DEEL 1 : Grondbeginselen en functioneren van de Unie, Rechtsbescherming en
doorwerking van het Unierecht
Structuurkenmerken en functioneren van de EU
Belangrijkste beginselen van het Unierecht (Art. 4-13 VEU)
HOE KUNNEN WE WETEN OF DE EU WEL OF NIET BEVOEGD IS OM OP TE TREDEN?
1. Beginsel van de toegekende bevoegdheden (= attributiebeginsel, beginsel van
bevoegdheidstoebedeling)
o Art. 4, lid 1 VEU:
“Overeenkomstig artikel 5 behoren bevoegdheden die in de Verdragen niet aan de Unie
zijn toegedeeld, toe aan de lidstaten.”
o Artikel 5, lid 1 en 2 VEU:
“1. De afbakening van de bevoegdheden van de Unie wordt beheerst door het beginsel
van bevoegdheidstoedeling. De uitoefening van die bevoegdheden wordt beheerst door
de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.
2. Krachtens het beginsel van bevoegdheidstoedeling handelt de Unie enkel binnen de
grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de Verdragen zijn toegedeeld
om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. Bevoegdheden die in de
Verdragen niet aan de Unie zijn toegedeeld, behoren toe aan de lidstaten.”
o = de Unie kan enkel handelen binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de
lidstaten in de Verdragen zijn toebedeeld.
Toegekende bvh betekent geenzins dat de bvh noodzakelijkerwijze eng moeten
geïnterpreteerd worden.
o Bevoegdheden die in de vedragen niet aan de Unie zijn toebedeeld, behoren toe aan de
LS
o Gevolg? Indien de Unie wil handelen, moet zij een rechtsbasis voor dit handelen kunnen
aanwijzen. De EU heeft dus geen ‘Kompetenz-Kompetenz’ (=bvh om zelf te bepalen wat
de eigen bvh zijn)
o Stel dat EU buiten haar bvh optreedt, kan HvJ actie ondernemen en de rechtshandeling
ofwel (1) nietig verklaren of (2) ongeldig verklaren. ZIE VERDER
o Nuanceren:
EU-verdragen zijn kaderverdragen (traité-cadre):
¶ = EU-doelstellingen zijn in algemene termen geformuleerd en in funxtie
van de abstracte doelstellingen opgesteld, waardoor vele EU-bepalingen
breed kunnen worden uitgelegd (bv. milieubeleid)
Impliciete bvh:
¶ = bevoegdheden die niet expliciet in de EU-Verdragen worden vermeld,
maar eruit kunnen worden afgeleid dmv teleologische interpretatie of
via een effet utile redenering
• ERTA-zaak: EEG-Verdrag: expliciete “EU”-bevoegdheid om
binnen de EU transportmaatregelen te nemen.
Vraag: bezit de EU de bevoegdheid om een internationaal
akkoord over arbeidsvoorwaarden voor de bemanning van
motorvoertuigen over de weg af te sluiten?
Hof: EU-bevoegdheid vloeit niet alleen voort uit een
uitdrukkelijke toekenning in het EEG-Verdrag de EU is
bevoegd om een internationale overeenkomst te sluiten indien
dat noodzakelijk is om de Unie in staat te stellen haar interne
bevoegdheid uit te oefenen (impliciete bvh)
1
, ¶ Theorie wordt ruim geïnterpreteerd in EU:
• Niet louter (impliciete) bevoegdheid indien noodzakelijk voor
de uitoefening van expliciete bevoegdheid
• Ook (impliciete) bevoegdheid ter verwezenlijking van expliciete
doelstelling van de EU (= teleologische interpretatie)
Flexibiliteitsclausule (=paraplu-artikel):
¶ Art. 352,lid 1 VWEU:
“Indien een optreden van de Unie in het kader van de beleidsgebieden
van de Verdragen nodig blijkt om een van de doelstellingen van de
Verdragen te verwezenlijken zonder dat deze Verdragen in de daartoe
vereiste bevoegdheden voorzien, stelt de Raad, op voorstel van de
Commissie en na goedkeuring door het Europees Parlement, met
eenparigheid van stemmen passende bepalingen vast.”
de Unie kan bevoegd zijn daar waar ze normaal niet / onvoldoende
bevoegd is, indien dit noodzakelijk is om de doelstellingen van de EU-
Verdragen te realiseren.
¶ Tegenstelling met beginsel toegewezen bvh??
• Er zijn grenzen:
- Unanimiteit vereist
- Geen bevoegdheid waar die expliciet is uitgesloten in
andere bepalingen
- Bevoegdheden kunnen niet worden uitgebreid, mag niet
neerkomen op een verdragswijziging (Advies 2/94). Art. 352
VWEU geeft nl expliciet aan dat het niet kan dienen als
rechtsbasis om over te gaan tot harmonisatie in gebieden
die expliciet uitgesloten worden door andere
verdragsartikelen.
Tabaksreclame zaak: HvJ heeft slechts 1x een handeling van de EU-wetgever
nietig verklaard wegens schending van beginsel toegewezen bvh.
o Welke bvh werden aan de EU toegekend in de EU-verdragen? Art. 2-6 VWEU
Exclusieve bevoegdheden: art. 2, lid 1 + art.3
¶ LS mogen in beginsel niet optreden, ze mogen niet optreden tenzij bij
machtiging of wanneer de EU-handelingen verder moeten worden
uitgevoerd
Gedeelde bevoegdheden: art. 2, lid 2 + art. 4
¶ LS en EU bevoegd subsidiariteitsbeginsel; wie is als eerste
opgetreden? Als EU als eerste is opgetreden logen LS niet meer
optreden. Is EU nog niet opgetreden? Mogen allebei optreden
Aanvullende bevoegdheden: art. 2, lid 5 en 6 + art. 6
¶ LS blijven bevoegd om een beleid te voeren
¶ EU kan beleid LS enkel ondersteunen, coördineren of aanvullen
‘coördinatie van het economisch en werkgelegenheidsbeleid’: art. 2, lid 3 en art.
5 VWEU (politieke gevoeligheid)
‘GBVB’: art. 2, lid 4 VWEU (uitwerking niet in VWEU, maar in VEU)
o Wat indien de EU nieuwe bvh wil?
2
, Verdragswijziging nodig Art. 48 VEU: (p.37)
¶ Gewone herzieningsprocedure
¶ = tijdrovend
¶ Vereenvoudigde herzieningsprocedure:
• deel III van het VWEU ‘intern beleid en optreden van de EU’,
maar deze procedure kan niet worden gebruikt voor
bevoegdheidsuitbreiding van de EU
enkel mbt deel 3 VWEU (=intern beleid), niet om bvh EU uit
te breiden!
WIE TREEDT ER BIJ GEDEELDE BVH OP: DE UNIE OF DE LIDSTATEN?
2. Subsidiariteitsbeginsel:
o Art. 5, lid 3 VEU:
“Krachtens het subsidiariteitsbeginsel treedt de Unie op de gebieden die niet onder haar
exclusieve bevoegdheid vallen, slechts op indien en voor zover de doelstellingen van het
overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal
niveau kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het
overwogen optreden beter door de Unie kunnen worden bereikt.
De instellingen van de Unie passen het subsidiariteitsbeginsel toe overeenkomstig het
protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en
evenredigheid. De nationale parlementen zien er volgens de in dat protocol vastgelegde
procedure op toe dat het subsidiariteitsbeginsel wordt geëerbiedigd.”
o + Protocol Nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en
evenredigheid
o = de Unie zal enkel optreden wanneer de lidstaten een bepaalde doelstelling niet
voldoende kunnen verwezenlijken en de Unie deze doelstelling beter kan
verwezenlijken. Ookal is de EU dus bevoegd, door dit beginsel betekent dat niet de EU
automatisch haar bvh kan uitoefenen.
bepaald op welk niveau (EU of nationaal) moet worden opgetreden
o Geldt niet bij exclusieve bvh aangezien EU dan exclusief bevoegd is en dus niet nagegaan
moet worden wie exclusief bevoegd is.
o Doel? Besluitvorming zo dicht mogelijk bij de burger te laten gebeuren
o Controle? Door nationale parlementen & HvJEU :
Alle wetgevingsvoorstellen naar de nationale parlementen
Elke kamer van nationaal parlement kan bezwaar maken op grond van
subsidiariteit binnen termijn van 8 weken
Elke lidstaat = 2 stemmen (elke kamer één) = 54 stemmen
De nationale parlementen kunnen vervolgens een gele of oranje kaart geven
mbt het wetgevingsontwerp
Gele kaart: Indien 1/3 (18 stemmen) bezwaar maakt > voorstel heroverwegen
voorstel wordt gehandhaafd (onderbouwen), gewijzigd of ingetrokken
Oranje kaart: Indien 1/2 (27 stemmen) bezwaar maakt > voorstel heroverwegen
voorstel wordt gehandhaafd (onderbouwen), gewijzigd of ingetrokken.
Indien gehandhaafd (onderbouwen) dan moeten Raad en Europees Parlement
zich over subsidiariteit buigen, kunnen afzonderlijk beslissen het voorstel niet te
behandelen
MOET DE EU OP EEN BEPAALDE WIJZE OPTREDEN?
3. Evenredigheidsbeginsel:
o Art. 5, lid 4 VEU:
“Krachtens het evenredigheidsbeginsel gaan de inhoud en de vorm van het optreden van
de Unie niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te
verwezenlijken.
3
, De instellingen van de Unie passen het evenredigheidsbeginsel toe overeenkomstig het
Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en
evenredigheid.”
o + Protocol Nr. 3 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en
evenredigheid
Behelst enkel het optreden van de Unie, maar ook van belang voor de toetsing van
het handelen van de LS
o = de middelen (inhoud en vorm van het optreden) moeten in verhouding staan tot de
doelstelling die wordt nagestreefd
o = de EU-handeling moet geschikt + noodzakelijk zijn om het vooropgestelde doel te
bereiken
o Verschillen met subsidiariteit:
= allebei betrekking op de wijze waarop de EU haar bvh uitoefent
EB is algemeen van toepassing, ook indien EU exclusieve bvh uitoefent
EB veronderstelt het Unie-optreden ↔ SB stelt de vraag of Unie derhalve moet
optreden en in hoeverre
Maar EB bepaalt ook hoe de Unie optreedt daarom is EB belangrijker in RP
HvJ
o Toetsing = 3 tests: EU-handeling is evenredig als:
Geschikt is
Noodzakelijk is ter verwezelijking van het gestelde doel
Proportioneel is (=redelijke verhouding tss doel en middelen)
Het optreden van de EU is begrensd door:
a) Evenredigheidsbeginsel
b) Subsidiariteitsbeginsel: als niveau LS beter geplaatst is de doelsteling te bereiken
c) Beginsel van de bevoegdheidstoebedeling zelf met de 3 nuanceringen en eventuele
verdragswijziging
4. Beginsel van loyale samenwerking
o Artikel 4, lid 3 VEU:
“Krachtens het beginsel van loyale samenwerking respecteren de Unie en de lidstaten
elkaar en steunen zij elkaar bij de vervulling van de taken die uit de Verdragen
voortvloeien.
De lidstaten treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die geschikt zijn om de
nakoming van de uit de Verdragen of uit de handelingen van de instellingen van de Unie
voortvloeiende verplichtingen te verzekeren.
De lidstaten vergemakkelijken de vervulling van de taak van de Unie en onthouden zich
van alle maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie in gevaar
kunnen brengen”
LS/EU + EU/LS moeten zich constructief opstellen naar elkaar toe: (verticaal)
LS tov EU:
¶ In kader onderzoek in een niet-nakomingsprocedure moeten LS op een
duidelijke, nauwkeurige en ondubbelzinnige wijze alle informatie
doorgeven aan de Comm
EU tov LS:
¶ Bijstand verlenen aan de nationale instanties die waken over de
toepassing van het Unierecht (Bv. Zwartveld)
o Artikel 13, lid 2 VEU:
“Iedere instelling handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar in de
Verdragen zijn toegedeeld en volgens de daarin bepaalde procedures, voorwaarden en
doelstellingen. De instellingen werken loyaal samen.”
ook tussen de EU-instellingen (horizontaal)
4