Psychologie als wetenschap
= gedrag
= context en interactie van gedrag
Psyché = ziel
Logos = woord, gedachte
Verschillende stromingen:
Psychoanalyse
Behaviorisme van mens maken wat je wilt
Humanistische psychologie
Systeemdenken
Cognitieve psychologie bezighouden met denkfouten, misleiding
Evolutiepsychologie hoe het gedrag van mensen evolueert
Verschillende kijk op de mens. Stromingen vaak gelinkt aan bepaald tijdperk. Soms ook
reacties tegen elkaar, ook gebruik van elkaar
1e helft vorige eeuw: psychodynamische theorie vs behaviorisme
Eind van de eeuw : Evidence based
Kenmerken van wetenschap
Domein
= onderwerp van een bepaalde wetenschap of discipline
Cognitieve psychologie het denken
Behaviorisme het gedrag
Hypothesen en theorieën
= systematische en hiërarchische ordening
Van inzichten en causale verbanden
Over bepaald gebied van de werkelijkheid
Aan wetenschap doen = vertrekken vanuit theorie
Reducti e
= elke wetenschap is vereenvoudiging van de totale werkelijkheid
= wetenschap = reductionistisch = vereenvoudiging = kleiner
Kracht van wetenschap ligt in isoleren van deelsystemen
Water is veel meer dan de reductie “H²O”
Intersubjecti eve overeenstemming
= onderlinge overeenstemming over aantal zaken
Wetenschap streeft naar intersubjectieve overeenstemming tussen diegenen die zich aan
wetenschappelijke regels houden
Formulering
= nauwkeurig, precies, communiceerbaar
Wetenschap beschikt over eigen vakjargon
,Voortgang
= evolueert
Door wetenschap gaat men anders denken
Paradigma’s
= volgen elkaar op
= stelsel van met elkaar samenhangende wetenschappelijke visies, theorieën, begrippenkaders
en onderzoeksmethoden
= referentiekader (welke vragen? Hoe oplossen?)
Cyclische voortgang
o Feiten
o Algemeen geldende hypothesen
o Toetsen in onderzoeksopzetten (experimenten)
o Integreren in theorie
o Daaruit nieuwe feiten, onderzoeksvragen, …
Kriti sch
= men vraagt zich af of het geen subjectieve veronderstellingen zijn
Wordt aan weterschappelijk forum voorgelegd
Mensbeeld & fi losofi sch gedachtengoed
Elke wetenschap impliceert een mens- en wereldbeeld, visie, levensbeschouwing.
= ofwel onderliggend bij formuleren van nieuwe paradigma of vloeit als onlosmakelijke conclusie
voor uit theorieën
Organisch mensbeeld: gaat ervan uit dat je als mens 1 geheel vormt (systeemdenken, geen
oorzaak & gevolg)
Mechanistisch zelfbeeld: het geloof dat je stukken van mensen kan onderzoeken en het samen
een geheel vormt (behaviorisme) , ‘de mens als machine’
Personalistisch mensbeeld: iedere mens is uniek (unieke kenmerken) (humanisme)
Situering tussen de wetenschappen
Nomothetische wetenschap (verklaren)
= algemeen geldende regels
= wiskunde, fysica, …
Ideografische wetenschap (begrijpen)
= unieke en specifieke
= geschiedenis, literatuur, …
Psychologie heeft ze allebei
probeert mensen te begrijpen, experimenteren
komen tot verklaringen voor bepaald gedrag
Methoden
Mensenkennis
Onderscheid maken tussen mensenkennis en wetenschappelijk psychologische kennis
= subjectief, waardegeladen, cultuurgebonden en niet noodzakelijk universeel
Niet-psychometrische methoden
Observati e
,= participerend, je zit er in en ondertussen observeren, je hebt zelf invloed op iemand anders
Introspecti e
= in iemand zijn hoofd kijken
Kijkt naar gevoelens, gedachten, verlangens, …
Interview
= actief luisteren, focus leggen bij de ander
Anamnese
= studie van de ontwikkeling van een bepaalde problematiek, karaktertrek, …
= het verhaal van de cliënt (of ouders) over zijn eigen problematiek
Men tracht te achterhalen welke gebeurtenis in verleden van invloed geweest is en laat het de
betrokkene zelf vertellen
Getudie of casestudy
= alles samenbrengen, diepgaande studie van cliënt
Maakt gebruikt van veel methodes (medische gegevens, anamnese, vragenlijsten, interviews, …)
Voordeel: zeer gedetailleerde gegevens opleveren
Nadeel: resultaten niet zomaar veralgemenen
Projecti eve technieken
= een persoon schrijft eigen gedachten, emoties en motieven toe aan iets of iemand buiten zichzelf
(grotendeels of volledig onbewust)
= niet wetenschappelijk onderbouwt
Projectietest:
House-Tree-Person-test: proefpersoon krijgt opdracht om een huis, een boom en een persoon
te tekenen en daarbij een verhaal te vertellen
Thematic Apperception Test
Children Apperception Test
Familie in dieren
Psychometrische methoden
= wel cijfers
, Experiment
= Variabelen manipuleren (onafhankelijke variabele) die invloed heeft op de afhankelijke variabele
en opzoek naar mogelijke verbanden tussen de variabelen
= causale verbanden leggen
Variabele = grootheid die kan variëren (verschillende waarden kan hebben), kan gemeten
worden. Bv temperatuur, lengte, leeftijd, …
Isolerende variatie = methode om alle variabelen op 1 na constant te houden en de waarde van
die ene factor te laten variëren
Controle groep = om effect van onafhankelijke variabele na te gaan
Condities = verschillende situaties waarin proefpersoon kan terecht komen
Dubbel blind = noch de proefpersonen, noch de onderzoekers mogen tijden het experiment
weten wie in experimentele groep en controle groep zit in alle objectiviteit metingen doen
Correlationeel onderzoek
= geen variabelen manipuleren, maar relaties tussen verschillende variabelen bestuderen
= verband zegt niks onder onderzoek, geen conclusie trekken
Correlatiecoëfficiënt = mate van correlatie (statistisch)
o Positieve correlatie (0 tot +1) = hoge waarden bij ene variabele, ook hoge waarden bij
andere. Bv hoog IQ en hogere slaagkansen
o Negatieve correlatie (-1 tot 0) = hogere waarden voor ene variabele en lagere waarden voor
andere. Bv meer alcoholconsumptie tijden schooljaar en lagere examencijfers
o Geen correlatie = geen duidelijk verband ts 2 variabelen. Bv tussen schoenmaat en IQ is
geen correlatie
Testen
= belangrijke bron van informatie
= gestandaardiseerde meetprocedure
Validiteit = geldigheid
= test moet meten wat hij moet meten (test die intelligentie moet meten effectief
intelligentie meten)
Betrouwbaarheid
= mate waarin een test constante metingen geeft en nauwkeurig
Intrinsieke toevalsfactoren: eigen aan test, onvoldoende vragen
Extrinsieke toevalsfactoren: te wijten aan testsituatie of persoon
Normering
= vergelijken met scores van een vergelijkbare groep
Standaardisatie
= afname, materiaal, scoren, … heel nauwkeurig omschreven + iedereen op identieke manier
testen
Disciplines
Psychologie kent verschillende disciplines die elk een eigen domein hebben
Ontwikkelingspsychologie