Hoofdstuk 1
Verklaar en situeer de veranderings- en discontinuïteitshypothese.
Metabletica = de leer van de verandering.
Ariès heeft dit onderzocht en kwam tot de volgende aannames:
1. Veranderingshypothese: in de 13e eeuw ontstaat een toename van de
kinderlijke cultuur.
2. Discontinuïteitshypothese: kind bestond in de Middeleeuwen niet, daarna
opeens wel.
Kritiek hier op via Hanawalt:
Kinderen bestonden wel in de Middeleeuw tot 7 – 8 jaar.
Geef de experimenten die gedaan zijn naar de veranderings- en
discontinuïteitshypothese door Ariès en geef de pro’s en contra’s van dit experiment.
Koops heeft onderzoek gedaan naar de hypothesen.
Hij onderzocht schilderijen; hoe werden kinderen hier op afgebeeld?
- 10e – 11e eeuw: kind werd afgebeeld als volwassene in zakformaat.
- 18e eeuw: er ontstond meer moederlijkheid in de afbeeldingen, dus het
kind werd ook meer kind.
- 19e eeuw: Romantische periode kinderlijkheid breidde meer uit door
de Jugendstiel.
Geef de historische visies op het kind van Montaigne tot aan de Reformpedagogiek.
1. Montaigne: opstel over hoe kind opgevoed moet worden.
- Opvoeding tot 15 – 16 jaar.
- Overbodige zaken achterwegen laten.
- Wijsgerige dialogen overbrengen.
2. Locke: ‘tabula rasa’ kind wordt geboren als een ongeschreven blad.
Alles wordt aangeleerd via ervaring (nurture).
Ontwikkeling van kind = continue proces.
Kind moet bejegend worden tot redelijkheid.
3. Rousseau: tegen Locke nooit beginnen met redelijkheid! Dat is kindertijd
wegnemen
In deze tijd werd het kind voor het eerst ‘gezien’: kinderboeken en –kleren etc.
Ontwikkeling van kind = discontinue proces.
+ genetisch vastgelegd (nature).
4. Pestalozzi: positieve opvatting over het kind kind geboren als van nature goed.
=> Moest zorgen voor een verbeterde wereld.
- Freubel: opvoeding passend mogelijk maken aan kind.
- Herbart: instructietechnologie stappen van goede didactiek.
5. Dewey: reformpedagoog zorgen voor onderwijsvernieuwingen.
Zette voort op Rousseau en Pestalozzi, maar was tegen Herbart.
1
,Hoofdstuk 2
Wat houdt cross-sectioneel onderzoek in en wat zijn de nadelen er van?
Cross-sectioneel onderzoek: verschillende participanten meten op hetzelfde
tijdsstip.
Bv. iemand van 8 + iemand van 9 + iemand van 10 jaar observeren op
dezelfde dag en hetzelfde tijdsstip.
Nadelen:
- Cohorteffect: verschillen tussen klassen van een bepaalde
cohort kunnen leiden tot storende variabele.
- Historische effecten.
- Selectie bias: bv. wanneer studenten afvallen vallen er
gaten in het onderzoek.
2
, Hoofstuk 3
Geef de contingentie tussen pre- en postnatale ontwikkeling.
Er bestaat een contiguïteit van prenatale naar postnatale ontwikkeling:
- Foetaal gedrag tussen de conceptie en geboorte = spontane activiteit
van de foetus; namelijk:
1. Reageren op zintuigelijke prikkels.
2. Lichaamsbeweging.
3. Leerprocessen; habituatie.
4. Slaap- en waakpatronen tussen 28 – 36 weken.
- Na de geboorte: postnataal omgevingsfactoren gaan een rol spelen.
1. Plasticiteit van het zenuwstelsel.
2. Na 2 à 3 maanden pas ontwikkeling van het zenuwstelsel.
Verklaard door vroeggeboorte: kind wordt eigenlijk te vroeg
geboren, zodat het hoofd nog klein genoeg is om door het
geboortekanaal te kunnen.
Wat zijn de effecten van stress en angst op het ongeboren kind?
O’Connor kwam met de foetale programmeringshypothese omgevingsfactoren bij
de moeder kunnen leiden tot wijzigingen in de structuur en functies van het
ontwikkelende organisme.
Een aantal oorzaken:
- Medische geschiedenis.
- Rook- en drinkgedrag.
- Angst / depressie.
Een aantal gevolgen:
- Gevolgen voor de moeder zelf: vroeggeboorte of te laag geboortegewicht.
- Gevolgen voor de foetus:
1. Verhoogde foetale activiteit.
2. Gewijzigde bloedcirculatie.
3. Hartritme verstoord.
4. Habituatieprocessen verstoren.
5. Cortisolbloedspiegel zal correleren met die van de moeder.
Beschrijf de zintuigontwikkeling van de foetus.
De zintuigontwikkeling:
- Prenatale gehoor: na 5 maand reageert foetus op geluid.
- Tast: tussen 2e en 5e maand is er automatische
gewaarwording.
- Smaak: tussen 2e en 3e maand.
- Reuk: tussen 4e en 6e maand.
Olfactorische receptoren in de neus: propjes verdwijnen.
- Beweging: tussen 5e en 6e week beweging via onderzoek
waarneembaar.
tussen 6e en 7e week kan beweging ook worden
geïdentificeerd:
- Startles = kleine bewegingen.
- General movements = van heel het lichaam.
3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur sann_1516. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.