Ontwikkelingspsychologie
Hoe ontstaat de ontwikkeling?
- Nature: De aanleg. Hiermee wordt het kind geboren. (lichaamslengte,
oogkleur, huidskleur, temperament, geslacht).
- Nurture: Het milieu, de omgeving waarin het kind opgroeit. ( land, dorp,
cultuur, gezin, familie).
- Zelfbepaling: Eigen vrije keuze. Zelf doelen kiezen en beslissen wat zinvol
is.
12 domeinen:
Lichamelijke ontw.: lengte, gewicht, lichaamsbouw.
Mororische ontw.: de bewegingen. Grote bewegingen met armen/ benen
(lopen, voetballen <— grove motoriek) als de kleine bewegingen met
handen/ vingers (schrijven, tekenen <— fijne motoriek)
Tekenontwikkeling: deel vd motorische ontw.
Perceptuele ontw.: de ontwikkeling van de zintuigen: zicht, reuk, smaak,
tast en hoorzin.
Cognitieve ontw.: het denken en de denkdouten die kinderen maken.
Taalontwikkeling: kind leert praten, leert zich betekenisvol uitdrukken. Het
verwerft de volwassenentaal.
Schoolse ontw.: lezen, schrijven, rekenen, leerlingenbegeleiding en
ervaringsgericht onderwijs.
Spelontw.: geliefde bezigheid van kinderen.
Seksuele ontw.: leren kennen van eigen geslacht, verkennen van lichaam
en de gevoelens.
Sociaal -emotionele ontw.: belangrijke personen ih leven vh kind (lkr,
ouders, lln, broers/ zussen) zijn belangrijk voor ontw. Kind leert door
contact sociale en emotionele vaardigheden.
Morele ontw.: wat is goed, en wat is kwaad? Leren wat mag en wat niet
mag om als volwassenen verantwoordelijkheid op te nemen.
Persoonlijkheidsontw.: unieke persoon met eigen identiteit. Kind meert
eigen ‘ik’ kennen.
6 ontwikkelingsfasen:
1. Ongeboren baby, de geboorte en pasgeborene
2. De baby (0-1,5)
3. De peuter (1,5-3)
4. De kleuter (3-5)
5. Het basisschoolkind (6-12)
6. Adolescent (12-18/25)
De ongeboren baby, de geboorte en de pasgeborene
De lichamelijke (en motorische) ontwikkeling
Zwangerschap: 38 weken vanaf de conceptie. En dus 40 waken na de laatste
menstruatie. In de Prenatale fase bij de conceptie, (2 weken na start laatste
menstruatie (vanaf week 3)), onderscheiden we 3 perioden. Germinale,
embryonale en foetale periode.
1. Germinale periode (3-4 weken)
Germinaal = zaad/ kiem. Beginstadium vd mens. Bevruchting, conceptie
genoemd is eerste stap in deze periode. De bevruchte eicel deelt zich
1
,herhaaldelijk en nestelt zich vervolgens in de baarmoeder. Ook de moederkoek,
navelstreng en vruchtzak gevormd.
- Moederkoek/ placenta: voedingsstoffen uit bloed moeder worden
opgenomen, afvalstoffen van ongeborene komen erin terecht.
- Navelstreng: verbinding tussen baby en lichaam moeder. Via aders worden
VS aangevoerd en AS worden afgevoerd. Naar de moederkoek.
- Vruchtzak: volledig gevuld met vruchtwater. Zorgt ervoor dat baby veilig
en beschermd zit voor de buitenwereld.
2. Embryonale periode (5 tot 10 weken)
Bevruchte eicel neemt menselijke vormen aan. Het wordt een embryo.
Ontwikkeling van verschillende lichaamsdelen en organen. Eerst hoofdje, dan
ogen, dan romp, de armen, de benen, geslachtsdelen en de innerlijke organen.
Schadelijke omgevingsinvloeden kunnen afwijkingen veroorzaken. De
embryonale fase is cruciaal voor de vitale organen.
3. De foetale periode (11-40 weken)
De vrucht heeft menselijke vormen aangenomen en alle organen zijn aanwezig.
De organen ontwikkelen verder en er is een begin in functieontwikkeling o.a. de
adem en slikbewegingen. Er is ook toenemende activiteit ivm bewegingen. Ook
de babyreflexen zoals zuig- en grijpreflexeb ontwikkelen.
De psychische ontwikkeling
Psychisch leven= kunnen gewaarborgd worden en reageren? Dan is dit aanwezig
bij een foetus.
Verschillende babyreflexen of reacties
Deze reflexen zijn anders dan bij een volwassene. Deze reactie treedt niet altijd
op, het kind moet alert zijn. Deze worden na de geboorte getest om te kijken als
de pasgeborene geen afwijkingen vertoont.
- Grijpreflex: vinger in hand leggen, baby moet hand dan sluiten.
- Zoekreflex: Vroedvrouw raaktwang aan, kind moet hoofd in die richting
draaien.
- Reflex van Babinski: Grote teen beweegt zich omhoog bij aanraken van
voetzool.
- Reactie van Moro: Aan beiden kanten vh hoofd van het kind word op de
onderlaag hard gedrukt. Kind hoort ogen te sluiten, armen te streken en
handen te openen. Meteen erna brengt hij zijn armen terug naast hem.
- Schrikreflex: Bij horen van plots geluid of aanraking, zelfde reactie als
Mororeflex.
- Primaire lopen: vertonen van loopgedrag als ze opgetild worden.
- Zuigreflex: Neiging te zuigen als dingen de lippen aanraken.
De baby (0- 1,5)
De lichamelijke ontwikkeling
Eerste 6 maanden neemt snel toe in lengte en gewicht. De groei verloopt
asynchroon, verschillende delen groeien aan een verschillend tempo. (Hoofd
groeit sneller dan rest vh lichaam).
Gamiddeld 30 cm in lengte en 7kg in gewicht. Vanaf 6 maanden, tandjes
2
,Tot 1 jaar voornamelijkste voeding melk. Vanaf 4 maanden fruitpap, 5
maanden froentenpap, 6 maanden vis of vlees. Vanaf 1 jaar, variatie aan
vaste voeding.
Slapen = basisbehoefte. Kind ontwikkelt zich op lichamelijk en intellectueel vlak.
Kind kent eerste weken geen onderscheid tussen dag en nacht. Tussen 1 ste en 4de
maand komt slaappatroon tot stand.
De motorische ontwikkeling
Ontw. van baby verloopt van boven naar beneden en van binnen naar
buiten. Boven naar beneden eerst grove motoriek, beheersen van
controle over het hoofd, dan de nek en de rug en tot slot de benen. Van
binnen naar buiten de fijne motoriek (controle: handen, polsen en
onderarm) beginnende met de hele arm tegelijk naar hele hand naar
vingers.
Ontw. Wordt in grote lijnen in 5 fasen ingedeeld:
1. Het kijkstadium (0-3 maanden)
Verkennen van wereld door kijken en observeren. Begint met beperkte
volgbeweging- hoofd oprichten- romp oprichten.
2. Het grijpstadium (3-6 maanden)
Bekijkt, betast en zuigt/ bijt op dingen die hij vastneemt. Vanaf 2 maanden
wordt grijpreflex losser, verdwijnt rond 3 à 4 maanden. Als hij half jaar oud
is, voorwerp met volle hand vastnemen. Handgreep (minimale oog-
handcoördinatie). Grijpen wordt verder geperfectioneerd tot ong 1 jaar.
tanggreep, verschillende vingers nemen aangepaste positie aan om object
te omvatten.
3. Het zitstadium (6-9 maanden)
Leeftijd van 9 maanden vanuit willekeurige houding, zelfstandig in
zithouding. Lichamelijke rijping (AANLEG) en de spontane oefening
(OMGEVING EN ZELFBEPALING) spelen een rol.
4. Het kruipstadium (9-12 maanden)
Baby moet eerst leren hoofd en bovenlichaam op te tillen, stevigheid in
arm, buik en rugspier verkrijgen en evenwicht leren behouden. 10 de
maand, vlot op handen en knieën kan voortbewegen.
5. Het loopstadium (12-15 maanden)
Eerst overeindhouden zonder en met hulp, rechttrekken en zonder steun
leren staan, stappen adhv hulp van een volwassene, meubilair. Eerste
pasjes rond 13 à 15 maanden.
De tekenontwikkeling
Door verwerven van hand en tangreep kan baby potlood/ pen vastnemen en dus
tekenen. Leeftijd van 1, ongericht krabbelen. Waaiervormige krassen, krabbels
en cirkels Krabbelstadium. Kind wil niets voorstellen of representeren. Kind
beleeft plezier, het is bewegingsspel. 1 ste fase in de tekenontw. Van het kind =
noodzaak voor ontw. van kind voor uitdrukken gevoelens en voorbereiden op
lezen en schrijven. Dient dus gestimuleerd te worden.
De perceptuele ontwikkeling
Zien, kind ziet niets als het geboren wordt. Is wel lichtgevoelig en keert zich naar
het licht. Na een week kan kind objecten/ personen zien van 25 cm afstand.
Pasgeborene heeft voorkeur voor menselijke gezichten en bewegende beelden.
3
, Visuele functies:dieptewaarneming, contrastwaarneming, scherpheid en
kleurendiscriminatie zijn eerste weken beperkt. Kind 3 à 4 maanden oud
gelijkaardig aan volwassene.
Opvallende ontw. tijdens babyfase is diepteperspectief. Experiment ‘visual cliff’.
Men zet baby’s die al kunnen kruipen op een platform dat bestaat uit glas met
eronder 2 verschillende dieptes. Onder 1 deel bevindt er zich een
dambordpatroon, halverwege loopt dit over in een grotere diepte. Er ontstaat
visuele kloof. Baby’s die diepteperspectief hebben weigeren verder te kruipen.
Horen, Ze kunnen stemmen onderscheiden. Ze hebben een voorkeur voor
menselijke stemmen en meerbepaald vrouwelijke stemmen. Baby’s zijn gevoelig
aan geluiden. Ze maken onderscheid tussen verschillende gesproken talen met
als voorkeur de eigen moedertaal. Voorkeur voor hoge tonen. Vertrouwdheid en
toonhoogte spelen een rol.
Baby’s maken moeilijk onderscheid tussen achtergrondgeluiden en geluid dat
voor hen bestemd is.
Ruiken en proeven, Voorkeur voor zoete geuren en vloeistoffen. Gebruikt
geurvermogen om borst van moeder te vinden. 3 signalen zijn belangrijk: de
warmte vd borst, de aanraking met de tepel (zoekreflex en de geur vd borst.
Voelen, Verschillend ereacties op tastervaringen. Gevoelens die de aanraking
teweegbrengt (kou, warmte, pijn en druk). De mond heeft bij baby’s een
belangrijke functie als tastorgaan.
Stimulerende omgeving
2 soorten reacties op prikkels vanuit de omgeving:
1. Oriënterende respons: sprake van verhoogde alertheid, baby richt zich
naar de bron van de prikkel. Ideale toestand= actieve en rustige
waaktoestand en een rechte positie.
2. Defensieve respons: Kind trekt zich terug van de stimulatiebron.
De seksuele ontwikkeling
Kinderseksualiteit= ontdekken van eigen lichaam en de daarbij horende
gevoelens. Heeft te maken de tastzin. Seksualiteit krijgt nieuwe dimensie:
speciale gevoelens voor een ander Verliefdheid.
Huidcontact is heel belangrijk, het geeft niet alleen een prettig gevoel, is een
vorm van koesteren. basisgevoel van veiligheid. Kinderen worden gewardeerd .
De seksuele ontwikkeling volgens Freud
Volgens de psychoseksuele ontw.theorie doorlopen kinderen fasen waarin
genot/ bevrediging staan, steeds gericht op andere biologische functies vh
lichaam. Genot verplaatst zich van de mond (orale fase) naar de anus (anale
fase) gevolgd door de genitaliën (fallische fase) en het verstand (latentiefase) en
ten slotte het geslachtscontact (genitale fase).
Als kinderen niet in staat zijn zichzelf, in een bepaalde fase voldoende te
bevredigen, te veel worden bevredigd Fixatie (gedrag dat in eerdere ontw.fase
blijven steken tgv onopgelost conflict.)
De seksuele ontwikkeling bij de baby
4