Volledige samenvatting voor deeltentamen 2 van Hersen en Gedrag (UU)
Alle studievragen van Hersenen & Gedrag (cijfer 8,5)
Hersenen en Gedragen tentamen 2; H8 - H16
Tout pour ce livre (8)
École, étude et sujet
Universiteit Utrecht (UU)
Psychologie
Hersenen En Gedrag
Tous les documents sur ce sujet (145)
2
revues
Par: samvolman • 1 année de cela
Par: oli4zijlstra • 2 année de cela
Vendeur
S'abonner
DaphnePsychologie
Avis reçus
Aperçu du contenu
1. Wat is psychologie?
Psychologie is de wetenschappelijke studie die gedrag, mentale processen en de functies
van het brein onderzoekt.
2. Wat betekent nature versus nurture, en hoe beïnvloeden nature en nurture
volgens moderne psychologen het gedrag?
Nature is het gedrag dat gevormd wordt door je genen en nurture is het gedrag dat gevormd
wordt door omgevingsinvloeden. Hedendaagse psychologen geloven dat ervaringen
samengaan met aangeboren eigenschappen die de geest vormen.
3. Twee belangrijke methoden die essentieel zijn voor een wetenschappelijke
psychologie werden beschreven door Helmholtz (reactietijden) en Fechner
(waarnemingsdrempels).
a. Wat kom je met reactietijd te weten?
Dat het brein het lichaam aanstuurt.
b. Wat kom je met een drempelbepaling te weten over waarneming?
Dat het lichaam bepaalde waarnemingen pas kan ervaren binnen een bepaalde “range”.
4. Zie figuur 1.4. In de middelste kolom, wat zijn de elementen vanuit
structuralistische perspectief, en wat is de Gestalt?
Dat het mentale proces van waarnemen gebeurt door afzonderlijke waarnemingen en niet
dat dit vanuit één geheel gebeurt.
5. Wat zijn de verschillen tussen het medische model en het psychologische
model als het gaan om respectievelijk het begrip en de behandeling va.bn
abnormaal gedrag? Hoe verhoudt zich dat tot nature versus nurture?
Het medische model benadrukte lichamelijke oorzaken van abnormaal gedrag en het
gebruik van medicijnen. Het psychologische model suggereerde dat abnormaal gedrag
voortkwam uit levenservaringen.Het medisch model is dus meer gericht op nature en het
psychologisch model meer op nurture.
6. Wat is de definitie van ‘leren’? En van ‘geheugen’?
Leren heeft te maken met mentale processen infereren. Leren is een verandering in je
gedrag in een en dezelfde situatie na een ervaring. Bij geheugen worden andere
hersenprocessen gestimuleerd.
7. Wat is klassiek of Pavloviaans conditioneren? Geef een (menselijk) voorbeeld.
De relatie tussen een stimulus en de daarop volgende respons.
, 8. Wat is het essentiële verschil tussen de Pavloviaanse benadering en de
(eveneens behavioristische) benadering van Thorndike en Skinner? Geef ook
hier een (menselijk) voorbeeld.
Operant conditioneren is de relatie tussen gedrag en de daarop volgende respons.
9. Hoe onderscheidt cognitieve psychologie zich van de behavioristische
benadering?
Het behaviorisme meette gedrag en cognitieve psychologie meette interne mentale
processen. Bij cognitieve psychologie wordt geprobeerd gedrag te verklaren vanuit de meest
natuurlijk vorm van mentale processen en de behavioristische benadering gebruikt
onderzoek en voorzichtige metingen van waarneembaar gedrag.
10. Beschrijf vergelijkenderwijs de benadering van het onderwerp ‘menselijk
geheugen’ vanuit biologisch, cognitief- en klinisch-psychologisch perspectief.
Biologisch gezien wordt er gekeken naar hoe informatie opgeslagen wordt in de hersenen.
Cognitief gezien wordt er gekeken naar hoe mentale processen ervoor zorgen dat informatie
wordt opgeslagen. Klinisch gezien wordt er gekeken naar hoe mensen met een afwijkende
psyche informatie opslaan en hoe dat afwijkt van iemand die niet afwijkt.
11. Wat is het mind-brain problem?
De vraag hoe de geest zich verhoudt tot hersenactiviteit.
12. Wat is (volgens Kalat) Biologische Psychologie?
Het onderzoek naar lichamelijke, evolutionaire en ontwikkelingsmechanismen van het
gedrag en de ervaring.
13. Wat houdt een fysiologische verklaring van gedrag in?
Die verbindt gedrag met een breinactiviteit en andere organen.
14. Wat houdt een ontogenetische verklaring van gedrag in?
Beschrijft hoe een structuur van gedrag ontwikkelt, inclusief de invloed van genen hierbij.
15. Wat houdt een evolutionaire verklaring van gedrag in?
Deze reconstrueert de evolutionaire geschiedenis van een structuur in gedrag.
16. Wat houdt een functionele verklaring van gedrag in?
Deze beschrijft waarom een structuur van gedrag zich heeft voorgedaan.
17. Wat is een gen?
, De zijn erfelijke elementen die de structurele identiteit omvatten van generatie op generatie.
18. Hoe verhouden zich genen, DNA en chromosomen?
Een gen is onderdeel van een chromosoom die weer onderdeel is van een DNA streng.
19. Hoe werken de letters van het genetische alfabet (hoeveel verschillende zijn er
en hoeveel heb je nodig voor de code van een aminozuur)?
De vier letters G-C-A-T bepalen de structuur van het DNA. Je hebt drie letters nodig (een
triplet) om een aminozuur aan te kunnen maken.
20. Hoe verhouden zich DNA, RNA en proteïne (eiwit) molecuul?
RNA kopieert DNA en creëert steeds drie letters uit het RNA om een aminozuur aan te
maken.
21. Wat is de relatie tussen chromosomen, homozygoot en heterozygoot?
Een homozygoot is als je dezelfde genen hebt op de twee delen van je chromosomen. Een
heterozygoot is als je een combinatie van genen hebt die niet met elkaar overeenkomen.
22. Geef een voorbeeld van de relatie tussen dominante en recessieve genen.
Een dominant gen heeft een sterk effect op zowel homo- en heterozygoot. Een recessief
gen alleen op homozygoot.
23. Wat is het verschil tussen ‘sex-linked’ en ‘sex-limited’ genen?
Sex-linked gaat over chromosomen X en Y, die wat zeggen over welk geslacht je bent.
Sex-limited gaat over genen die beide geslachten hebben maar die in één van de
geslachten actief zijn.
24. Gegeven het antwoord op 1.2.3, wat is een mutatie?
Een mutatie is een erfelijke verandering in een DNA-molecule.
25. Epigenetica gaat over verandering in de .... van genen.
activiteit
26. Noem 2 factoren die de .... (antwoord voor 1.2.9) kunnen beïnvloeden.
Puberteit, geboorte. Het vormen van een nieuwe herinnering of gewoonte.
27. Beschrijf in globale termen (dus zonder precieze aanduidingen van molecule
e.d.) het chemische mechanisme van epigenetica.
Eiwitten die histones heten binden zich aan DNA. De histone moleculen hebben losse
einden waar bepaalde chemische groepen zich aan kunnen hechten. Om een gen te
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur DaphnePsychologie. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.