BEGRIP DEFINITIE VOORBEELD
HOOFDSTUK 1
Hiërarchisch Zinnen worden niet lineair, maar hiërarchisch De man ziet een kat :
opgebouwd. Dwz dat woorden niet zonder meer van ‘de man’ vormen
links naar rechts naast elkaar worden geplaatst, maar eenheid, ‘een kat’
dat ze in kleine groepjes worden samengenomen, die vormt een eenheid.
op hun beurt weer deel uitmaken van grotere groepjes (zie boomstructuur
enz. Die groepjes = woordgroepen. p24)
Asterix * Geplaatst voor een woordvorm om zin: de betreffende * De man ziet een kat
vorm is ONGRAMMATICAAL, dwz respecteert de en dat doet ook een
regels van de Nederlandse grammatica niet. hond (dat ≠ de
man+ziet)
Recursiviteit Het opbouwen van hiërarchische structuur gebeurt Woorden of
recursief. Recursiviteit verwijst in zijn meest algemene woordgroepen kunnen
vorm naar de situatie waarbij de uitkomst van een worden
bepaald proces opnieuw als input voor datzelfde samengevoegd tot een
proces kan worden gebruikt. grotere woordgroep
enzoverder. (zie bv
boomstructuur p24)
Kern/ hoofd Het woord dat de kernbetekenis van de hele Erg oude mannen met
woordgroep draagt en die ook kan vervangen. Het baarden zingen een
hoofd bepaalt de eigenschappen van de hele lied: ‘mannen’ is de
woordgroep. kern/het hoofd.
Bepalingen
Voorbepaling De overige elementen. ‘erg oude’ is
voorbepaling bij de
kern ‘mannen’
Nabepaling ‘met baarden’
Constituent Constituent gebruiken we in situaties waarbij we een Erg oude mannen met
woordgroep beschrijven in termen van zijn vorm, dwz baarden: nominale
de woordsoort van het hoofd van de woordgroep. constituent (want
(≈ maar NIET = woordgroep) ‘mannen’: nomen)
Woordgroep: gebruiken we als neutrale beschrijving
voor een groepje woorden dat een eenheid vormt.
Principe van de hoofdigheid of Het principe van de endocentriciteit: Zie boomstructuur
de endocentriciteit p28.
Elke woordgroep heeft een hoofd dat de
eigenschappen van die woordgroep bepaalt.
Elk woord is het hoofd van een woordgroep
, waarvan het de eigenschappen bepaalt.
Rechterhandhoofdregel (RHHR) De generalisatie dat een morfologisch hoofd typisch
aan de rechterkant zit. Abstract weergegeven: (zie p
Woordsoort of lexicale
29)
categorie
Grootvader: A+N,
Genus Het rechterlid bepaalt de woordsoort van het geheel.
geheel is N.
(ook keuze van lidwoord: recherlid is hoofd, de vader:
de grootvader): Zakgeld: de+het,
Meervoud Het genus van het rechterlid bepaalt het genus van geheel: het.
het geheel.
Nachtportier: en + s,
Meervoud van het rechterlid = meervoud geheel geheel + s.
Principe van compositionaliteit Het principe van de compositionaliteit (algemeen): De man met de ballon:
De betekenis van een complexe uitdrukking komt tot hoofd ‘man’ bepaalt
stand op basis van: de betekenis, maar
De betekenissen van de samenstellende delen voor en nabepaling
van die uitdrukking, en voegen extra
De manier waarop die delen zijn informatie toe. ≠ de
samengevoegd. ballon met de man (op
getekend)
Is van toepassing op de morfologie en de syntaxis
Chocolademelk ≠
(maar niet op fonologie, hiërarchische structuur wel
melkchocolade
op alle 3)
Gemotiveerde betekenis Geldt voor
Uit de vorm van bepaalde woorden en constituenten
kunnen we iets concluderen over de betekenis ervan. compositioneel
De betekenis is dus gemotiveerd vanuit de vorm. bepaalde betekenissen
zoals die van
chocolademelk
De aap komt uit de
Idiomatische uitdrukkingen Niet-compostitionele betekenissen van syntactische mouw.
constituenten, waarvan de beteenis niet gemotiveerd
maar arbitrair is.
Droogstoppel (is geen
idiomatische
Uitzonderingen op dit principe (van compositionaliteit uitdrukking, wel
en opgeleverde gemotiveerde betekenissen) de arbitrair)
betekenissen zijn niet gemotiveerd maar ARBITRAIR.
Semantische specialisatie/ Onderdeel van een woord krijgt een andere, meer Stadhuis: ‘huis’ krijgt
betekenis- specialisatie specifieke betekenis dan het normaal gesproken krijgt, meer specifieke
maar de betekenis van het hele woord is wel nog betekenis dan normaal
steeds compositioneel opgebouwd en dus gesproken.
gemotiveerd.
Structurele ambiguïteit Soms kan je aan een woord of constituent niet zien
, dat er sprake is van twee verschillende hiërarchische
structuren. Ambiguïteit: eenzelfde taaluiting kan meer
dan één betekenis hebben.
Die meervoudige betekenis kan op verschillende
manieren tot stand komen:
Lexicale ambiguïteit Een woord heeft meer dan één betekenis. Bank: zitmeubel of
Structuele ambiguïteit financiële instelling.
De ambiguïteit/ betekenisverschil wordt veroorzaakt
door de maner waarop woorden worden Ik zie de man met de
samengevoegd (de tweede clausule van het principe verrekijker: ik heb een
van compositionaliteit) verrekijker of de man
heeft er een. (zie
boomstructuur p35)
Valentie Combinatievereisten/restricties die voortvloeien uit de
betekenis van een woord.
= plaatsigheid
Een (werk)woord creëert een aantal open plaatsen die
moeten worden ingevuld door andere zinsdelen.
Eenplaatsig Slapen (iemand slaapt)
Begrijpen (iemand
Tweeplaatsig begrijpt iets)
Geven (iemand geeft
Drieplaatsig iets aan iemand)
Horen:
Subcategorisatie gesubcategoriseerd
Woorden kunnen ook formele beperkingen opleggen
aan de constituenten in hun omgeving, dwz voor een NP (bv de
beperkingen met betrekking tot de vorm of muzieki)
woordsoort van de woordgroepen waarmee ze Luisteren: gesubcat
gecombineerd worden. voor een PP (NAAR de
muziek)
HOOFDSTUK 2
Inhoudswoorden (/lexicale Woorden die rijke lexicale betekenissen hebben die Kind, bang, rijden
woorden) beschreven worden in woordenboeken, en die
verwijzen naar dingen/handelingen/eigenschappen in
de buitentalige werkelijkheid. Uitbreidbaar, niet
opsombaar
Functiewoorden (/grammaticale open woordsoorten: zelfstandige naamwoorden,
woorden) bijvoeglijke naamwoorden en werkwoorden.
De, ik, als
Woorden met een verbindende functie binnen de taal
, zelf, soort grammaticale lijm waarmee de
inhoudswoorden aan elkaar geplakt worden om
zinnen te vormen. Niet uitbreidbaar, opsombaar
gesloten woordsoorten: lidwoorden,
voornaamwoorden, voorzetsels, voegwoorden
Halfopen woordsoorten: telwoorden, bijwoorden,
tussenwerpsels.
Zelfstandig naamwoord = substantief = nomen (mv: nomina)
Soortnaam Verwijst naar een soort entiteiten bakker
Eigennaam Verwijst naar iets unieks (en wordt vaak ook met een Harry
hoofdletter geschreven)
Concretum Verwijst naar een tastbare of waarneembare entiteit
- Voorwerpsnaam zus, bakker / Harry
Persoonsnaam
Dierennaam hond / Lassie
Zaaknaam warenhuis / Delhaize
- Verzamelnaam
Collectivum Verzameling elementen waarbij de verzameling
zelf als eenheid wordt gepercipieerd
groep, kudde / K3
Aggregaatsnaam Verzameling elementen waarbij de verzameling
niet zelf als eenheid wordt gepercipieerd
fruit, vee
- Verwijst naar materie die geen concrete
- Stofnaam begrenzing naar vorm of hoeveelheid kent, en
waarbij we niet zozeer over individuele entiteiten
spreken maar wel over porties
(een emmer) zand
Telbaar nomen Kunnen we combineren met het onbepaalde lidwoord zus
‘een’ en heeft zowel een enkelvoudsvorm als
meervoudsvorm. Voorwerpsnamen, collectiva zijn
telbare nomen. Abstracta soms wel en soms niet.
Niet-telbaar nomen Andere subtypes van de nomina, met name Zand, fruit, Maya
stofnamen, aggregaatsnamen en eigennamen zijn
niet-telbaar.
Singulare tantum Een defectief nomen, dat geen meervoudsvorm heeft. Vee, ondergoed
(mv: singularia tantum)