Duits: Vertalen Duits > Nl 3 – Arthur Langeveld: Vertalen wat er staat
Hoofdstuk 0: Inleiding Zie ook ‘Fragen zur Langeveld-Lektüre (2013) – Teil 1: Inleiding (S.
10-16)
Vertaalwetenschap
1. De descriptieve vertaalwetenschap
a. Beschrijven van afzonderlijke vertalingen & vergelijken van verschillende vertalingen
van één origineel
b. Vertaalproces onderzoeken/analyseren
c. Socioculturele kant van het vertalen (Welke boeken worden wanneer, waar en
waarom vertaald?)
2. De theoretische vertaalwetenschap
a. Modellen, principes en theorieën ontwikkelen om te verklaren en te voorspellen wat
vertalen en vertalingen zijn
- Vertalen is in de eerste plaats een taalkundige bezigheid: De relatie tussen vertaling en
origineel kan – hoewel ook culturele verschillen een rol kunnen spelen – tot op grote
hoogte in linguïstische termen beschreven worden.
- Vertaaltransformaties: verschuivingen/veranderingen tussen brontaal en doeltaal die
regelmatig terugkeren
- Verwantschap tussen talen kan zowel taalkundig als cultureel (vertalen is ook een
bemiddelen tussen twee culturen)
Wat is een vertaling?
Een vertaling wordt gekenmerkt door een overeenkomst met het origineel niet alleen op
‘relevante punten’, maar ook op het niveau van betrekkelijk kleine teksteenheden. Bij een
vertaling kunnen op het niveau van woordgroep, zinsdeel, zin, of ten hoogste een kleine
groep zinnen talrijke correspondenties met het origineel worden vastgesteld. Het feit dat men
tussen kleine teksteenheden correspondenties kan leggen wil geenszins zeggen dat deze ook
dezelfde betekenis hebben.
Hoofdstuk 1: Enige taalkundige begrippen Zie ook ‘Lektüreauftrag Langeveld.
Fragen zu Teil 1 (S. 19-37)’
1.1. Overzicht
Taalkundige begrippen
Synony Twee woorden of uitdrukkingen die dezelfde betekenis hebben noemt men
mie synoniem.
Dapper = moedig, excuses = verontschuldigingen, gynaecoloog = vrouwenarts
Deze woorden voldoen aan de voorwaarde van verwisselbaarheid (völlige
Synonymie/Äquivalenz)
Fiets rijwiel, stelen jatten, bedriegen bedotten
Deze woorden voldoen niet aan de eis van (volledige) verwisselbaarheid
(partielle Synonymie), bv. door verschillende stijllagen
Synonieme zinnen op het niveau van beschrijving v/e situatie: ‘De pindakaas
is op.’ ‘Er is geen pindakaas meer.’ De situatie in de werkelijkheid is
identiek.
Hypony Een hyponiem is een woord waarvan de betekenis volledig wordt gedekt door een
mie ander woord met een doorgaans ruimere betekenis.
Een merrie is een paard is een zoogdier is een dier. De betekenis van het woord
‘dier’ omvat die van ‘zoogdier’, die op zijn beurt weer de betekenis van paard
omvat. We zeggen dat merrie een hyponiem van paard is en dat paard een
hyperoniem van merrie is.
Homony Homoniemen zijn woorden die identiek klinken maar een verschillende betekenis
mie hebben. De betekenissen hebben doorgaans niets met elkaar te maken.
Koper: iemand die iets koopt & metaal; Bot: vis, stuk been, niet scherp & lomp
Polysem Polyseme woorden zijn woorden die verschillende betekenissen in zich verenigen.
ie De betekenissen hebben iets gemeenschappelijks. (Blijkt vooral wanneer je
1
, woorden van verschillende talen met elkaar vergelijkt.)
Glas: stofnaam & drinkgerei; Zak: aardappelzak, broekzak, balzak & scheldwoord
Antony Antoniemen zijn woorden met tegengestelde betekenissen. Het ene woord houdt
mie altijd de ontkenning van het andere in.
Open – dicht, oud – jong, hard – zacht
Convers Woorden kunnen dezelfde betekenis hebben, maar stilistisch anders
en gestructureerd zijn. Ze vertegenwoordigen de plot op een andere manier, ze
bekijken het vanuit een ander gezichtspunt.
Kopen – verkopen, huren – verhuren, geven – krijgen; ook actief – passief kan een
converse relatie genoemd worden
Collocati Woorden worden met elkaar gecombineerd tot grotere eenheden, woordgroepen,
es zinnen, maar je kan niet zomaar alle woorden met elkaar combineren.
Kollokationsrestriktion
Een vergadering/bijeenkomst beleggen *Een vergadering/bijeenkomst geven
Een feestje geven *Een feestje beleggen
Beteken Referentiële of denotatieve betekenis verwijst naar iets in de werkelijkheid;
is stilistisch neutraal. Referentiële betekenis heeft twee elementen: een geheel van
eigenschappen dat iets moet hebben en een verzameling/klasse passende
referenten.
De betekenis van ‘stoel’ kan zo beschreven worden met een reeks eigenschappen
(componentiële analyse met semantic features of semen) waaraan elke stoel
moet voldoen om een stoel te kunnen worden genoemd: voorwerp op poten, om
op te zitten, rugleuning, voor één persoon…
Connotatieve betekenis geeft de houding van de spreker tegenover iets in de
werkelijkheid aan. Het is niet altijd goed uit te maken of de negatieve associatie
die een woord wekt door iets in het woord, in de taal, komt of door de referent,
het object in de werkelijkheid waarnaar het verwijst (bv. bij ‘vuil’).
Gelaat – gezicht – smoel: hebben dezelfde referentiële betekenis (referentiële
synoniemen), maar stilistisch zijn de woorden geen synoniemen (Gelaat =
deftiger, gezicht = neutraal, smoel = nogal plat).
Associat Veel mensen hebben bij bepaalde woorden bepaalde associaties.
ie Iemand die in een kerkkoor traumatische ervaringen heeft gehad, ervaart het
woord ‘kerkkoor’ met een onprettige associatie. (Dit is een associatie van
persoonlijke aard.) Er bestaan ook associaties die voor een hele bevolkingsgroep
gelden, bv. bij ‘mistletoe’ denken Engelsen aan Kerstmis.
Frequen Een bepaald woord wordt in de ene taal vaker gebruikt dan in de andere. Een
tie woord in taal A kan dus een voortreffelijk equivalent hebben in taal B, maar toch
is er iets aan de hand met de vertaling. De oorzaak hiervan is dat het woord in
taal A een heel andere frequentie heeft dan in taal B. Dit hangt af van de
verschillen in omgeving, natuur en cultuur.
Het Duitse ‘man’ en het Nederlandse ‘men’ worden veel frequenter gebruikt dan
het Engelse ‘one’. Vaak moet er dus in het Engels een andere constructie gezocht
worden.
1.2. De functies van taal
Een en dezelfde taaluiting kan verschillende functies hebben die de betekenis ervan soms
totaal kunnen veranderen. Volgens Bühler zijn er drie functies van taal:
Zuordung: de verwijzing door taaltekens naar een realiteit buiten de taal, dus het
constateren van een feit, het beschrijven van iets, het stellen van een vraag.
Anzeichen: het uiten van een emotie.
Appel: een beroep doen op de luisteraar, bv. door een aansporing, verzoek, bevel en
dergelijke.
Indeling volgens R. Jakobson Hij ontleedde het communicatieproces in zes componenten:
De zender (spreker)
De context (buitentalige werkelijkheid)
De mededeling (message), d. w. z. de manier waarop de taal gebruikt wordt bij het
communicatieproces
2