Julie Van der Mueren
Inleiding tot de Filosofie
Hoofdstuk 1: Over het goede en het juiste
Ethiek
Ethiek gaat over normen en waarden
o WAARDEN: algemene morele uitgangspunten, aspecten van het leven die we belangrijk
vinden
o “tolerantie is de basis van onze democratie”
o veiligheid, vrijheid, vriendschap, rechtvaardigheid, integriteit.
o Drukt een beoordeling of evalutie uit
o Hieruit volgt geen directe aanwijzing hoe de waarde gerealiseerd dient te worden
o Soms verwijst het naar een karaktereig. (vb vriendelijkheid, eerlijkheid, ..) = Deugden
o NORMEN: concrete gedragsbepalingen, specifieke regels die ons voorschrijven wat we
moeten of mogen doen
o “breek nooit je belofte”
o wees eerlijk, werk af waaraan je begint, wees mild voor de anderen.
o Een oordeel voer wat wel of niet het geval zou moeten of mogen zijn.
§ Plichten: je moet iets doen of laten
• “je mag nooit liegen”
§ Permisses / toestemmingen: ja mag iets doen of laten
• “iedere individu mag zelf beslissen of het softdrugs gebruikt”
§ à belangrijke relatie tussen beiden
• wanneer je iets moet doen, mag je het ook doen
• de plicht beloften na te komen kan ook worden geschreven als de
permissie beloften te breken
à spelen vaak een rol op de achtergrond
à nauwe relatie: vb. wie eerlijkheid een belangrijke waarde vindt zal vinden dat iedereen de
waarheid moet spreken
Vergelijk met nieuwjaarsvoornemens.
o Waarden → algemene zaken waar je meer aandacht aan wil besteden, vb. meer tijd
doorbrengen met vrienden, familie.
o Normen → concrete gedragsregels om je leven anders in te richten, vb. wekelijks gaan
sporten, stoppen met roken, elke dag een uur klassieke muziek beluisteren.
Moreel: wat overeenstemt met de heersende waarden en normen. (die cultureel gedragen worden)
(tegengestelde van amoreel)
Immoreel: wat de heersende waarden en normen schendt.
Amoreel: waarbij geen waarden en normen betrokken zijn. (vb handleining ikea als je die niet volgt
zijn er geen morele gevolgen)
o “de zon komt op in het oosten” à geen norm of waarde en geen morele uitspraak
MORAAL: stelsel van normen en waarden, dat betrekking heeft op het handelen van mensen
o “in de moraal van de antiek-Griekse cultuur stond dapperheid hoog aangeschreven”
1
, Julie Van der Mueren
o de normen en waarden die er zijn, die heersen of gelden in een bepaalde cultuur = de
positieve moraal vd cultuur/maatschappij
o je kan ook onderscheid maken tussen een publieke en een persoonlijke moraal. à leidt je af
uit de gedragingen van mensen, nooit zwart op wit, er zijn altijd mensen die afwijken
ETHIEK: studie van normen en waarden, die zich richt op de vraag welke normen en waarden we
kunnen rechtvaardigen
o “waarom vinden we gezondheid zo belangrijk?”
o de systematische reflectie op die geldende moraal. à studie over welke normen en
waarden we kunnen rechtvaardigen à normatief gehalte, vraagt zich af hoe we ons moeten
verhouden tot bepaalde waarden, is die wel juist ?
o Streeft net zoals andere wetenschappen naar een vorm van objectieve geldigheid
niemand zal beweren dat a/b/c een kwestie van persoonlijke
mening is. Je kan dit als analogie gebruiken om te begrijpen
waarom ethiek een ‘wetenschappelijke’ discipline is: ze is
geen allegaartje van persoonlijke meningen, standpunten,
overtuigingen. Toch is er een belangrijk verschil. De meeste
wetenschappen geven een verklaring of beschrijving van de
fenomenen die ze behandelen. Ethiek concentreert zich op
de vraag naar rechtvaardiging. Ze onderzoekt niet wat de
oorzaken zijn, maar of er goede redenen kunnen gegeven
worden.
Kernvraag vd ethiek: Welke normen en waarden kunnen we met goede redenen verdedigen?
à de ethiek is zelf normatief: ze vormt een oordeel over de geldende normen en waarden en geeft
dus aan welke normen en waarden we zouden moeten naleven
à het normatieve karakter is niet altijd duidelijk
o ethiek is niet beschrijvend of descriptief, zij stelt zich niet tevreden met het beschrijven van
de bestaande toestand en het aangeven van de oorzaken daarvan. Ethiek is normatief. Zij
beweegt zich altijd op het niveau van hoe iets zou moeten zijn
o Descriptief: wat zich beperkt tot ‘wat is’ en die toestand tracht te beschrijven.
o Normatief: wat zich richt op ‘wat zou moeten zijn’ en dat ideaal tracht voor te schrijven.
Het funderingsprobleem
De Logische kloof tussen zijn en behoren
o = Uit de constatering dat iets het geval is, volgt niet dat we iets moeten doen (of nalaten); uit
een feit kan niet zonder meer een norm worden afgeleid.
o Niet geldig!
o Vlees eten veroorzaakt leed bij dieren à we mogen geen vlees eten
§ Hier ontbreekt een stap
§ Uit een feit kan niet zonder meer een norm worden afgeleid
§ Om de redenering geldig te laten zijn, moeten we een extra argument
gebruiken
Twee verregaande implicaties:
1. Het hele wetenschappelijke instrumentarium van feiten, verklaringen, experimenteel bewijs,
etc. is niet bruikbaar in de ethiek.
2. De hele (exacte) wetenschap leert ons NIETS over hoe we ons leven moeten leiden.
2
, Julie Van der Mueren
à geen ultieme fundering
• Een correcte redenering om normen te rechtvaardigen bevat naast feitelijke ook
normatieve argumenten.
• Wel geldig!
a) Vlees eten veroorzaakt leed bij dieren
b) We mogen geel leed veroorzaken bij dieren
a. (In sommige gevallen kan men zeggen dat leed veroorzaken bij
dieren wel mag, bijvoorbeeld wanneer je huis in brand staat en je
moet kiezen tussen je baby en je hond)
c) à we mogen geen vlees eten
• Probleem: elke norm die we aannemen, moet opnieuw gefundeerd worden; een ultieme
fundering voor ethische stellingnamen is dus onmogelijk.
Relativisme
Het funderingsprobleem liet ons zien dat de onderbouwing van onze morele uitspraken nooit
volledig kan zijn à men kan dan stellen dat alles relatief is (maar het is lui om te zeggen dat alles
relatief is)
OBJECTIVISME
= De juistheid van algemene morele uitgangspunten kan bewezen worden
RELATIVISME
= Uiteindelijk zijn normen en waarden altijd relatief; het is zinloos om ze te proberen te
rechtvaardigen
• Normen en waarden zijn relatief tov de cultuur waarin ze gelden (verschillende cult
hebben verschillende n&w + veranderen in de loop van de tijd) = cultuurafhankelijkheid
TUSSENWEG
= Het heeft zin om algemene morele uitgangspunten te onderzoeken en na te gaan welke morele
consequenties met zich meebrengen
Het probleem van het relativisme
• WAT VOOR RELATIVISME?
o Cultuurrelativisme
§ à fundamentele verschillen tussen culturen, en dus tussen groepen van
mensen
o Subjectivisme
§ à fundamentele verschillen tussen individuen
§ Waarden en normen worden als volstrekt subjectief gezien à volledig
afhankelijk van de particuliere gevoelens en opvattingen van een individu
§ vb. emotivisme
• Emotivisme: een moreel oordeel is slechts de uitdrukking van
een moreel gevoel
o Hoe jij je bij iets voelt
o Moreel gevoel = Een uitdrukking van uw eigen gevoel
o Vb je mag niet liegen omdat je je er niet goed bij voelt
Drie bezwaren op het emotivisme:
3
, Julie Van der Mueren
1) De regel dat uit een gevoel van afkeer altijd een morele afkeuring en uit een gevoel van
waardering altijd een morele goedkeuring volgt, gaat niet op.
2) Dat we zoveel betekenis hechten aan een rechtvaardiging van onze morele keuzes, is een
teken dat de theorie van het emotivisme niet klopt.
3) De relatie van oorzaak en gevolg wordt in deze theorie omgekeerd: morele gevoelens zijn
niet de oorzaak, maar het gevolg van morele opvattingen.
De waarden en het goede leven
WAARDEN
à algemene uitdrukking van wat we in ons leven belangrijk vinden
à vandaar: bestanddelen van het goede leven
à uitwerking: drie centrale waarden
RECHTVAARDIGING?
à redenen geven waarom we deze waarden zo belangrijk vinden
Vrijheid
Vrijheid = de afwezigheid van beperkingen (er zijn verschillende invullingen van dit begrip-
“two concepts of liberty” (Isaiah Berlin)
1. negatieve vrijheid = de afwezigheid van door anderen opgelegde belemmeringen
2. positieve vrijheid = de aanwezigheid van reële keuzemogelijkheden
Vb: wanneer je al je geld en bezittingen weggeeft neemt je negatieve vrijheid niet af, maar je
positieve vrijheid verminderd we: je hebt bv niet meer de mogelijkheid om thuis te slapen
vraag:
waarom is vrijheid zo’n centrale waarde?
- instrumentele waarde = de waarde van vrijheid wordt bepaald door de waarde van de dingen die
we er mee kunnen bereiken
à vrijheid is een instrument voor het bereiken van waardevolle zeken
- intrinsieke waarde = een waarde die onafhankelijk is van de gevolgen van vrijheid
à verschillende vormen:
- symbolische waarde (erkenning)
- expressieve waarde (zelfrealisering en verantwoordelijkheid)
Authenciteit
“trouw zijn aan jezelf”
à iedereen moet zijn ware identiteit zo goed mogelijk tot uitdrukking proberen te brengen, pas dan
zijn we “authentiek”
Vragen:
• Is dat altijd goed?
• Wat bedoelen we met ons “ware zelf”?
o Iets dat vaststaat en onveranderlijk is
4