Inleiding tot de voornaamste moderne literaturen
Deel 1: Middeleeuwen (5de-15de eeuw)
Inleiding: relevantie van de middeleeuwse literatuur
1. Periodisering (p2)
Drie periodes:
- Vroege Middeleeuwen (5de eeuw tot einde 10de eeuw)
o Periode van verval en achteruitgang door val van Romeinse Rijk, weinig
culturele productie. Invasies door Germaanse stammen, Vikingen…
o Overblijfselen:
Latijnse teksten (filosofisch en religieus) geschreven door monniken
Mondelinge overlevering in de volstaal
o Uitzondering: cultuur van Niet-westerse volkeren: vb. Arabische cultuur
houdt de Griekse in leven
o Omstreeks 800: eerste tekenen van heropbloei: Karolingische Renaissance
(zie: eenheidscultuur)
Heropflakkering van de waarden van de Klassieke Oudheid olv Karel
de Grote
- Hoge Middeleeuwen (11de eeuw tot midden 13de eeuw)
o Nieuw elan van de Westerse cultuur
o Vanaf 12de eeuw: bloeiperiode: nieuwe genres, thema’s… in de volkstaal!
o Twee types van literatuur
Aristocratische literatuur: troubadours
Burgerlijke, stedelijke literatuur: doet middeleeuwen afbrokkelen
- Late Middeleeuwen (13de – 14de eeuw)
o Bloei, leidt de Renaissance in
o Dante: rijke, christelijke traditie, hoogtepunt voor de middeleeuwse cultuur
o Staan in het teken van ‘’het Herfsttij der Middeleeuwen’’ van Huizinga
o In Italië begint de Renaissance door Petrarka
2. Cultuurhistorische context van de middeleeuwse literatuur (p3)
- Centraal in de Middeleeuwen: eenheidscultuur
o Iedereen heeft dezelfde waarden bepaald door religie
o De ‘’goddelijke orde’’ bepaalt het geloof, kennis wordt aangepast aan het
geloof en ook sociaal handelen is door God gewild. Dit geeft eenheid aan
de cultuur van de middeleeuwse mens. Hierdoor is alles in harmonie
Dit wordt opgebouwd vanaf de 9de eeuw door Karel de Grote
Bloeit op het einde van de Hoge Middeleeuwen, meer bepaald in
12de eeuwse Frankrijk
Vervalt vanaf de late Middeleeuwen
1
,Hoofdstuk 1: Vroegmiddeleeuwse literatuur
1. Cultuurhistorische context, zie vorig deel
2. Oudgermaanse literatuur (700-1250)
- Oudgermaanse heldenverhalen mondeling overgeleverd in de periode tussen 700
en 1250
- Kenmerken:
o Overdrachtsvorm
Orale literatuur
Voorgedragen door militaire dichters (skopen in West-Europa,
skalden in Scandinavië) bij feestelijke gelegenheden
Vermengd met christelijke elementen
o Stilistische kenmerken
Verhalen op rijm
Eenvoudig, functioneel rijm: memotechnisch hulpmiddel,
geheugensteun
Latere, schriftelijke versies: verfijndere stijl
o Inhoudelijke kenmerken:
Historische basis, soms ouder dan 8ste eeuw: enkele verhalen gaan
terug op de periode van volksverhuizingen (5de – 6de eeuw)
Legitimeren van het gezag en van de vorst, die een waardige
gezaghebber is
Vaak een christelijk tintje (in latere schriftelijke versies)
Kenmerken van de plot, thematische kenmerken:
Heldenverhalen met een vast schema: held kreeg opdracht,
moet hindernissen overwinnen
Complex geheel van verhaallijnen, happy end en moeilijke
stambomen
Allusies op stammentwisten en ruzies
o Tekstvoorbeeld: Beowulf, een pennenprobeersel op een kaft
Inhoudelijke kenmerken:
Groot conflict over monster Grendel. Hij is vreselijk maar de
held. ‘Beowulf’’ is veel groter. Hij offert zich op voor de
gemeenschap en toont hoe een echte burger is.
Christelijk tintje: ‘’Gods toorn’’
1. Karolingische Renaissance (p10)
- Chansons de geste, liederen over heldendaden
o Het antieke cultuurideaal
o De christelijke levensbeschouwing
o Driedeling: ridderdom, geestelijkheid en boerenstand. Heel belangrijk,
zorgt voor orde met de hiërarchie.
o Karolingische Renaissance is de basis voor middeleeuwse eenheidscultuur:
Karel zorgt voor onderwijs om kennis door te geven. Hij reisde veel af in de
oudheid vb. Byzantium
Onderwijs: monniken moeten les geven aan de elite. Einhard zorgt
voor cultuur, leest voor, geeft muziek en geeft les.
Karel stal zuilen uit Italië voor zijn Dom in Aken (was toen enkel de
8-hoekige kapel)
2
, - Kenmerken:
o Overdrachtsvorm: mondeling
Beroepsdichters (jongleurs, ook wel Skopen en Skalden)
Gezongen met instrumentale begeleiding (later opgetekend)
Publiek: gewone volk
o Heldenverhalen, aangepast aan de eenheidscultuur
Heldhaftige historische figuren: Karelromans, Frankische romans
over Karel en diens omgeving
Ideologische functie: systeembestendigend propagandamiddel
Lofliederen: trouw aan de heer, feodale geest
Christelijke levensbeschouwing
o Stilistische kenmerken:
Verzen: decasyllaben die sterk verschillen in lengte
o Tekstvoorbeeld: Chanson de Roland, 11de eeuw
Strijd tegen de Sacarenen door Karel en zijn baronnen, Ganelon en
Roeland. Ganelon heeft ruzie met Roeland, zijn stiefzoon. Ganelon
vraagt om de achterhoede aan te vallen omdat Roeland daar zit.
Roeland houdt zich koel en zakelijk. Dat is de erecode van de
aristocraten!
Geen verraad
Geen familieband verbreken
Thematiek:
Feodale geest (trouw aan de heer)
Strijdlust, heldenmoed
Geloof
Hoofdstuk 2: Hoogmiddeleeuwse literatuur (11de – 13de eeuw)
1. Cultuurhistorische context (p12)
- Bloei van de middeleeuwse eenheidscultuur (zie vorig deel)
- Gevolgen voor het literair leven
o Literaire leven staat in het teken van de gedragscode van de clerus en de
aristocratie
o Ridderstand ontwikkelt een eigen cultuur: hofcultuur, hoofse cultuur
- De macht van de clerus
o De clerus wordt veel belangrijker, weet zijn stempel te drukken en kan
zichzelf onder controle houden, kuis zijn.
o Die idealen worden overgedragen op aristocraten, clerus heeft heel veel
invloed
- De bloei van de aristocratische cultuur, ridderklasse
o Dit is de cultuur aan het hof, ze hebben veel tijd
o Grotere verfijning van het gedrag: hoofsheid is ideaal, grote bloeiperiode in
de tweede helft 12de eeuw
o Vergelijking voor 12de eeuw – na 12de eeuw
Men wordt beschaafd, dit kan je zien aan tafels, banken…
Kledij wordt veel verfijnder, dierenpelzen
Muziek, rondedans
Tafelmanieren, ideaalbeeld van hoe je aan tafel moest zitten.
Onderscheid tussen hoofs, boers… Waarom moest men beschaafd
zijn? Geest moest lichaam onder controle krijgen.
3