In dit document staan probleem 1 t/m 8 uitgewerkt van het blok 1.4, 1.5 en 1.6 voor het NVO tentamen. Alle literatuur is meegenomen en helder samengevat a.d.h.v. de doelstellingen en concrete leerdoelen. In het document vind je ook de literatuur die gebruikt is, tentamentips en oefenvragen (gebasee...
NVO volledige samenvatting blok 1.4, 1.5 en 1.6 (Pre-master versie)
Deze samenvatting is geordend op de doelstellingen (1 t/m 6) van het NVO-tentamen voor Pre-
masterstudenten.
Overkoepelende tip voor het bestuderen van de literatuur bij doelen 1b, 1c, 2a, 2b, 3b, zorg dat je:
• Een algemeen overzicht hebt van de momenten (globale leeftijden) waarop mijlpalen in
de emotionele-, gehechtheids-, cognitieve-, taal-, morele- en identiteitsontwikkeling
plaatsvinden.
• Weet wat de belangrijkste problemen zijn die op kunnen treden in de ontwikkeling van
bovenstaande domeinen
• De belangrijkste theorieën kent die betrekking hebben op bovenstaande domeinen en ook
de kritieken daarop kent
• Kennis hebt over externe en interne invloeden op de ontwikkelingen in bovenstaande
domeinen
• Weet wat genderverschillen zijn in de ontwikkeling in bovenstaande domeinen
• Kennis hebt over de belangrijkste instrumenten die je kunt gebruiken om ontwikkelingen
in bovenstaande domeinen te testen/observeren.
NVO blok 1.5
1a. Een beschrijving te geven van de fysieke ontwikkeling, inclusief prenatale ontwikkeling
1. Ontwikkeling kindertijd
(belangrijkste fasen/ontwikkelingen prenataal en het effect van teratogenen op de prenatale
ontwikkeling) en erfelijkheidspatronen (probleem 1 van blok 1.5)
Literatuur doelstelling 1a:
- (2014). Child Development (14th Ed.). New York: McGraw-Hill. Chapter 2, pp 48-72. AND chapter 3,
pp 73-87. (SL)
- Shaffer, D.R. & Kipp, K. (2014). Developmental Psychology: Childhood and Adolescence (9th Ed.).
USA: Cengage Learning. Chapter 2, pp 45-86 AND chapter 3, 89-129 (SL)
- Damon, A., McGonegal, R., Tosto, P., & Ward, W. (2014). Biology standard level (International
Bachelaurette). Sections on meiosis, mitosis, and DNA. (SL, blok 1.4 Psychologie; dit boek is voor
meer detail, over het algemeen kun je alle informatie uit de andere basisboeken halen)
Hoe werkt celdeling?
Een baby ontstaat uit een zygote (combinatie eicel en zaadcel). In de zygote zitten 46 chromosomen
(die bestaan uit 23 chromosomen uit de eicel en 23 chromosomen uit de zaadcel)= 23
chromosomen(paren). In de nucleus (regelcentrum menselijke cel) zitten deze 23 chromosomen
zitten genen die bestaan uit stukjes DNA (erfelijke codes).
Het erfelijk materiaal (DNA) ligt vast in de celkern en kan niet naar buiten (begint al voor de
bevruchting).
- Ieder mens heeft 22 paar/matchende Autosomen chromosomen (somatische cel die 2x
voorkomen) (dipolid) en 1 paar Gameten (23ste paar geslachtschromosoom X of Y (1x
voorkomen) (hapolid).
Bij een celdeling ontstaan er nieuwe cellen. 2 vormen van celdeling =
1. Mitose = celdeling van lichaamscellen (groei en celherstel). 46 chromosomen in een cel
verdubbelen zich naar 92 (dupliceren van de cel) en bewegen naar een kant van de cel. De
, zygote splitst zich in 2 cellen. Elke cel bevat een exacte kopie van 46 chromosomen
(waardoor het DNA dus identiek is aan elkaar).
→ Nieuwe lichaamscellen ontstaan.
2. Meiose (ook wel reductiedeling bij voortplanting genoemd) = celdeling van geslachtscellen
of gameten door productiecellen (testis en ovaria). In de celkern zitten 23
chromosomen(paren). Eerst verdubbelen de chromosomen zich tot 46 (duplicatie van 23
chromosomen) (2N). Er vindt een cross-over plaats: 2 homologe chromosomen wisselen DNA
uit waardoor er unieke erfelijke combinaties ontstaan. De gameten van een man en vrouw
komen bij elkaar en de zygote bevat 46 chromosomen.
- Meiose I: kopiëren 23 chromosomen en cross-over
- Meiose II: zygote splitst dan in 2 cellen met ieder 46 unieke chromosomen (diploid).
Vervolgens splitsen die 46 cellen zich weer in 2, met ieder 23 ongepaarde chromosomen
(haploid). → Nieuwe kiemcellen ontstaan.
Overzicht Mitose en Meiose:
Hoe komt DNA tot stand?
DNA = deoxyribonucleïnezuur, kan zichzelf vermenigvuldigen/verdubbelen en materiaal met erfelijke
informatie voor ontwikkelen tot mens. Deze molecuul slaat genetische info op en verzendt het
tijdens de reproductie, het is gemaakt van blokjes (nucleotides, ladder chemische substanties
genaamd Bases) die bij elkaar gehouden worden door een lang geroteerde parallel/spiraalvorm.
DNA bestaat uit chromosomen → genen (delen DNA-molecuul van chromosoom) → nucleotiden of
aminozuren (bouwstenen) = trappetje in DNA.
, - Adenine (A) bindt aan T
- Thymine (T) bindt aan A
- Cytosine (C) bindt aan G
- Guanine (G) bindt aan C
De volgorde van deze bouwstenen bepaalt de genetische/erfelijke code van DNA.
mRNA (messenger ribonucleid acid RNA) = boodschapper tussen transcriptie en translatie zodat DNA
naar buiten kan. → vermenigvuldigen/verdubbelen van DNA naar mRNA (complementair aan DNA →
enkelstrengs). Voorbeeld: Als de DNA-streng ‘AGT’ was, is het mRNA ‘TCA’. Dus mRNA vertaald naar
aminozuren: DNA -> transcriptie -> mRNA -> translatie -> genen coderen voor produceren soorten
Eiwit (wanneer bepaalde verandering in de omgeving plaatsvindt).
- Transcriptie = kopieren/vertalen wat nog in de cel gebeurt.
- Translatie = mRNA aflezen voor codes van aminozuren wat buiten de cel gebeurt.
Aminozuren aan elkaar vormen eiwitten.
mRNA gaat van de celkern naar het cellichaam, waar eiwitsynthese plaats vindt. De kopie fungeert
als een sjabloon voor het bouwen van eiwitmoleculen: elke reeks van drie basen codeert voor één
van de vele aminozuren die samen verschillende soorten eiwitten vormen.
Aminozuren worden buiten de celkern gemaakt.
- Elk eiwit heeft een bepaalde functie. Voorbeeld: botcellen worden bijvoorbeeld harder,
terwijl huidcellen elastisch worden.
Genen: besturen productie
enzymen en proteinen
(eiwitten), formatie en functie
nieuwe cellen, celdifferentatie,
timing specifieke genen
(groeigenen).
Volgorde van klein naar groot;
DNA (chromosomen) →
Chromosomen (genen) →
Genen (allelen).
Bekijk video’s op Youtube om deze biologische stof beter te begrijpen.
Wat is het verschil tussen dominant en recessief qua erfelijkheid?
Eigenschappen worden bepaald door Allelen: allelen worden doorgegeven door de ouders (1 allel per
eigenschap van de moeder en 1 allel per eigenschap van de vader) → Nieuw combinatie (unieke
chromosomen) van 2 allelen vormt één gen.
Dominant allel = Dit is het allel voor de eigenschap die vaker voorkomt. Als het wordt gepaard met
een recessief allel zal alsnog deze eigenschap te zien zijn in het fenotype. Het wordt aangegeven met
een hoofdletter. (Bijvoorbeeld R = donker haar en r = licht haar, dan Rr = donker haar.). Voorbeeld
dominante trekken: bruin haar, veel haar, gewoon zicht, gewone huid, bloedgroep A en B en ‘het
hebben van geen ziekte’.
, Recessief allel = Dit is het allel voor de eigenschap die minder vaak voorkomt. Alleen als het gepaard
wordt met een ander recessief allel zal de eigenschap te zien zijn in het fenotype. Het wordt
aangegeven met een kleine letter. (Bijvoorbeeld R = donker haar en r = licht haar, dan rr = licht haar.)
Voorbeeld recessieve trekken: blond haar, kaalheid, kleurenblindheid, albinisme, bloedgroep O,
Hemofilie en Cystic Fibrosis.
➢ Homozygoot: 2 dominante allelen (RR) of 2 recessieve (rr) allelen
➢ Heterozygoot: 1 dominant allel en 1 recessief allel (Rr)
- Genotype: de totale specifieke genetische make-up van een individu, is present vanaf
conceptie (geërfd door individu). Genotype eigenschappen komen tot uiting in Fenotype!
- Fenotype: de karakteristieken van een individu, zichtbaar en meetbare kenmerken en
trekken van individu. Fenotype kan beïnvloed worden door genen (genotype) en omgeving.
→ Modificatie: verandering Fenotype door omgeving. Voorbeeld: haarkleur verandert en
wordt lichter door zonlicht.
→ Mutatie: plotseling, permanente verandering in DNA (genotype), één of meerdere genen.
Verandering kan plotseling of door omgeving zoals gevaarlijke milieumiddelen.
Simpele dominant-recessieve erfelijkheid = dominante gen komt tot uiting in fenotype (één van de
ouderlijke genen), vormen AA, Aa.
Codominantie = iemand met heterozygoot allelenpaar krijgt een middelweg of andere eigenschap.
Voorbeeld: Rr lichtdonker haar i.p.v. donkerhaar door dominant gen.
- Genen hebben een compromis gesloten → Dominant en recessief gen even sterk →
combinatie tot uiting in fenotype. Voorbeeld: bloedgroep A en B.
- Onvolledige/incomplete dominantie → Gen heterozygoot (Aa), allel is sterker maar kan niet
de effecten van andere allel verbergen, maar allebei tot uiting komen (codominantie).
Geslachtsgebonden overerving (X-gebonden overerving)= Eigenschappen kunnen
geslachtsgebonden zijn. Mannen zijn gevoeliger voor geslachtsgebonden genen omdat op Y-
chromosomen (recessief) geen informatie staat. Dus alleen X (dominant) bepaalt hun fenotype.
→ vrouwen hebben grotere kans met X op allel die dominant is op dat gen (aandoening niet of zijn
drager zijn van aandoening op X-chromosoom). Mannen grotere kans om getroffen te worden omdat
genderchromosomen niet overeenkomen (XY).
Voorbeeld: hemofilie (bloed niet normaal stollen), kleurenblindheid.
Polygenetische overerving = Veel eigenschappen worden bepaald door meerdere paren van allelen
(belangrijkste eigenschappen zoals lengte, gewicht, huidskleur, intelligentie). Hierdoor zijn er voor
veel eigenschappen niet maar twee opties, maar veel kleuren, soorten en maten.
(Bijvoorbeeld: AaBb, AAbb, aaBB, AaBB etc.)
Codominantie Polygenetisch
2 allelen Meerdere paren allelen
1 eigenschap Gekoppelde eigenschappen, meer combinaties
door interactie van genen
Pleiotropic > genen coderen voor veel
kenmerken in plaats van slechts één
Hoe meer genen aan een bepaald kenmerk bijdragen, hoe groter de kans is dat het tot uiting komt in
het fenotype of dat het in het genotype zit (drager).
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur anoukopschoor99. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €11,78. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.