Samenvatting Sociologie
Algemeen
Lesonderwerpen:
- Cultuur, structuur, ongelijkheid en socialisatie.
Waarom krijgen wij (als toekomstige ergo’s) sociologie?
- Ergotherapie is vaak gericht op 1 persoon, en sociale factoren krijgen relatief weinig
aandacht. Maar naast biologische en psychologische factoren is er ook een grote
impact van sociale factoren (op het gedrag). Dat gaan wij nu ruimer bekijken!
- Een goede zorgverlener weet dat de beheersing van het vak alléén niet voldoende is
om beroepsmatig goed te functioneren. Een goede oriëntatie op de steeds
veranderende samenleving en zijn gezondheidszorg is noodzakelijk.
Sociologie is…. (sociologisch paradigma)
- …in menselijk gedrag algemene patronen ontdekken.
vb: de maatschappij legt ons onbewust op wat een goede partner van kwaliteiten
(gedrag, cultuur, uiterlijk,…) moet hebben, daarop is onze keuze ook gebaseerd! We
denken dat we verliefd worden op wie we willen, maar dat is dus niet het geval.
- …het idee dat we zelf ons leven bepalen, loslaten.
vb: anticonceptie, kinderbijslag en nog andere dingen die de maatschapij bepaald,
speelt een rol in de keuze van hoeveel kinderen je wilt.
- -> de samenleving beïnvloedt al onze beslissingen en ervaringen.
Definitie Sociologie:
- Sociologie is de wetenschappelijke bestudering van de interactie tussen personen en
sociale eenheden, van de factoren die de interactie bepalen, en van de gevolgen
daarvan op menselijk gedrag.
- Wetenschap, interactie en gedrag. (en contextuele factoren)!!!!!
Sociologie als wetenschap:
- Sociologie als wetenschap beperkt zich niet tot het veramelen van feiten of het
beschrijven van situaties. Ze wil voor die vaststellingen ook verklaringen geven.
Die verklaringen zijn in de sociologie meestal theorieën (met veel voor- en
tegenstanders) die zelden echt bewezen zijn.
,Interactie (=sociaal handelen) in de sociologie:
- Elk gedrag dat gericht is op anderen of beïnvloed wordt door anderen.
Kan zelfs zonder fysiek contact (vb: bij een sms sturen).
- Interacties leiden uiteindelijk tot heel wat regelmaten. (gewoontes, afspraken,
gedragsregels,…) die het intermenselijk verkeer in stabiele banen leiden.
Gedrag in de sociologie:
- Alle cognitieve, affectieve of dynamische uitingen van een individu. (doen, denken en
voelen)
- Uit de definitie blijkt dat:
Mensen nemen de maatschappelijke context waar, en zullen hem in onderling
overleg, interpreteren en van een betekenis voorzien. Dat overleg (die interactie
dus), heeft een enorme impact op ieders gedrag!
vb: groot gezin -> meer kans op lagere studieresultaten
Centraal in de definitie staat de interactie, die wordt op 3 niveaus onderzocht:
- Macroniveau: zeer grote groeperingen met 1 of enkele verwantschappen.
vb: de samenleving als geheel, mannen, tieners, de landbouw,…
- Mesoniveau: concrete groepering of organisatie.
vb: een wijk of buurt, een bedrijf of afdeling ervan, school, sportclub, ziekenhuis,…
- Microniveau: kleine groepering/persoonlijke relaties
vb: gezin, vriendenkring, buren, klas, moeder-dochter, baas-ondergeschikte,…
Basisvormen van interactie:
- Sociale en economische ruil, samenwerking, confict, conformiteit en
machtsuitoefening.
Sociale ruil:
- Er gaat pas een interactie door tussen mensen, als ze er elk zelf voordeel uit halen.
(kosten-batenanalyse die hieraan voorafgaat)
- Wanneer een persoon niet lager voordeel haalt uit de interactie, wordt deze
stopgezet.
(vb: in een relatie wordt er continu opnieuw die analyse onbewust uitgevoerd)
- Wat er geruild wordt kan zowel materieel als immaterieel zijn.
- Beide partijen streven een individueel doel na.
,Economische ruil:
- Hier wordt de aard van de tegenprestatie en de termijn voor het vervullen ervan
vooraf vastgelegd, dat is niet zo bij een sociale ruil.
- Beide partijen streven een individueel doel na.
Samenwerking:
- Beide partijen hebben een gemeenschappelijk doel voor ogen.
- Er is een zekere taakverdeling. (vb: ouders die taakverdeling hebben)
conflict:
- Wanneer er zich objectieve of subjectieve tegenstellingen voordoen tussen de
betrokken partijen, en dat als gevolg van de ongelijke verdeling van schaarse
elementen die zowel van materiële als immateriële aard kunnen zijn.
- Schaars = wat door mensen begeerd wordt, maar er niet voldoende van is voor
iedereen.
Conformiteit:
- De betrokkenen van deze interactie voldoen aan verwachtingen die anderen hebben
over hun gedrag. (normatieve verwachtingen / groepsnorm)
- Is pas mogelijk wanneer alle partijen op de hoogte zijn van de bestaande
rolverwachtingen.
- Conformiteit maakt ons gedrag voorspelbaar, waardoor we meer energie kunnen
steken aan de eigenlijke inhoud van de interactie.
- Ander soort conformiteit: onbedoelde invloed die mensen op elkaar hebben.
groepsnormen die een groep samen ontwikkelt door constante interactie. Daardoor
ontstaat er groepsdruk (je wilt je groep niet teleurstellen door een andere visie op
iets te hebben).
Deviant gedrag:
- Omgekeerde van conformiteit.
- Niet voldoen aan de normen of verwachtingen, zich eigenzinnig, rebels of zelfs
misdadig gedragen.
, Machtsuitoefening:
- De machtigste interactiepartner beïnvloedt de ander om zijn eigen doelstellingen te
bereiken. (tegen de doelstellingen van de onderworpene)
- Wederzijdse beïnvloeding omdat de handelingen van de machtigste beïnvloed zijn
door de te verwachten reactie van de tegenprtij.
Contextuele factoren die de interactie beïnvloeden:
- Demografische factoren, ecologische factoren, materiële factoren, economische
factoren en sociologische factoren.
Contextuele factoren:
- Kenmerken van de maatschappij, van de omgeving, of van de groeperingen
waarbinnen onze interacties plaatsgrijpen. De structurele kermerken van de sociale
context. Die beïnvloeden onze interacties en ons gedrag.
Demografische factoren:
- De meetbare eigenschappen van een bevolking of bevolkingsgroep, en van de
samenstelling ervan. (omvang, bevolkingsdichtheid, geboorte-, strefte-,
huwelijkscijfer, burgerlijke staat,…)
Ecologische factoren:
- Klimatologische kenmerken: houden in hoe het klimaat het gedrag van mensen kan
beïnvloeden. (vb: in warme landen is er ’s middags niets open van winkels)
- Geografische kenmerken: houden de aardrijkskundige kenmerken in.
(vb: interactie wordt verhinderd door een grote berg)
Materiële factoren:
- Grondstoffen, technologie en infrastructuur waarover een maatschappij beschikt.
(vb: media, global villige: je gaat de wereld als 1 geheel zien want je kan met
iedereen praten)
Economische factoren:
- Factoren die in verband staan met de productie, distributie en consumptie van
goederen en diensten.
- Vb: Economidche recessie en mondialisering -> hogere werkloosheid -> langer
studeren