,Inleiding
Analyse van de jaarrekening = het gebruik van de gegevens uit een jaarrekening om een inzicht te
verwerven in de financiële structuur en prestaties van de onderneming.
De jaarrekening bestaat uit:
• De balans
• De resultatenrekening
• De toelichting.
Inhoudstafel:
1. Berekening van de cash flow op 2 manieren
2. Vermogensstromen van het actief en het passief
3. Opstellen van de vermogensstroomtabel op basis van de 2 bovenstaande elementen
4. Toegevoegde waarde berekening en ratio-analyse
1. Berekening van de cashflow op 2 manieren
Begrip cashflow
Cashflow = een belangrijk begrip.
Een bedrijf dat winst maakt, kan morgen failliet gaan wanneer het geen goede kasstroom heeft. Een
bedrijf heeft namelijk een goede cashflow nodig om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. Zo
heeft het bijvoorbeeld een goede kasstroom nodig om leningen bij banken terug te betalen.
• Winst is het verschil tussen de opbrengsten en de kosten van het bedrijf.
• Cashflow is het verschil tussen wat het bedrijf ontvangt en verliest aan vermogen. Het is niet
automatisch een kasbeweging.
o Niet elke kost is daarom ook een echte vermogensvermindering en dus een daling
van het vermogen.
• Een positieve cashflow betekent dat de instroom van vermogen groter is dan de uitstroom.
• Een negatieve cashflow (= cash drain) betekent dat vermogen wegstroomt uit het bedrijf.
Wenst men zich een idee te vormen over de zelffinancieringscapaciteit van de onderneming, dan
dient men de CF na belasting en winstuitkering te beschouwen. Dit bedrag kan ook dienstig zijn bij de
evaluatie van de opportuniteit van een vooropgestelde dividenduitkering.
CF na belasting na winstuitkering =
CF na belasting voor winstuitkering (NR = 9904) – Winstuitkering (694/7)
Het is deze waarde die in de vermogensstroomtabel dient opgenomen te worden, aangezien de
winstuitkeringen al op de BAL voorkomen als zijnde Schulden uit de bestemming van het resultaat
(47).
Kaskarakter van opbrengsten en kosten
Om de cashflow te kunnen berekenen, moet van de kosten- en opbrengstenelementen het
vermogenskarakter (dat we, in navolging van de praktijk, ook ‘kaskarakter’ zullen noemen)
onderzocht worden.
➔ ! Overloop de resultatenrekening en bepaal of het KO en KK, dan wel NKO en NKK zijn !
2
,Kasopbrengsten (KO) = alle opbrengsten die aanleiding geven tot een inkomstenstroom voor de
onderneming → hebben een kas (vermogens)implicatie.
➢ Voorbeeld: aankoop goederen, rentebetalingen, omzet. Wanneer een factuur wordt
uitgeschreven naar aanleiding van een verkoop aan een klant, zal de betaling door de klant
aanleiding geven tot een instroom van middelen voor de onderneming, we spreken dan over
een kasopbrengst.
Kaskosten (KK) = alle kosten die aanleiding geven tot een uitgavenstroom voor de onderneming.
➢ Voorbeeld: wanneer een factuur wordt ontvangen naar aanleiding van een aankoop door de
onderneming, zal de betaling aan de leverancier aanleiding geven tot een uitstroom van
middelen door de onderneming, we spreken dan over een kaskost.
Niet-kasopbrengsten (NKO) en niet-kaskosten (NKK) = alle opbrengsten en kosten die geen
aanleiding geven tot een in- of uitstroom van middelen → hebben geen kasimplicatie.
➢ De drie categorieën van niet-kasstromen zijn:
o Afschrijvingen (voor NKK) – of terugname van afschrijving (voor NKO)
o Waardeverminderingen (voor NKK) – of terugname van waardevermindering (voor
NKO)
o Voorzieningen (voor NKK) – of terugname van voorzieningen (voor NKO)
➢ Alle andere elementen zijn kaselementen.
BEREKENING:
De cash flow die een onderneming genereert wordt berekend op basis van de elementen uit de
resultatenrekening van een onderneming. Hiervoor bestaan er 2 methoden:
1) Langs de bovenkant van de resultatenrekening. Hierbij wordt het verschil gemaakt tussen
alle kasopbrengsten (KO) en alle kaskosten (KK): KO – KK
2) Langs de onderkant van de resultatenrekening, dit is het netto resultaat vermeerderd met
alle niet kaskosten minus alle niet kasopbrengsten: NR + NKK - NKO
Opmerkingen:
• Beide methoden geven hetzelfde resultaat en beide methoden dienen ook toegepast te
kunnen worden op het examen!
• Om voldoende gedetailleerd te zijn, zullen er enkele correcties moeten toegepast worden.
1.1 Berekening langs de bovenkant van de resultatenrekening: KO – KK
Resultatenrekening jaar X met volgende elementen:
70: Omzet (= KO) €2000
762: Terugname voorziening (=KO) €200
60: Handelsgoederen (= KK) €500
62: Personeelskosten (= KK) €400
630: Afschrijvingen MVA (= KK) €300
634: Waardevermindering op handelsvorderingen (=KK) €100
670: Belasting op het resultaat (= KK) €150
Netto resultaat van het boekjaar = KO – KK €750
3
, Methode 1: We vertrekken bovenaan de resultatenrekening en identificeren alle KO en KK:
Om dit te doen moet je u steeds afvragen of de elementen een kas-implicatie heeft ja of nee
• Om dit onderscheid te maken, kijken of er afschrijvingen, waardeverminderingen en
voorzieningen zijn. Dit zijn namelijk de elementen van de niet-kasstromen.
• De niet-kaskosten neem je NIET mee in je berekening voor methode 1, alleen de gewone
kaselementen.
• Kasopbrengsten worden weergegeven door een + en kaskosten door een –
70: Omzet €2000 Kasopbrengst €2000
762: Terugname voorziening €200 Niet-kasopbrengst
60: Handelsgoederen €500 Kaskost € -500
62: Personeelskosten €400 Kaskost € -400
630: Afschrijvingen MVA €300 Niet-kaskost
634: Waardevermindering op handelsvorderingen €100 Niet-kaskost
670: Belasting op het resultaat €150 Kaskost € -150
Nettoresultaat van het boekjaar = KO – KK €750 Cash flow €950
1.2 Berekening langs de onderkant van de resultatenrekening:
NR + NKK – NKO
Methode 2: We vertrekken aan de onderkant de resultatenrekening en identificeren alle NKO en NKK
We vertrekken van het nettoresultaat (NR) en corrigeren dit voor de erin opgenomen niet-kaskosten
en niet-kasopbrengsten.
➢ Kaskosten worden NIET meegenomen in je berekening voor methode 2, alleen alle niet-
kaselementen.
➢ Kaskosten worden hier weergegeven als een + en kasopbrengsten als een – (!)
Opmerkingen:
• Niet kaskosten werden in mindering gebracht om het boekhoudkundig resultaat te bepalen
→ ter correctie dienen ze er nu terug bijgeteld te worden
o Bv. handelsschuld bij AK Hg
• Niet kasopbrengsten werden in meerdering gebracht om het boekhoudkundig resultaat te
bepalen
→ ter correctie dienen ze er nu terug afgeteld te worden
o Bv. handelsvordering bij VK Hg
• Nettoresultaat (NR) = netto winst na belasting
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur alanaalaerts. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.