Histologie hoofdstuk 18: long en luchtwegen
Inleiding
Ademhalingsstelsel:
- De longen en een stelsel van buizen dat de buitenwereld verbindt met het longweefsel
- Doel: het lichaam van O2 te voorzien en CO2 te verwijderen
- De longen en de nieren spelen een rol in de regulatie van het zuur-base-evenwicht van het lichaam
- Gasuitwisseling vindt plaats in de alveoli aan het einde van de luchtwegen
o In de aleoli is er transport van zuurstof uit de ingeademde lucht naar de longcapillairen
o Hier wordt zuurstof gebonden aan hemoglobine in de erytrocyten
o Tegelijkertijd: CO2 uit bloed afgegeven aan de lucht in de alveoli, waarna die wordt uitgeademd
- Vier delen:
1. Het geleidende deel
a. Neusholte, nasofarynx, larynx, trachea, bronchi, bronchioli, bronchioli terminalis
2. Het respiratoire deel
a. Bronchioli repiratorii, ductuli alveolares en de aansluitende sacculi alveolares en alveoli
3. De pulmonale circulatie
a. Groot capillair bed rond de alveoli waar het bloed onder lage druk via de longarterie stroomt
4. De ventilatoire pomp
a. Borstkas, tussenribspieren, hulpademhalingsspieren, diafragma en elastische weefsel van long
Gasuitwisseling tussen bloed en ingeademde lucht vindt plaats in alveoli: zakvormige structuren die grootste deel van
longvolume in beslag nemen. Het geleidende deel doet niet mee aan de gaswisseling en wordt dode ruimte genoemd.
Longventilatie is gestuurd vanuit hersenen en wordt o.a. bepaald door O 2 en CO2 gehalte in bloed. Laag O2 gehalte of
hypercapnie (verhoogd CO2 gehalte) leidt tot toename van ventilatie door hogere activiteit van ventilatoire pomp. Door
toename ademdiepte en ademfrequentie kan ademminuutvolume stijgen van 6L naar >100L/min.
Het geleidende deel
2-delige functie: de lucht van en naar de longen brengen, en het bevochtigen, verwarmen en reinigen (conditioneren)
van de ingeademde lucht
- Opgebouwd uit een complex van kraakbeen, elastische vezels en glad spierweefsel
o Geven steun en zijn soepel: maken in- en uitademing mogelijk
o Luchtwegen: hyalien kraakbeen, enkel in larynx: enig elastisch kraakbeen
o Het kraakbeen voorkomt dat de wand bij expiratie samenvalt
- Elastische vezels zijn vnl. gelegen in de lamina propria, direct onder het epitheel
o Concentratie elastische vezels is omgekeerd evenredig met de doorsnede van de betreffende buis
- Bundels glad spierweefsel (meestal circulair) van trachea tot ductuli alveolares in longweefsel
o Voorkomt dat bij sterk inademenen de buizen van het geleidingssysteem te sterk worden opgerekt
o Dit zou zorgen voor een nutteloze toename van de dode ruimte
- Conditionering
o Bevochtiging, verwarming en reiniging van de ingeademde lucht
o Vanuit trachea neemt de gezamelijke diamter van de luchtwegen sterk toe luchtstroomsnelheid daalt
Ingeademde deeltjes zoals stof of druppeltjes vallen evt. met bacteriën of virussen op slijmvlies
Slijmvlies van geleidende deel is bekleed met respiratoir epitheel: klieren en vaatplexus
Lucht wordt tijdens transport bevochtigd tot 100% en opgewarmd en gereinigd
Zo worden alveoli beschermd tegen droogte, koude en vuiligheden
, Respiratoir epitheel
= pseudomeerlagig cilindrisch epitheel met veel slijmbekercellen, GEEN GASUITWISSELING
Laatste vertakking bronchiale boom: 1 laag cilindrisch, in terminale bronchii: kubisch, in alveoli: 1 laag plat epitheel
- Slijmbekercellen nemen in de kleine bronchii af, afwezig in terminale bronchiën
- Trilharen bewegen slijmlaag, sereuze en muceuze secretieproducten: bevochtiging ingeademde lucht
- Slijmlaag is uitgescheiden door de sereuze klieren in de lamina propria
Primaire ciliaire dyskinesie (syndroom v Kartagener):
- Chronische luchtweginfecties door defect dyneïne (motorproteïne in cilium)
- Mannen minder fertiel (slechte beweging sperma), vaak situs inversus viscerum (links-rechts wisseling organen)
- Normale embryologie: actieve ciliën gerichte vloeistofstroom met groeihormonen organen op juiste plek
5 celtypen in respiratoir epitheel:
1. Trilhaardragende cilindercellen:
a. Talrijkste, ciliën op basale lichaampjes in apicale cytoplasma
b. ATP nodig voor trilhaarslag (mitochondriën)
c. Minder bij rokers: tragere voortbeweging van de slijmlaag, rokershoest
mucus transport
2. Slijmbekercellen:
a. Ophoping van secretiegranula in apicale cytoplasma
b. Bij rokers toegenomen door verontreiniging
Productie mucus
3. Borstelcellen:
a. Cilindrische cellen met veel en lange microvilli apicaal, basaal afferente zenuwuiteinde
sensorische receptorcellen
4. Basale cellen in respiratoir epitheel:
a. Afgeronde of piramide vorm, rusten op lamina basalis
stamcellen van het epitheel
5. Kleine korrelcel:
a. Groot aantal basaal gelegen granula
behoren tot DNES (diffuse neuro-endocriene systeem): rol bij reguleren secretieprocessen slijmvlies
Neusholte
Bestaat uit vestibulum nasi en fossae nasales, gescheiden van elkaar door septum nasi
Vestibulum nasi
= begin van geleidende deel van de luchtwegen
- Staat via de nares (neusgaten) in contact met de buitenwereld
- Bekleed door meerlagig verhoornend plaveiselepitheel dat via een niet-verhoornend plaveiselepitheel overgaat
in het respiratoir epitheel van de fossae nasales
- In submucosa: talrijke zweet- en talgklieren, samen met de follikels van de dikke neusharen (vibrissae)
Fossae nasales
= neusholten, gescheiden door septum nasi
- Links en rechts in de neusholte liggen 3 met slijmvlies beklede botplaten (conchae)
o Middelste/onderste: bekleed met respiratoir epitheel met venenplexus in lamina propria
= zwellichamen voor opzwelling en herstelling van de neusholte
o Bovenste concha en dak van neusholte dragen reukslijmvlies met klieren van Bowman
o Reukcellen = bipolaire neuronen met axon naar onder gebundeld in fila olfactoria. Er bovenop een
‘reukblaasje’ met 6 tot 20 lange ciliën die over het oppervlak van het reukepitheel liggen
o Ze hebben oppervlakte receptoren die reukstoffen kunnen binden
o De reukstoffen worden weggewassen adhv de klieren van Bowman: sereus secreet
- Vorm conchae bevordert conditioneren door vergroten van contactopp. en door wervelingen in luchtstroom
- Rijk en complex vaatsysteem: warmtewisselaar. Verwarmt inademingslucht volgens tegenstroomprincipe
Allergische reacties of verkoudheid: beide zwellichamen zwellen waardoor neusademhaling wordt bemoeilijkt