Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Blok 2.7 Probleem 1 t/m 7 €6,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Blok 2.7 Probleem 1 t/m 7

 3 vues  0 achat
  • Cours
  • Établissement

In dit document staan de antwoorden op de leerdoelen bij probleem 1 t/m 7 van blok 2.7. Hierbij is gebruik gemaakt van de literatuur, die steeds bovenaan de stukken tekst vermeld staat. Daarnaast zijn er enkele aanpassingen gemaakt a.d.h.v. de nabesprekingen.

Aperçu 4 sur 33  pages

  • 5 juillet 2021
  • 33
  • 2020/2021
  • Resume
avatar-seller
Onderwijsgroep 7. Orthopedagogiek
Leerdoelen bij probleem 1.
Gelezen bronnen:
 Kennisclip: Persoonlijkheidsproblematiek
 Pauw & Mervielde (2010)
 Shiner & Caspi (2003)
 Basisboek: Prins & Braet (2014) H9
 Basisboek: Prins & Braet (2014) H5
 Basisboek: Verhulst, Verheij & Danckaerts (2014) H21 t/m blz. 526

1. Is er een verschil tussen temperament en persoonlijkheid en zo ja, wat is het
verschil?
Pauw & Mervielde
Traditioneel (sinds de jaren 60) worden karaktereigenschappen van het kind aangeduid met
de term temperament. Eigenschappen van de volwassene werden aangeduid met de term
persoonlijkheid. De laatste 15 jaar is er discussie omtrent dit onderscheid, en of individuele
verschillen tussen kinderen ook niet toe te schrijven zijn aan persoonlijkheid.

5 Factoren model (BIG5)  bipolaire dimensies
1. Extraversie (versus introversie)
2. Altruïsme (versus antagonisme)  gaat om sociale interacties
3. Neuroticisme (versus emotionele stabiliteit)
4. Conscientieusheid (versus negligence)  werkgerelateerde eigenschappen
5. Openheid voor ervaringen (versus geslotenheid)

3 grote theoretische/meet-tradities m.b.t. temperament:
1. Gedragsstijlen benadering (Thomas & Chess)
 Deden onderzoek naar de ontwikkeling van primaire, aangeboren reacties
 Kwamen met 9 dimensies (o.a. fysieke activiteit en intensiteit van de reactie)
 Legden de focus op het ‘hoe’ van gedrag i.p.v. het ‘wat’ en ‘waarom’
 Legden nadruk op de wederkerige relatie tussen kind en ouders/omgeving
 Kwamen als eerst met het concept ‘moeilijk temperament’
 Kritiek: slechts bewijs voor 4 dimensies, en te weinig aandacht voor
emotionele en motiverende componenten van temperament
2. Kritische benadering (Buss & Plomin)
 Pasten het vorige model aan, door temperament in de kindertijd als voorloper
op persoonlijkheid in de volwassenheid te beschouwen
 5 criteria voor een eigenschap om het onder temperament te schalen
 Kwamen met 4 brede dimensies van temperament (emotionaliteit, activiteit,
sociabiliteit en impulsiviteit)
3. Psychobiologische benadering (Rothbart)
 Ziet temperament als individuele verschillen in reactiviteit en zelfregulatie
 3 dimensies van temperament (negatief affect, surgency en effortful control)
 Kritiek: wel bewijs voor de 3 dimensies, maar weinig/geen voor de
leeftijdsspecifieke metingen

Al met al kom je uit op 4 dimensies van temperament (prominente grondbeginselen)
1. Emotionaliteit
2. Sociabiliteit versus sociale inhibitie ( extraversie)
3. Activiteit (komt overeen met surgency)
4. Persistence (komt overeen met effortful control)
Deze dimensies vertonen veel gelijkenissen met het vijf factoren model dat toegepast wordt
op volwassenen. Daarnaast is er in de terminologie veel overlap (zie schema in artikel).
Persoonlijkheid en temperament zijn dan ook met elkaar verweven: temperament is
aangeboren en ontwikkelt zich samen met omgevingsfactoren tot persoonlijkheid.

,Shiner & Caspi
3 functies van een persoonlijkheidstaxonomie:
1. Verbeteren van communicatie tussen onderzoekers
2. Het biedt onderzoekers een duidelijke structuur bij het ontwikkelen van
meetinstrumenten
3. Zorgt ervoor dat onderzoekers persoonlijkheidsmaatstaven kunnen koppelen aan
meer nomologische netwerken, waardoor ze onderzoek kunnen interpreteren en
nieuwe hypotheses op kunnen stellen

Taxonomie voor persoonlijkheidskenmerken van kinderen t/m adolescenten
 Extraversie/positieve emotionaliteit/surgency
 Sociale inhibitie (hoge score: teruggetrokken, angstig)
 Sociabiliteit (voorkeur om tijd met anderen te spenderen i.p.v. alleen)
 Dominantie (mate waarin een kind gedrag van anderen beïnvloed)
 Energie/activiteitsniveau
 Neuroticisme/negatieve emotionaliteit
 Fearful/anxious distress (naar binnen gericht: angst)
 Irritable distress (naar buiten gericht: boosheid)
 Conscientieusheid/beperking
 Aandacht (capaciteit om aandacht te reguleren  fout in ADHD)
 Inhibitie controle (plannen, zelfcontrole, voorzichtig/nadenkend)
 Prestatie motivatie/mastery motivatie (hard werken, doorzetten)
 Altruïsme
 Antagonisme (tegenovergestelde van altruïsme  antisociaal gedrag)
 Prosociaal gedrag (empathie)

5 kanttekeningen
1. Een persoonlijkheidstaxonomie is veranderlijk, want het past zich telkens aan nieuwe
onderzoeksresultaten aan
2. Ondanks de hiërarchische verdeling, is het niet de bedoeling om alleen onderzoek te
doen naar de hogere orde traits, dat is te breed en daarom is distinctie via de lagere
orde nodig
3. Meer onderzoek nodig naar de cross-culturele generaliseerbaarheid
4. Kinderen moeten holistisch bekeken worden: eerder gedrag beïnvloed later gedrag
5. Door het volwassen worden, kan de persoonlijkheid van een kind er anders uit gaan
zien, en het is de vraag of je daar op een goede manier een link tussen kan leggen

, 2. Wanneer is er sprake van een (ab)normale persoonlijkheid en wanneer is er
sprake van een persoonlijkheidsstoornis en wat is een borderline
persoonlijkheidsstoornis (BPD, bordeline personality disorder)?
Kennisclip: Persoonlijkheidsproblematiek
Abnormale versus gestoorde persoonlijkheid
 Abnormale persoonlijkheid: afwijking van het gemiddelde op één van de vijf
persoonlijkheidsgebieden (BIG5), verschil met normaal is dus puur kwantitatief
 Gestoorde persoonlijkheid: sprake van substantiële beperkingen in het
functioneren op het gebied van het zelf, en op het gebied van relaties.
 Persoonlijkheidsstoornis: psychische aandoening waarbij het dagelijks
functioneren ernstig wordt verstoord door beperkingen in het functioneren van de
persoonlijkheid en door aanwezigheid van pathologische persoonlijkheidskenmerken
1. Individuele problemen (bv. instabiel gevoel van eigenwaarde)
2. Intermenselijk functioneren (bv. problemen met empathie)




Borderline persoonlijkheidsstoornis (hoogste prevalentie, 20% in klinische populatie)




4 probleemgebieden borderline persoonlijkheidsstoornis:
1. Affectregulatie (vooral somber, maar soms ook een hypomane stemming)
2. Intermenselijke relaties (instabiele en intense relaties, verlatingsangst)
3. Impulsbeheersing (impulsief gedrag op meerdere terreinen)
4. Cognitieve stoornissen (paranoïde ervaringen, hallucinaties en dissociatie)

Link tussen persoonlijkheid en borderline
 Mensen met borderline scoren vaak hoog op neuroticisme en laag op altruïsme

, 3. Wat is de relatie tussen persoonlijkheid en psychopathologie?
Pauw & Mervielde
Invloed van persoonlijkheid/temperament op internaliserende symptomen
 Neuroticisme is een grote voorspeller van internaliserende problemen
 Componenten in lagere rangen zijn bepalend voor het soort internaliserend gedrag
 Conscientieusheid/effortful control modereert de relatie tussen neuroticisme en
angstproblematiek
 Meer onderzoek nodig naar specifieke invloed van trait op trait

Invloed van persoonlijkheid/temperament op externaliserende symptomen
 Persoonlijkheidsonderzoekers: correlatie tussen externaliserende problemen en
laag altruïsme/lage conscientieusheid
 Temperamentonderzoekers: negatieve associatie met effortful control, positieve
associatie met emotionaliteit
 Relaties met altruïsme en openheid zijn vooralsnog niet aangetoond

Prins & Braet H5
Verschillende hypotheses rond de relatie tussen persoonlijkheid en pathologie:
 Kwetsbaarheidshypothese (bepaalde scores brengen een bepaalde kwetsbaarheid)
 Complicatiehypothese (langdurige psycho syndromen veranderen persoonlijkheid)
 Littekenhypothese (persoonlijkheid is voor altijd veranderd door een aandoening)
 Pathoplastiehypothese (persoonlijkheidskenmerken kleuren problemen in)
 Spectrumhypothese (persoonlijkheid en pathologie in hetzelfde continuüm)
 Continuïteitshypothese (zelfde als vorige, maar geen gemeenschappelijke oorzaak)

4. Hoe kunnen stoornissen/gedragsproblemen gediagnosticeerd worden? Welke
benaderingen zijn mogelijk en wat zijn de voor- en nadelen? (gekoppeld aan
Grietens)
Prins & Braet H9
Categorische (invloed op klinisch-psychiatrische) versus dimensionele (invloed op
empirisch-statistische) classificatiesystemen
 In een categorisch systeem is de manier van indelen erg zwart wit, terwijl bij een
dimensionaal systeem geclassificeerd wordt met een ontwikkelingsperspectief in het
achterhoofd

2 prototypische classificatiesystemen:
1. DSM (categorisch classificatiesysteem)
 Bedoeld om problematiek van individuen te beschrijven en te classificeren in
stoorniscategorieën
 Stoornissen worden omschreven in termen van criteria of kernsymptomen,
deze zijn bij consensus door panels van experts vastgelegd en nadien door
empirisch onderzoek getoetst. Ook duur en frequentie vaak meegenomen.
 Beschrijvend en gedecontextualiseerd (richt zich slechts op een deel van het
plaatje) systeem, er is geen aandacht voor etiologie of pathogenese
2. ASEBA (empirisch-statistisch classificatiesysteem)
 Bevat vragenlijsten voor ouders, kinderen en leerkrachten, waarmee vanuit
verschillende bronnen een beeld over een individu gecreëerd kan worden
( crossinformantenperspectief)

Kenmerken klinisch-psychiatrisch systeem:
 Alles of niets opvatting over problemen en stoornissen
 Top-down benadering in het afbakenen/definiëren van stoornissen
 Inhoudelijke onderscheiding tussen stoornissen (comorbiditeit is een probleem!)

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur isaweda. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

73314 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,49
  • (0)
  Ajouter