Personen met een niet
aangeboren hersenletsel
Inleiding
Personen met niet-aangeboren hersenletsel of NAH hebben blijvende hersenbeschadiging ten
gevolge van neurologische (traumatische) gebeurtenis
Definitie
“Mensen die na een aanvankelijk, normale levensloop geconfronteerd worden met een
hersenletsel worden aangeduid als personen met een niet-aangeboren hersenletsel.”
Mensen met NAH worden geconfronteerd met:
Plotse of geleidelijk en niet-omkeerbare breuk in levenslijn die zowel voor heb als voor hun
omgeving gepaard gaat met verlieservaring en daaruit voortvloeiende verwerkingsproblematiek
Geïsoleerde of gecombineerde stoornissen die leiden tot beperkingen op diverse gebieden van
functioneren
Beperkingen die het in stand houden van voldoende groot netwerk van sociale interacties en
participatie ernstig bemoeilijken
Beperkingen die leiden tot langdurige en complexe ondersteuningsvraag
Leeftijdsgrenzen en breuk met de levenslijn
= ontstaat tussen 3 en 65 jaar
Verschil NAH en AH
= breuk met het leven voor en het leven na waarbij nog herinneringen en mogelijkheden intact zijn
= mogelijke verbetering en evolutie is nog altijd mogelijk mits juiste stimulatie
= verwerkingsproblematiek
Kinderen versus volwassenen
Vroege NAH tot en met lagere schoolleeftijd
= plotse breuk in normale motorische, cognitieve en sociale ontwikkeling op weg naar volwassenheid
= ontwikkelingsstoornis
Na lagere schoolleeftijd = verlies van mogelijkheden en functie die reeds verworven waren
= geen ontwikkelingsstoornis
Oorzaken van een hersenletsel
Traumatisch hersenletsel
= ongevallen, waarbij kracht van buitenaf tegen hoofd wordt uitgeoefend
(verkeersongevallen, sportongevallen, werkongevallen, …)
Coup = plaats waar slag ontstaat, eerste
impact op hersenen
Contre coup = tegenovergestelde kant
waar slag opkomt
,Niet-traumatisch hersenletsel
= ten gevolge van foutief intern proces in lichaam verstoort goede functioneren van hersencellen
met beschadiging als gevolg
bloedvatstoornissen (CVA of beroerte), infecties, tumoren in hersenen, vergiftiging, zuurstoftekort
Degeneratieve neurologische aandoeningen
= aandoeningen die gekenmerkt worden door achteruitgang en aftakeling van cognitieve
vaardigheden en/of bewegingsstoornissen
Parkinson, Hunington, Creutzfeld Jacob, Multiple Sclerose, Alzheimer
Gevolgen van een hersenletsel
= alles hangt af van grootte en plaats van letsel in hersenen
Verschillende zorgfasen en restverschijnselen:
Acute zorgfase
Na hersenletsel, eerst eerste hulp en daarna ziekenhuis
Bewustzijnsverlies
Via Glasgow Coma Scale ernst van hersenbeschadiging
scores toegekend aan al dan niet ogen en, maken van armbewegingen of geluiden bij pijnprikkels
Primaire en secundaire hersenbeschadiging
Eerste beschadiging direct door letsel op zich
soms zo groot dat dood volgt
Secundaire hersenbeschadiging bloedingen en/of hersenoedeem
Opname en verblijf in het ziekenhuis
= voorkomen en behandelen van verwikkelingen
= neurologisch onderzoek (CT-scan, MRI, EEG, …)
Revalidatie
Inleiding
Grootste herstel van letsel = 1e 3 maanden tot half jaar na oplopen van hersenletsel
Wat is revalidatie?
= leerproces opgebouwd om zelfstandigheid en zelfwaardering opnieuw te herwinnen
leerproces dat herstel van functies versnelt
Revalidatie team = multidisciplinair
arts, neuropsycholoog, verpleegkundig team, kinesitherapeut, ergotherapeut, logopedist, klinisch
psycholoog, sociaal verpleegkundige
Diagnostiek en metingen
= mogelijkheden en beperkingen in kaart brengen adhv verschillende tests
Plaats en grootte van letsel bepalen ernst en aard van stoornis
Vaardigheidstraining
= inspelen op functionele plasticiteit van hersenen door fysieke en cognitieve vaardigheden te
trainen
,Educatie voor de patiënt en zijn omgeving
= familieleden bij revalidatie betrekken
partners en/of ouders hebben nood aan informatie over aandoening, gevolgen en omgaan met
die gevolgen en veranderingen
Ogenschijnlijk gunstige prognose voor kinderen
Neurorevalidatie zo snel mogelijk opstarten
Variabelen die outcome van revalidatie beïnvloeden
Grootte en ernst van plaats van hersenletsel
Comaduur: hoe langer, hoe groter schade
Genetische factoren: persoonskenmerken voor hersenletsel
Omgevingsfactoren: personen uit sociaal zwak milieu vertonen minder herstel
Belang van revalidatie voor de opvoeder
= geleerde vaardigheden meenemen en toepassen in leefwereld van persoon met NAH
= omgeving ondersteunen
Chronische fase
= 2 jaar na oplopen van hersenletsel
= niet meer gericht op herstel van functies, maar op ontplooiing van activiteiten en participatie in
maatschappij
= stabilisatie en restverschijnselen
= verwerking en aanvaarding van eigen mogelijkheden en beperkingen
realistisch toekomstbeeld opbouwen
Restverschijnselen of gevolgen van hersenletsel
Neurologische of eerder zichtbare gevolgen
= primaire neurologische gevolgen
= hinderpaal voor kwaliteit van leven en activiteiten van dagelijks leven
Fysieke of lichamelijke letsels:
Bewustzijnsstoornis en coma
Verlamming
Evenwichtsproblemen (ataxie, intentietremor)
Gevoelsstoornis
Problemen met zicht (dubbel zien, gezichtsveldbeperking)
Spaakmoeilijkheden
Slikproblemen
Epilepsie
Neuropsychologische of eerder onzichtbare gevolgen
= groter negatief effect op dagdagelijkse leven dan fysieke gevolgen
Cognitieve gevolgen:
, Vertraging in denken en handelen – mentale overbelasting
meer tijd nodig om informatie te verwerken en er gepast op te reageren
snellere mentale overbelasting
Aandacht- en concentratiemoeilijkheden
moeilijker langere tijd op taak concentreren
problemen bij 2 of meerdere activiteiten tegelijkertijd
Geheugen
moeilijkheden bij opnemen van nieuwe informatie, spontane reproductie ervan en
herkenning
vertraagd leerproces
Communicatieproblemen
taal niet altijd goed gebruiken
niet duidelijk kunnen maken wat ze bedoelen
moeite om zinnen te bouwen of om op woord te komen
moeilijkheden bij uiten en begrijpen van intonatie, gelaatsuitdrukkingen of gebaren
Visueel-ruimtelijke beperkingen
moeilijk omgaan met ruimtelijke relaties (problemen bij inschatten van afstanden, richtingen
of perspectief)
Executieve functies
treden in werking tijdens andere cognitieve processen en hebben coördinerende en
controlerende functie
Agnosie
problemen met betekenisverlening en herkenning van voorwerpen, kleuren, gezichten, …
Anosognosie/geen ziekte-inzicht
niet bewust zijn van hun problemen en indruk dat ze hetzelfde functioneren als voor letsel
Primaire gedragsmatige of emotionele gevolgen:
hangen direct samen met letsel (frontale letsels)
Apathie = verminderd doelgericht gedrag en motivatiegebrek
Impulsief gedrag
Verhoogde prikkelbaarheid en agressie
Chaotisch gedrag
Emotionele vervlakking
Emotionele labiliteit (dwanglachen/-huilen)
Stemmingswisselingen
Persoonlijkheidsveranderingen
Secundaire emotionele gevolgen:
reactie op verlieservaring die persoon moet verwerken
hangen niet direct samen met letsel
Angst, bezorgdheid, catastrofale reactie