Bespreek de functionele histologie en het voorkomen van de verschillende typen capillairen.
Wand gevormd door 1 of meer aaneensluitende endotheelcellen, bij aanhechting van 2 endotheelcelranden:
randplooien (marginal folds), rond endotheelcellen structuren die type en functie van capillair bepalen:
Lamina basalis: ligt rond capillair, door endotheel zelf gevormd, sluit aan op omgevende collageen
Fenestrae = poriën in groepjes, vormen zeefplaten (porositeit wand). 100-150 nm, nemen 10% van wand in
Diafragma: op fenestrae, soort dun membraan dat de vrije doorgang van vloeistof/deeltjes beperkt
Continue - Meest voorkomend
capillairen - Een ononderbroken endotheellaag en een lamina basalis
- In spieren, BW, exocriene klieren en zenuwweefsel
- Transport door transcytose (vesikeltransport door cytoplasma van cel)
- Enkel zuurstofuitwisseling
Gefenestreerde - Fenestrae met diafragma, omgeven door lamina basalis
Capillairen - In endocriene klieren en in darmkanaal
- Transport door fenestrae: beperkt door mazen van diafragma
Gefenestreerde - Fenestrae zonder diafragma omgeven door dikke lamina basalis
Capillairen - In nierglomerulus
doorlaatbaarheid
- Open fenestrae laten vloeistof en kleine deeltjes door
Toenemende
Leversinusoïden - Capillairen die bekleed zijn met aaneengesloten laag endotheelcellen
- Voorzien van fenestrae met diameter 105 nm zonder diafragma
- Geen lamina basalis
- Vloeistof en deeltjes tot grootte van fenestrae kunnen vrij passeren
- Omgeven met pericyt = fat-storing cel of stellate cell
Discontinue - grotere gaten of spleten tussen het endotheel,
Sinusoïden - In hemopoëtische organen zoals beenmerg en milt
- Makkelijke uitwisseling van cellen tussen bloed en weefsel
Lymfecapillairen - Geen fenestrae, redelijk los endotheel, geen basale membraan
Bespreek de bouw van grotere capillairen.
= gesloten systeem. Binnenzijde bekleed met endotheel. Pulmonaire én systemische circulatie zijn aangesloten op
hart maar apart. Lymfevatenstelsel bestaat ook uit capillairen en steeds grotere vaten.
1. Tunica intima
- Aaneengesloten endotheel en lamina basalis
- Glycocalyx heeft negatieve elektrische lading neg. oppervlakteladingen (trombocyt, bloedcel) afgestoten
- Endotheelcel = plat, uitgestrekt. Wrijving met bloed (shearing forces): functie en morfologie endotheelcel
- Beschadiging: trombocyten aggregeren en hechten sterk op blootgesteld subendotheliaal collageen
o beschermings- en afdekkingsmechanisme. MAAR trombus kan negatief zijn bij bloedflow
- Arteriën: intima en media apart door lam. elastica int. (versmolten elastinevezels opening voor
uitwisseling)
- Atherosclerose is gelokaliseerd in de intima
2. Tunica media
- Circulair gerangschikte gladde spiercellen met ertussen matrix geprod. door spiercellen (niet door
fibroblasten!)
o Proteoglycanen en elastische en collageenvezels
- Tussen media en adventitia: lamina elastica externa
3. Tunica adventitia
- BW met vooral fibroblasten en fibrocyten, enkele gladde spiervezels, gaat over in omgevend BW.
- In grote bloedvaten: vasa vasorum aanwezig (bevloeiing van vaten), niet in arteriën (daar in media)
o Ook vasa lymphatica asorum (lymfevaten) aanwezig
- Vasomotorische zenuwen vormen een netwerk met norepinefrine als neurotransmitter, ook gap junctions
Voor transport van bloed vanaf hart: elastische arteriën. Musculeuze arteriën: verdeling over regio’s en organen.
Arteriën capillairen posttcapillaire venulen venulen venen
,Bespreek de cellen in het hart die de bloeddruk en hartfrequentie bepalen.
- Atriumgranules met natriuretrische factor (ANF) hart is een endocriene klier
o Bloeddruk verlagend (antagonist van vasopressine en angiotensine II)
Prikkelvormende geleidingssysteem:
Verzorgt coördinatie van contractie atria en ventrikels efficiënte pomp. Bestaat uit gespecialiseerd
hartspierweefsel:
1. Sinoatriale (SA) of sinusknoop, in wand van rechteratrium tssn uitmondingen van v. cava superior en
inferior
2. Atrioventriculaire knoop (AV), in wand van rechter atrium bij het septum
Het weefsel van de knopen: kleine hartspiercellen, weinig myofibrillen, veel mitochondriën en glycogeen. De cellen
liggen in BW met bloedvaten. SA- en AV-knoop zijn elektrisch gekoppeld via internodale banen.
AV-knoop:
- Hier ontspringt de AV bundel (bundel van His): spitst in septum tussen ventrikels in 2 takken.
- Bundel bestaat eerst uit zelfde kleine cellen als knopen, na splitsing steeds groter, tot groter dan
hartspiercellen (= purkinye-vezels)
Purkinyevezels vormen het geleidingssysteem.
- Centrale kern - Rijk aan glycogeen - Slecht ontwikkeld SR, wel veel mitochondriën
- Weinig myofibrillen (gelegen aan periferie) - Elektrisch gekoppeld met Nexus verbindingen
Hartspiercellen kunnen spontaan contraheren zonder impulsen van zenuwstelsel (prikkelgeneratie).
Hartspiercellen zijn gekoppeld tot functionele complexen via Nexus verbindingen. De cellen die het snelst
contraheren, kunnen het contractietempo opleggen aan de andere cellen.
- Normaal zijn de cellen in de SA-knoop die gangmaker (pacemaker)
- Direct t.o.v. atriale hartspiercellen, indirect door stimulatie van de AV-knoop en ventrikels via Purkinye
vezels
Innervatie van het hart:
Zowel ortho- als parasympatisch deel van het autonome ZS zorgt voor innervatie van het hart.
- Parasympaticus (n. vagus): vertraging van hartslag, orthosymaticus: versnelling van hartslag
- Gebieden van knopen: veel zenuwvezels en ganglioncellen: invloed op hartslagfrequentie door effect op
SA-knoop
Sensibele innervatie ligt in vrije, afferente zenuwuiteinden tussen myocard vezels. Die registreren pijn bij angina
pectoris (kan optreden bij gedeeltelijke afsluiting van een coronaire arterie zuurstoftekort).
Bespreek de chemoreceptoren ter hoogte van het carotislichaampje:
Carotislichaampjes, glomera carotica en – aortica in ateriële systeem bevatten wijde, gekronkelde capillairen die
arterieel bloed ontvangen. Ze functioneren als chemoreceptoren en detecteren veranderingen in CO 2 & O2
spanning en H+ (pH) in bloed. Er is vervolgens afgifte van neurotransmitters en koppeling naar de hersenen.
Vergelijk de structuur van de arteria en vena femoralis
Arteria femoralis
- Diameter van enkele mm’s, hebben een drielagige wand.
- Tussen intima en media: altijd lamina elastica interna
o Deze laag is door conractie van gladde spiercellen op meanderachtig geplooid
- Goed ontwikkelde media, spiervezels liggen circulair, oriëntatie kan in de lagen veranderen stevigheid
wand
o Tussen gladde spiervezels: collageen en elastine in glycosaminoglycaanrijke matrix
- Binnenlaag van adventitia bestaat uit longitudonale vezelsbundels die losser worden naar buiten toe
, - Alleen bij grote vaten: lamina elastica externa.
Vena femoralis
Duidelijk ontwikkelde tunica intima, media is dunner dan arteriën, meer BW tussen lagen gladde spiercellen.
Adventitia vormt belangrijk deel van wand. Binnenste lagen adventitia: bundels gladde spiercellen.
- Kleppen: 1 of 2 halvemaanvormige plooien, laten enkel bloed in richting van hart door
o Bevatten geen spierweefsel, zijn plooien van intima met centraal BW-skelet en in randen elastine.
o Geen kleppen in venulen.
- Reservoirfunctie: bevat 60% van het bloedvolume
o Tot 20% bloedverlies: beroep op reservoirfunctie van veneuze stelsel normale circulatie
- Voorstuwing veneuze bloed door pulsaties in begeleidende arteriën, skeletmusculatuur, en restdruk hart
Venen hebben door contractietoestand van hun spierlaag en grote volume een groot effect op bloeddruk. Bij
wegvallen veneuze tonus (bv. shock) is afvoer van bloed uit veneuze systeem niet mogelijk en stort de circulatie in.
Vergelijk een musculeuze en elastische arterie
Musculeuze arterie
- Diameter van enkele mm’s, hebben een drielagige wand.
- Tussen intima en media: altijd lamina elastica interna
o Deze laag is door conractie van gladde spiercellen op meanderachtig geplooid
- Goed ontwikkelde media, ciculaire spiervezels, oriëntatie kan in de lagen veranderen stevigheid wand
o Tussen gladde spiervezels: collageen en elastine in glycosaminoglycaanrijke matrix
- Binnenlaag adventitia bestaat uit longitudonale vezelsbundels die losser worden naar buiten toe
- Alleen bij grote vaten: lamina elastica externa.
Elastische arterie
Gaan bij vertakkingen over in musculeuze arteriën. Kleuren in doorsnede: lichtgeel door elastine in tunica media
Intima afgedekt door endotheel met hoge vervangingssnelheid. Subendotheliale laag is dik en bevat (longtidunale)
BW-vezels. Als er geen enkelvoudige lamina elastica interna is, is er veel elastine in de subendotheliale laag.
Media: concentrische elastische membranen (aantal en dikte stijgt tot 70 j). Ertussen: gladde spiercellen met.
Contractie: geen vernauwing van lumen! Membranen dichter bijeen (stijfheid aortawand). Membranen regelen
elasticiteit (tonusmusculatuur). Ertussen: collageenvezels en amorfe tussenstof rijk aan chondroïtinesulfaat.
Adventitia heeft soms lamina elastica externa en bevat veel elastine, collageen, fibroblasten en gladde spiercellen.
Bespreek de verschillende vormen van bloedingen
1. Hematoom (blauwe plek)
- Accumulatie van bloed in weefsel na bv. bloedname of trauma
- Gevolg en kleur is afhankelijk van snelheid, locatie en het volume aan verloren bloed
o Blauw = klein beetje bloed
o Daarna: groen en geel hemoglobine afbreken tot biliverdine (groen) tot hematoedine (geel)
- Bloedingen in lichaamsruimten hebben specifieke namen
2. Petechiën
- Puntvormige huidbloedingen die bij druk van glas niet weggaan
- Kunnen levensgevaarlijk zijn, zeker voor kinderen
o Bloedende vaten door ontsteking door bacteriën in bloedbaan (sepsis, bact. infectie)
o Pneumo- of meneiokokken produceren antigenen antilichaam-antigen complexen
ontstekingen bloedvaten gaan kapot
3. Ecchymosen: kleinere hematomen, ook purpura genoemd
4. Melena
- Zwarte stoelgang door menging met bloed: teerachtig en zeer harde stank