LEERPAD A: DIVERSITEIT
= ontmoeten en verbinden met ‘andere’, een proces van awareness
1. Inleiding: Rosa Parks
= zwarte vrouw die in de bus weigert haar plaats af te staan aan een
blanke en hiervoor een voorbeeldfiguur wordt.
Haar waarden: volhardend, moedig, menselijke waardigheid,
rechtvaardigheid, medemenselijkheid.
2. Diversiteit en diversiteitsbenaderingen
2.1. Diversiteit
=> Interessante sociologische vraagstelling:
Wanneer ervaar jij/anderen verschillen als meerwaarde?
Wanneer ervaar jij/anderen verschillen als probleem?
- Verschillen in huidskleur, haarkleur, oogkleur, leeftijd,…
- Verschillen in prestige tussen beroepen (socio-economische status)
- Verschillen in subculturen
- Verschillen in kansen
2.2. Diversiteitsbenaderingen: begrippen
Soorten relaties (1)
o Nevenschikkende/gelijkwaardige relaties
= relaties zonder hierarchie
Vb: bij een groep vrienden
o Onderschikkende en bovenschikkende relaties
= relaties met hierarchische verhouding: hoger of lager, meer waard en minder
Vb: discriminatie
Breuklijnen, discontinuiteit (2)
= kwalitatief verschil die vastgesteld wordt tussen mensen, groepen, deelgebieden (zij VS wij)
Combi van soorten en breuklijnen = ontstaan van 4 begrippen !!!
Hier archie (1)
Breuklijn (2) neen ja
neen SOCIALE DIFFERENTIATIE SOCIALE ONGELIJKHEID
ja SOCIALE FRAGMENTERING SOCIALE UITSLUITING
Armoede
, - Sociale differentiatie= hierbij is geen hiërarchie. Mensen worden niet geplaatst in hoger-lager en
er is ook niet zo een muur. (haarkleur, oogkleur, huidskleur, leeftijd)
- Sociale fragmentering= ook sprake van gelijkwaardigheid, dus dat is goed, maar is wel een
breuklijn. De groepen zijn duidelijk afgesloten van elkaar. (subculturen)
- Sociale ongelijkheid= het systeem van hoger-lager. Bij sociale ongelijkheid heb je dat maar er is
geen breuklijn. (beroepenpiramide)
- Sociale uitsluiting= systeem van hiërarchie, maar hier heb je ook nog een duidelijke breuklijn. En
hier zie je dat die breuklijn eigenlijk negatief is. Ze worden uitgesloten. vb berlijnse muur,
(armoede, geen kansen)
- Armoede= meervoudige uitsluiting
3. Superdiversiteit als nieuwe realiteit?
Zorg en welzijn in 21e eeuw= in en met diversiteit, zowel bij ZV als ZG in gzhz.
=> Belgische samenleving: demografische transitie
waarbij de etnische culturele diversiteit sneller groeit dan velen beseffen (vooral in grote steden)
Vanaf jaren 90-vandaag: West-Europese landen hernieuwen en hebben sterke immigratie
Steven Vertovec introduceert ‘Superdiversiteit’ met kwantitatieve en kwalitatieve dimensie:
3.1. Kwantitatieve dimensie
= overal stijgt de etnisch-culturele diversiteit maar impact migratie is grootste in grote steden want
Steden: plekken van aankomst/eerste onderdak en kans op land-, taal-, en geloofsgenoten, werk en
sociale voorzieningen.
Majority-minority cities= steden waar meerderheid bevolking bestaat uit waaier van minderheden
Diversiteit zit 2/3 bij jongeren: iedereen in onze grote EU steden behoort straks tot etnische minderheid
3.2. Kwalitatieve dimensie
= toename # nationaliteiten in steden, # talen, religieuze diversiteit, diversiteit aan migratiemotieven,
diversiteit aan verblijfsstatuten, verschillen socio-economisch, groeiend transnationalisme
3.3. Superdiversiteit als normalisering van diversiteit
=> transitie naar samenleving waarin diversiteit niet langer iets is van minderheden
4. Etnisch culturele verschillen en etnische identiteit
4.1. Etnische culturele verschillen
Oorzaken van moeilijkheden met omgang met diversiteit:
Contacten
Maatschappelijke zorg= contacten tussen autochtonen en migranten: # interetnische contactenen
neemt af waardoor wderzijdse beeldvorming verslechtert
De contacten zijn dus beperkt ondanks de permanente blootstelling
4.2. Etnische identiteit