Sociologisch perspectief 2
Ongelijkheid
-> ongelijkere landen zijn ongelukkigere landen
-> verschillende elementen die moeilijk gaan
-> niet enkel geldproblemen (ook mentale problemen, obesitas, geweld…)
Kaste, stand en klasse
Sociale ongelijkheid
= verschillen in controle over en genot van begeerde goederen, diensten, rechten, gevoelens en
ervaringen
-> gaat over meer dan enkel geld
-> wat heb ik? tot welke diensten heb ik toegang?
Vb. niet iedereen heeft gelijke toegang tot onderwijs
-> heeft invloed op het persoonlijke
Ongelijkheid is contingent
Contingent = de dingen zijn nu zoals ze zijn, maar het had ook anders kunnen zijn
-> niet in alle landen hetzelfde
-> verandert doorheen de tijd
-> vroeger meer ongelijkheid in België (vb. kinderarbeid, slechte lonen, geen sociale zekerheid…)
-> momenteel nog steeds ongelijkheid (vb. verschillende culturen, armoede, migratieachtergrond…)
-> globaal gezien doet België het best goed
-> grote middenklasse die normaal kan leven
Onze houding tegenover ongelijkheid
= streven naar egalitaire maatschappij
Egaal = gelijkmatig
-> het idee van gelijkheid vinden we belangrijk (willen geen slavernij, onrechtvaardig)
-> streven naar formele gelijkheid en grotere gelijkheid
Verborgen pijn van ongelijkheid
Sociale stratificatie = indelen van groepen mensen in maatschappelijke lagen, waartussen een
ongelijkheidsverhouding bestaat
-> ons klassensysteem is gekenmerkt door formele gelijkheid
-> in de praktijk niet waar (ongelijkheid door armoede, etnische afkomst…)
-> in de praktijk eerder feitelijke ongelijkheid
Feitelijke ongelijkheid
= ongelijkheid die uit feitelijke gedragingen voortvloeit
-> we verwerven onze status doorheen het leven dankzij studies, carrière… (verworven status)
-> volgens individueel schuldmodel (als je er niet voor werkt, is het je eigen schuld)
,-> veel structurele oorzaken (maatschappelijke kwetsbaarheid, generatie-armoede…)
-> wordt te vaak aan het individu toegeschreven terwijl het vaak structurele problemen zijn
Perverse compensaties: status en smaak
Ongelijkheid en collectiviteit
-> ongelijkheid door sociale stratificatie (lagen in de samenleving)
-> ene positie hoger dan de andere
Collectieve ongelijkheid = ongelijkheid in groep
Maatschappelijke ongelijkheid = ongelijkheid tussen groepen in de maatschappij
Statuscompensatie en bevestiging van lage status
Statuscompensatie = het hebben van een slechte status of achterstand op school trachten te
compenseren door uit te blinken op een ander vlak
Hoe de individu het ziet = proberen op een andere manier aanzien te verwerven
Hoe men het vanop afstand bekijkt = perverse manier om kansarmen op hun plaats te houden
-> reproductie van ongelijkheid
Labeling theory
= etikettering
-> bij afwijkend gedrag krijgt men een etiket of reputatie
-> raken deze niet snel meer kwijt
Gevolg
1. Etiketbevestigende reacties = anderen gaan zijn gedrag sneller interpreteren als storend
2. Etiketbevestigend gedrag = persoon zelf zal negatieve verwachtingen gaan internaliseren
Vb. verhuurder wil geen huis verhuren aan ex-gevangene
Vb. werkgever wil geen werknemer aannemen die ex-gevangene is
-> grote reden voor recidive (terugval)
-> men valt sneller terug in oude gewoonte wanneer men niks heeft om op terug te vallen zoals een job
of huis
Ongelijkheid en smaak
Statusdimensies = de verschillen tussen mensen waardoor we sociaal geplaatst worden
-> stand in de samenleving wordt bepaald per dimensie
Vb. hoog diploma geeft een hoge status, vreemde
Statusconsistentie = tussen de verschillende statussen van een persoon zit een systemisch verband
Vb. verband tussen beroepskeuze en sportkeuze (golfclubs verwachten we eerder dat hij bevolkt is door
mensen met een hoge beroepsstatus)
Statusinconsistentie = tussen de verschillende soorten statussen van een persoon zit geen systematisch
verband
,Vb. geen verband tussen beroepskeuze en sportkeuze (we verwachten binnen een worstelclub niet snel
mensen met een hoge beroepsstatus)
Principe
-> trachten zoveel mogelijk te streven naar statusconsistentie (statussen die bij elkaar passen en
aanvaard worden door de samenleving)
-> bij statusinconsistentie trachten we het op te lossen met compenserend gedrag
Compenserend gedrag = het gene waar we zo hoog op scoren gaan we in de kijker zetten
-> streven naar statusconsistentie beïnvloed smaak (datgene wat we belangrijk vinden)
Z
X = dimensies zijn consistent
Y = dimensies zijn inconsistent
Y
Z = dimensies zijn inconsistent
X
ONDERWIJS INKOMEN ETNISCHE
STATUS
Theorie van de niets-doende klasse (vroeger)
-> binnen het kapitalistisch systeem wordt status bepaald door bezit
-> wie veel heeft, is veel
Statusdistinctie = zich onderscheiden van iemand anders
-> vroeger had men een hoge status wanneer men zo rijk was dat hij niks te doen had
-> nu heeft men een hoge status wanneer men het druk heeft en hard werkt
Status, smaak en distinctie volgens Bourdieu (nu)
-> smaak, levensstijl, gedragspatronen, opvattingen en smaak gebonden aan sociale positie van mensen
(geen individuele keuze)
-> hebben deze geïnternaliseerd door wat onze sociale status als normaal
Vb. de gangbare mode volgen, verder studeren om het zo verwacht werd…
Hoe internaliseren?
1. economische kapitaal = vermogen, geld…
2. cultureel kapitaal = onderwijsniveau, kennis, informatie, vaardigheden… (vb. verder studeren)
3. sociaal kapitaal = sociale relaties en netwerken (vb. met wie ik omga bepaald mijn leefstijl)
-> gedrag krijgt vorm door bovenstaande kenmerken
Vb. mijn ouders vinden studeren belangrijk, ik ga het ook belangrijk
, Habitus
= sociaal ingebakken gewoonten, vaardigheden en posities
-> geheel van factoren die bij een individu een bepaalde smaak en daarbij horende gedragspatronen
mogelijk maken
-> men verwerft vaardigheden doordat men deel is van een bepaald milieu
-> deze vaardigheden maken een bepaalde smaak mogelijk
-> men verwerft de middelen om deze smaak te tonen
-> zal andere mensen ontmoeten die deze smaak delen
Hoge klasse Middenklasse Lagere klasse
(goût de luxe) (nabootsing) (goût de necessité)
-> schaars -> zich bewust van wat belangrijk is -> de dingen die ze doen moeten
-> moeilijk toegankelijk binnen zijn klasse nuttig zijn
-> vraag veel economisch, sociaal en -> nabootsen van hogere klasse -> smaak bepaald door wat
cultureel kapitaal Vb. namaakhandtassen noodzakelijk is om te overleven
-> neiging van dingen mooi te vinden
die voor anderen moeilijker
bereikbaar zijn
Functionalisme Conflictsociologie
= op basis van het functionele = op basis van macht
-> rol en rolgedrag helpen ons leven -> verklaart rolgedrag op basis van ongelijkheid
-> helpt problemen oplossen van het samenleven Vb. bedrijf bepaald het arbeidscontract maar de
Vb. organen binnen samenleving die meer of minder arbeiders gaan hier niet mee akkoord (staking)
belangrijk zijn, maar wel belangrijk in zijn geheel
Functionalisme
= sociale verschijnselen worden verklaard op basis van gevolgen of functies die ze vervullen door andere
verschijnselen (nut en functie)
Vb. nieuwe gezinsvormen leiden tot spanningen op het werk (moeilijk om in balans te houden)
Maatschappelijke instellingen
-> bestaan om een bijdrage te leveren het voortbestaan van de maatschappij
Economie = goederen en diensten uitwisselen
Politiek = maken de wetten
Gerecht = iemand die doorhakt als we het niet eens zijn
Onderwijs = aanleren, bijleren
-> zijn allemaal samen nuttig en functioneel
Conflictsociologie
= maatschappelijke instellingen worden verklaard op basis van uitkomsten van conflicten en
machtsverhoudingen
-> het is onze menselijke natuur om te streven naar macht
-> maatschappelijke instellingen streven naar macht
-> samenleving is als een arena waar de strijd wordt gevoerd