrijven.......................................................................................................................27
,Residentiele setting..........................................................................................................................27
4b1 De student kan beschrijven op welke wijze de besluitvorming plaatsvindt rond een
uithuisplaatsing..........................................................................................................................27
4b2 De student kan beschrijven welke interventies kunnen worden ingezet om uithuisplaatsing
te voorkomen.............................................................................................................................27
4b3 De student kan beschrijven op welke wijze de ouders worden betrokken bij het
uithuisplaatsing- proces.............................................................................................................28
4b4 De student kan beschrijven op welke wijze een uithuisplaatsing en de terugplaatsing wordt
begeleid......................................................................................................................................28
4b5 De student kan beschrijven op welke wijze de veiligheid van het kind in een residentiele
instelling kan worden geborgd...................................................................................................29
4b6 De student kan beschrijven wat een crisis is en hoe die ontstaat.......................................29
4b7 De student kan beschrijven een crisissituatie te beoordelen en een vervolg te geven.......29
4b8 De student kan beschrijven welke beschermings- en risicofactoren een rol spelen bij een
pleegzorgplaatsing.....................................................................................................................30
4b9 De student kan beschrijven wat belangrijk is voor het volgen van het kind om problemen
tijdig te voorkomen....................................................................................................................31
4b10 De student kan beschrijven hoe pleegouders worden begeleid........................................31
4b11 De student kan beschrijven welke interventies er ingezet kunnen worden bij specifieke
problemen van pleegkinderen...................................................................................................31
4b12 De student kan beschrijven op welke wijze de samenwerking met ouders, pleegkind,
pleegouders en professionals geïnitieerd en ondersteund kan worden....................................32
Jeugdreclassering.............................................................................................................................33
4c1 De student kan benoemen wat jeugdreclassering inhoudt.................................................33
4c2 De student kan benoemen welke werkzaamheden een jeugdprofessional bij de
jeugdreclassering uitvoert..........................................................................................................33
4c3 de student kan benoemen wat jeugdreclasseringsmaatregelen zijn en wat zij inhouden...33
4c4 De student kan benoemen welke rol de politie, leerplichtambtenaar, Halt, Raad voor de
Kinderbescherming, Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, Officier
van justitie van Openbaar Ministerie, Kinderrechter, Justitiële Jeugdinrichting en
Jeugdreclassering gecertificeerde instellingen zij spelen bij Jeugdreclassering en wat zij beogen
...................................................................................................................................................34
Criminologie.....................................................................................................................................38
4d1 De student kan benoemen wat kenmerken zijn van problematische jeugdgroepen..........38
4d2 De student kan benoemen wat de relatie is tussen problematische jeugdgroepen en
criminaliteit................................................................................................................................38
, 4d3 De student kan benoemen op welke wijze intergenerationele overdracht van criminaliteit
een rol speelt..............................................................................................................................38
4d4 De student kan benoemen welke factoren een rol spelen bij recidive van
zedendelinquenten....................................................................................................................39
Beroepsstandaarden; Beroepscode en Richtlijnen...............................................................................40
5a1 De student kan benoemen wat de ‘Beroepscode Jeugd-en gezinsprofessional is...............40
5a2 De student kan benoemen wat het nut is van de beroepscode..........................................40
5a3 De student kan de kernwaarden van de Jeugd-en gezinsprofessional benoemen..............40
5a4 De student kan benoemen wat die kernwaarden vragen aan beroepshoudingsaspecten. .40
5a5 De student kan benoemen welke dilemma’s er kunnen zijn voor een professional wanneer
er sprake is van botsende belangen...........................................................................................41
5a6 De student kan beschrijven waarom en waartoe de Richtlijnen jeugdhulp zijn opgesteld..41
Tuchtrecht........................................................................................................................................42
5b1De student kan het doel van het tuchtrecht beschrijven.....................................................42
5b2 De student kan beschrijven welke stappen er genomen worden nadat er een klacht is.....42
5b3 De student kan beschrijven welke tuchtmaatregelen er zijn en wat ze inhouden..............42
AVG...................................................................................................................................................43
5c1 De student kan beschrijven welke regels er gelden bij het opstellen en bijhouden van het
dossier........................................................................................................................................43
5c2 De student kan beschrijven welke regels er zijn met betrekking tot geheimhouding..........43
5c3 De student kan beschrijven welke regels er zijn met betrekking tot gegevensverwerking en
gegevensuitwisseling..................................................................................................................43
5c4 De student kan beschrijven welke regels er zijn met betrekking tot privacy en in het
bijzonder tot de privacy in de jeugdhulp....................................................................................43
, Complexe gezinnen
1a1 De student kan een omschrijving geven van het begrip
'multiprobleemgezin'.
Een multiprobleemgezin is een gezin van minimaal één ouder en één kind dat langdurig kampt met
een combinatie van sociaal-economische en psychosociale problemen. De betrokken hulpverleners
vinden dat het gezin weerbarstig is voor hulp.
1a2 De student kan de termen 'multidimensionaal' en 'multicausaal' in
relatie tot multiprobleemgezinnen uitleggen
Problemen zij multidimensionaal:
Multiprobleemgezinnen hebben verschillende kenmerken en problemen die tegelijkertijd in
verschillende domeinen in het gezin en in de leefsituatie rond het gezin spelen (psychosociaal,
economisch etc)
En problemen zijn multicausaal:
Deze problemen beïnvloeden elkaar op een lastig te achterhalen manier. Er is geen sprake van een
duidelijk patroon van oorzaak en gevolg, de pro/blemen en kenmerken beïnvloeden elkaar over en
weer op de verschillende niveaus (problemen van gezinsleden, tussen gezinsleden onderling, tussen
gezinsleden en de omgeving, en tussen het gezin en de hulpverlening). Bovendien versterken de
problemen en kenmerken elkaar: ze houden elkaar in stand en lokken elkaar uit.
1a3 De student kan de verschillende aspecten van werken met het
gezinsplan beschrijven
Wat zijn kenmerken van het gezinsplan?
1. Het gezin krijgt een vast hulpverlener die ondersteunt bij het opstellen van het gezinsplan
2. Het plan is integraal: het bevat de verschillende domeinen waar het gezin problemen heeft.
Hierdoor worden de problemen in samenhang bezien en aangepakt. Een veiligheidsplan
maakt ook onderdeel hiervan uit.
3. Het plan bestaat uit een beperkt aantal concrete doelen, acties voor alle betrokkenen en
termijnen
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur quintyzs02. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,89. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.