SAMENVATTING POLITIEKE COMMUNICATIE
HOOFDSTUK 1: Introductie
1. Wat is politieke communicatie?
Graber (2005):
Het opstellen, verzenden, ontvangen en verwerken van berichten die een belangrijke directe of indirecte
invloed op de politiek kunnen hebben. De afzender of ontvanger kan een politicus, een journalist, een lid van
een belangengroep of een burger zijn.
Chaffee (1975):
Politieke communicatie gaat over de rol van communicatie in het politieke proces.
Politieke communicatie – bezorgdheden
- Afnemend aanbod van politieke informatie
- Afnemende kwaliteit van het nieuws
- Toenemende mediaconcentratie en afnemende diversiteit van het nieuws.
- Toenemende fragmentatie en polarisatie
- Toenemend relativisme
- Toenemende ongelijkheid in politieke kennis.
2. 7 stellingen – observaties
4. Politieke communicatie raakt de kern van politieke wetenschappen Democratie.
Persvrijheid in landen
- Geen absolute persvrijheid in de VS.
- Score voor democratie
Journalistiek en persvrijheid komen onder druk.
- Midden Jaren 80 had je het idee dat er evenveel democratieën waren, dan geen democratieën.
Democratie zou het dominante regime worden en alle landen zouden daar naartoe groeien.
- Arabische Lente in 2011 – teleurstellende evolutie, autoritaire regimes meer macht gegrepen. Meer en
meer beperkingen, ook landen dichter bij ons, Europa.
5. Ongenoegen over media is van alle tijden.
Bart De Wever – “Mijn teleurstelling in klassieke media is groot. De media hebben een gigantisch probleem.
Geen hond gelooft ze nog. Mochten ze buiten komen, ze zouden het zelf vaststellen.”
Schouppe – “Het debat is veel te weinig inhoudelijk. De man wordt gespeeld, niet de bal. ... de media, en zeker
de audiovisuele, spelen daarin een belangrijke rol.”
1
, 6. Objectief nieuws bestaat niet
Het kan dat verschillende kranten een ander aspect uitlichen, maar beide wel feitelijk zijn.
7. Politieke macht van de media wordt overschat
9/10 parlementsleden was het eens met de stelling dat massamedia te veel macht hebben. 1/3de van de
journalisten was het hier me eens.
8. Media invloed = empirische vraag
Wetenschappelijk debat tussen minimaal effect hypothesis en power mass media.
Uitdaging:
- Alomtegenwoordigheid van media
- Mediatisering: politiek past zich aan
6. Politieke communicatie = systeem gevoelig
‘Political media system’.
Wantrouwen is de norm. Beginnen ook wetenschap te wantrouwen. Geen vertrouwen in onderzoeken van
hogescholen den universiteiten.
7. Nieuwe media = geen politieke communicatie revolutie, maar evolutie
Cyber optimisme cyber realisme.
Mensen die betaald worden om positieve comments te geven op de overheid. In China word je hiervoor
betaald, in dienst van het regime. Om het debat op sociale media in een bepaalde richting te sturen.
Idee dat we leven in een onlinewereld, een soort filter bubbel die onze bestaande ideeën, mening versterkt.
Niet meer bewust, kijken of luisteren naar mensen met een andere mening.
3. Founding fathers
Retoriek, stem nodig. Retorische technieken om mensen te overtuigen.
Walter Lippmann – Publieke opinie. De wereld buiten en de beelden in ons hoofd.
Paul Lazersfeld – Stelde vast dat de media opvallend weinig invlied had. Identificeerde hen meer met een partij.
4. Theorieën
- Normatieve theorieën over (democratische) rol media
- Theorieën over nieuwsproductie
- Media-effect-theorieën
- Informatieverwerking
- Mediatisering van de politiek
- Politieke agenda-setting
Model om ernaar te kijken. Gaat uit van 4 dimensies.
Media zijn doorheen de jaren, politiek onafhankelijk geworden in het westen. Dat maakt dat de media zelf hun
format en inhoud bepalen. Vierde dimensie, dat politici zich gaat aanpassen aan de media en haar logica. 4
fases zijn niet volledig vervult, maar het denkkader.
5. Methoden
Kwantitatief versus kwalitatief
Kwantitatief
- Inhoudsanalyse
- Surveyonderzoek
- Experiment
Kwalitatief
2
, - Kwalitatieve Inhoudsanalyse (bv. Discoursanalyse)
- Diepte-interviews
- Participerende observatie/etnografie
- Focusgroepen
HOOFDSTUK 2: Politiek nieuws
1. Mediatisering
Eerste dimensie: media zijn de belangrijkste bron van informatie.
Tweede dimensie: Media zijn politiek onafhankelijk.
Derde dimensie: Media bepalen zelf hun format en inhoud.
Vierde dimensie: Politieke actoren en processen passen zich aan de media en haar logica aan.
Eerste fase van mediatisering - media zijn de belangrijkste bron van
informatie.
Is in België aan de eerste fase voldaan? Ja.
Aanbodzijde: stijging hoeveelheid nieuws en duiding.
Vraagzijde: burgers leren vooral over politiek via massamedia.
Tweede fase van mediatisering - Media zijn politiek onafhankelijk.
Van politieke logica naar medialogica.
- Partijdige logica – geschiedenis kranten
- Partijlogica – geschiedenis omroep
Kranten van parijdige logica
Verzuild krantenlandschap.
- Kranten werden gezien als een spreekbuis van de zuil/politiek.
- Manier om de eigen zuil zo goed mogelijk in het licht te plaatsen.
- Later pas ontzuilde kranten, bedoeling om vrijzinnige mensen het gevoel te geven erbij te horen en die
krant als aanspreekpunt zien (De Standaard).
De Volkskrant – antisocialistisch, maar was nochtans een krant voor arbeiders. De Standaard had Vlaamse
roots, Vlaamse vleugel binnen de Christelijke beweging. “Alles Voor Vlaanderen, Vlaanderen Voor Kristus”
vooraan op de krant.
Kranten als commerciële bedrijven nu verplicht een breed perspectief aan te nemen. Tot begin jaren ’70,
kranten waren negatief tegenover tegenstanders. Eigen partij meer aan bod laten komen, anderen minder.
Later gaan kranten geen stemadvies meer geven. Kranten krijgen meer het gevoel dat ze geen stemadvies
mogen geven en zich niet te veel mogen moeien in de strijd.
Zeer geleidelijke ontzuiling
- Politieke voorkeur
- Verkiezingsberichtgeving
- Financiële banden
- Dubbelfuncties – politici die mee in de raad van bestuur zaten van een krant.
Krant nu minder partij gebonden, maar kijkt kritisch naar de staatshervorming, Coronabeleid…
3
, Idee van partijdigheid kwijt in onze media, maar in bepaalde landen is dit altijd nog een onderdeel gebleven.
UK:
- Midden jaren 90 kiest the sun voor Tony Blair, Labour, die meer gaat hervormen, meer een
centrumpolitiek gaat volgen. 12 jaar lang hebben ze Labour gesteund, Gordon Brown nam over van
Tony Blair en the sun had het gehad en draaide opnieuw hun kar, gingen Cameron steunen bij de
conservatieven.
- Hebben ook hun politieke stem laten horen tijdens de Brexit. Tabloids zaten allemaal aan de ‘leave’
kant
Omroep: van partijlogica naar medialogica
1945:
- Staatsomroep, conflict vermijdend.
- Journalisten hebben kleur, maar mogen die niet tonen.
- Quasi geen verkiezingsberichtgeving.
1960-1973:
- Cultuurpact: samenstelling volgens uitslag verkiezingen
- Delicaat politiek evenwicht
- Journalisten zo neutraal mogelijk
- Debatprogramma’s: spreekbuizen voor partijen – geen journalisten die aanwezig zijn en tussen beide
kunnen komen.
Jaren 70:
- Opkomst en verzet van kleurlozen.
- Men laat de berichtgeving over aan de politici. Journalist stelt wel kritische vragen, gebeurde in de
jaren 70 het eerste. Verhaal werd gedaan door de politici, vandaag mogen ze max 12 seconden
spreken. Heel droge berichtgeving.
- Politieke inhoud verschilt niet zo veel met de politieke inhoud van vandaag. De manier waarop aan
politiek gedaan wordt is niet verschillend. Rol van journalist is wel veranderd.
1989:
- Commerciële omroep VTM
- Succes
- Verkiezingsnieuws, talkshows, spelprogramma’s.
- VRT verliest snel marktaandeel.
1995:
- Politiek zet stap terug en openbare omroep wordt ook meer resultaatgericht.
2010:
- Regeerakkoord 2019: ‘de hoogste standaarden van neutraliteit’ behalen ‘in alle programma’s’. ‘een
gedegen interne en externe kwaliteitscontrole en rapportering ontwikkeld worden’.
Medialogica
Praktische/organisatorische logica – publieksgerichte logica.
4