Mobiliteit
H1 Schaarste en ruil
1.1 De vervoerssector
Vervoer speelt een belangrijke rol in de economie. Door betere
ontwikkeling van communicatiemiddelen (mobiele telefoon, internet)
neemt de behoefte aan vervoer toe.
Betere vervoersmogelijkheden lokken nieuwe vraag naar vervoer
uit. Het is nu een eerste levensbehoefte.
1.2 Schaarste
Economen kijken naar de afweging van behoefte en middelen: ‘Wat zijn de
kosten? Hoe hoog zijn de opofferingskosten van haar beslissing? Wat zijn
haar alternatieven?’
Behoeftes van mensen verschillen per cultuur en per persoon. Ze strekken
zich uit naar de toekomst.
Om in hun behoeften te voorzien hebben mensen middelen nodig. De
behoeften van mensen zijn oneindig maar de middelen zijn beperkt.
Schaarste: De beschikbare middelen zijn onvoldoende om alle
menselijke behoeften te bevredigen, waardoor er altijd een keuze moet
worden gemaakt uit verschillende mogelijkheden. Een product is schaars
als er een offer of inspanning moet worden geleverd om het product te
maken.
Vrije goederen: Goederen waar geen schaarse middelen voor worden
opgeofferd (lucht).
De middelen waarover de mensen beschikken zijn alternatief
aanwendbaar.
Alternatief aanwendbaar: De middelen (producten, geld of tijd)
kunnen voor verschillende zaken gebruikt worden.
Goederen zijn stoffelijk (scooter, mobieltje) en diensten zijn
onstoffelijk (onderwijs, iPhone-abonnement).
1.3 Ruil
Arbeidsdeling: Het splitsen van het productieproces in onderdelen
waardoor de arbeidsproductiviteit kan worden vergroot. Mensen
specialiseren zich door zich toe te leggen op één activiteit.
Directe ruil/ ruil in natura: Ruil waarbij goederen zonder tussenkomst
van geld rechtstreeks geruild worden tegen goederen.
Transactiekosten: Alle kosten die samenhangen met het tot stand
komen en afwikkelen van een ruil. (Bij directe ruil zijn de transactiekosten
veel hoger dan bij indirecte ruil).
Indirecte ruil: Goederen worden geruild tegen geld.
Ruilmiddel: Functie van geld: je kunt ermee betalen. Het wordt algemeen
begeerd, makkelijk te vervoeren, makkelijk te bewaren en makkelijk op te
splitsen in kleinere eenheden.
Rekenmiddel: Functie van geld: de waarde van verschillende goederen
kan met elkaar vergeleken worden.
Naast ruil en rekenmiddel kan geld ook een spaarmiddel zijn: Functie van
geld: je kunt het beware.
Marktsector Niet-marktsector
, Formele economie = wit
= geregistreerd Bedrijfsleven Overheid en non-
profitsector
Informele economie = niet-
geregistreerd Zwarte circuit Grijze circuit
Bij grijze circuit huishoudelijke arbeid, vrijwilligerswerk, doe-het-
zelfarbeid, directe ruil.
H2 Ruiltransacties en welvaart
2.1 Welvaartstheorie
De welvaartstheorie gaat er vanuit dat de welvaart kan toenemen door
ruiltransacties. Door de totstandkoming van een ruiltransactie kunnen
consument en producent een surplus realiseren en dat vergroot de
welvaart.
Betalingsbereidheid: Het maximale bedrag dat je voor iets wilt betalen.
Kosten: De waarde van de opgeofferde schaarse middelen.
Baten: De mate van behoeftebevrediging.
Pareto-efficiëntie
Pareto-efficiënt: De welvaart van één persoon
kan niet toenemen zonder dat de welvaart van
iemand anders afneemt.
Ans en Bob bereiken samen een welvaart van
maximaal 50.
In de figuur zijn X en Y Pareto-efficiënt, C is niet
Pareto-efficiënt.
Het Pareto-criterium doet geen uitspraak over de
wenselijkheid of rechtvaardigheid van een
verdeling.
Kritiek op de welvaartstheorie is dat zijn geen
rekening houdt met activiteiten in de informele
sfeer en geen rekening houdt met externe
effecten. (eigen groentje en CO2 uitstoot etc.)
2.2 Ruilen is geen huilen
Individuele consumentensurplus: Het bedrag dat de consument aan
voordeel heeft omdat hij minder voor een goed hoeft te betalen dan hij
maximaal wil betalen. baten – kosten = voordeel.
Leveringsbereidheid: De bereidheid van de aanbieder om bij een
bepaalde prijs een bepaalde hoeveelheid te leveren.
Individuele producentensurplus: Het bedrag dat de producent aan
voordeel heeft, omdat hij op de markt meer ontvangt voor zijn product
dan waarvoor hij het minimaal wil verkopen.
2.3 Prijsveranderingen en surplussen
Totale consumentensurplus: Het consumentensurplus van alle kopers
samen.
Totale producentensurplus: Het producentensurplus van alle
aanbieders samen.
Dit is niet hetzelfde als winst, want er zijn ook nog constante kosten.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur julieklijn. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.