PARODONTOLOGIE DEEL 2
Les 1-2: Inleiding
1. Enkele begrippen
Etiologie Wat is de oorzaak van de ziekte?
Pathogenese (Stapsgewijze) ontstaan, ontwikkeling en verloop van ziekte
Prevalentie Aantal zieken in een populatie
Incidentie Toename nieuwe gevallen per tijdseenheid
Voorbeeld:
Kind uit een gezin van 6 krijgt griep op dinsdag, prevalentie hierbij is 16% en incidentie is 1 per dag. Het 2de kind uit het gezin
krijgt griep op woensdag, prevalentie hierbij is 33% en incidentie blijft 1 per dag. Wat als op donderdag het 3de kind griep krijgt,
maar het 1ste kind is genezen? → prevalentie blijft 33% en incidentie blijft 1 per dag
2. Onderzoek naar etiologie van parodontale aandoeningen
OUDHEID Kwakzalverij, toverdrankjes, bijgeloof, homeopathische bereidingen voor
(2900 vC) Eqyptenaren de symptomatische behandeling van mond-, tand- en tandvleesklachten
(460-370 vC) Hippocrates Egyptenaren erkennen specialisten voor tandverzorging, in graftomben
van farao’s gouden driehoekige tandenstokers. Hippocrates reinigde de
tanden met lapje wol, gedept in honing en spoelde na met thee van dille,
anijs, mirre en witte wijn. Hij zag toen wel een mogelijke link tussen
mondgezondheid en de algemene gezondheid.
DE GOUDEN EEUW Antoni Hij was de eerste gecertifieerde microbioloog en onderzocht als eerste
(1632-1723) van leeuwenhoek micro-organismen uit de mond. De microscoop was eerder uitgevonden
maar hij wist de vergrotingsfactor uit te bouwen tot 480x.
JAREN 1960 Loë Experimenteel gingivitis model: oorzakelijk verband tussen plaque en
gingivitis, goede mondhygiëne kan gingivitis voorkomen en genezen en
kan parodontitis voorkomen maar niet genezen, al kan het wel na een
parodontale behandeling verder parodontaal verval voorkomen.
,JAREN 1970 Loesche Niet-specifieke en specifieke plaque theorie: niet alle plaque bacteriën
zijn even schadelijk, we onderscheiden een aerobe gram-positieve
commensale flora en een anaerobe gramnegatieve flora. Daartussen heb
je bacteriën die in beide milieus kunnen gedijen (facultatief anaeroob).
JAREN 1980 Socransky Vatbaarheid van de gastheer: er bestaat geen universele minimum
hoeveelheid plaque die verantwoordelijk is voor ontstaan van gingivitis.
Het ligt aan de vatbaarheid van de gastheer of een bepaalde hoeveelheid
plaque aanleiding geeft tot ontsteking.
JAREN 1990 Page Gastheer respons tov micro-organisme: de immuniteit van de gastheer
staat centraal. Plaquebacteriën lokken een ontstekingsreactie uit in de
capillaire plexus (rubor, tumor, calor, sanguis) waardoor de immuniteit
geactiveerd wordt.
JAREN 2000 Inflammatoir proces met systemische invloed
2010 Parodontitis is een complexe bacteriële infectie, een multifactorieel
proces waarin subgingivale MO in conflict gaan met het
afweermechanisme van de gastheer onder invloed van verschillende
soorten modificerende factoren. Hoofdfactor is de biofilm die door
permanente aanwezigheid en door virulentie van de MO dysbiotisch
wordt, wat evolueert naar chronisch ontstekingsproces (gingivitis) met
later parodontitis ten gevolge van over–reactieve gastheerrespons.
, Gedragsafhankelijke (levensstijl) Omgevingsafhankelijke
modificerende factoren: modificerende factoren:
- Roken, alcohol, drugs - SES
- HIV - Passief roken
- Eenzijdige voeding - Luchtvervuiling
- Negatieve stress
- Onregelmatig naar TA
- Hygiëne
Genetisch Epigenetisch (geen DNA defect)
bepaalde risicofactoren: bepaalde risicofactoren:
- Tandanatomie en kwaliteit - Roken kan vatbaarheid voor
- IL1-gen deficientie kanker vergroten door
- Immuniteitsstoornis inactiviteit van tumor-
- Syndromen (Down, Papillon- suppressor genen
Lefèvre) - Leeftijd kan bepaalde gen
functies veranderen
- Bepaalde voedingsmiddelen
(antioxidantia) kunnen
sommige veranderingen
gunstig beïnvloeden
Conclusie:
Parodontitis is algemeen verspreid, het kan leiden tot functieverlies met impact op het kauwvermogen en het esthetisch
voorkomen. Het tast de levenskwaliteit aan, want het kan leiden tot tandverlies. Het vormt een bron van sociale ongelijkheid door
de torenhoge behandelkost. Tenslotte kan onbehandelde parodontitis een bedreiging vormen voor de algemene gezondheid door
associatie met verschillende systeemziekten. Parodontitis kan voorkomen worden en is in de meeste gevallen behandelbaar.
Betreffende de prevalentie is parodontitis naast cariës de meest algemeen verspreide chronische infectieziekte. Parodontitis is
niet overdraagbaar tussen mensen. Betreffende de pathogenese is parodontitis een chronische multifactoriële infectieziekte die
in de hand gewerkt wordt door dysbiotische (verstoorde, afwijkende, uit balans) biofilms.
3. Benaming en symboliek
Ramfjordelementen:
Het volstaat om 1 element te kiezen uit elk sextant en om een tand te kiezen van elke soort volgens de verdeling 16, 21, 36, 41,
44. Als er één ontbreekt, wordt de buurtand gescoord van dezelfde soort (streefdoel is 3 verschillenden tandensoorten per kaak).
Voorbeeld wortelsectie/amputatie en hemisectie:
Door hemisectie van molaar in OK wordt de M of D wortel weggenomen en
blijft er de configuratie over van een premolaar in OK. Door hemisectie van
molaar in BK wordt de MV of DV wortel weggenomen en blijft er de
configuratie over van een premolaar in BK. Als men de P wortel wegneemt,
bljjft de configuratie over van een molaar in OK.
,3.1. Benamingen
Approximaal Dit zijn de tandvlakken die naar mekaar toe kijken.
Interdentaal Dit is de tandvleeszone onder het contactpunt, ter hoogte van de papilla.
Papillair Ter hoogte van de papilla (bvb papillaire zwelling)
Paramediaan Naast de midvestibulaire punt gelegen (bvb paramediane ontspanningsincisie bij flapchirurgie)
Zenith Dit is de positie van het tandvlees thv het hoogste punt van de klinische kroonlengte. Het ligt net
distaal van het midvestibulaire punt. Dit geldt alleen voor de 6 bovenfrontelementen.
Klinische breedte De klinische breedte van de 6 bovenfrontelementen verhouden zich volgens de gulden snede
(ongeveer delen door 3 en x2).
Tandvleesniveau Het tandvleesniveau van de hoektand en centrale incisief ligt op gelijke hoogte. Het
tandvleesniveau van de latere incisief ligt 1mm lager dan beide buurtanden
De tandarts vraagt hier om het tandvlees te verplaatsen thv 21
coronaal om terug gelijk te komen met tand 11, maar het
probleem is gingivahypertrofie thv 11 en 21 ten gevolge van
onderstaande kroonranden V en P.
Volgens de esthetische criteria zou het tandvlees van 11 en 21 eerder apicaal moeten
verschoven worden tot de blauwe lijnten om op gelijk niveau te komen met hoektanden.
3.2. Afkortingen
C i.d. = hoektand rechts onder (43) i2 = 52, 62, 72, 82
c.i.s. = melkhoektand links onder (73) M2 = 17, 27, 37, 47
M1 s.d = eerste molaar rechts boven (16) Cs = 13, 23
m2 s.s = tweede melkmolaar links boven (65) ci = 73, 83
M3 s.s = derde molaar links boven (28) Pss = 24, 25
I1 = 11, 21, 31, 41 m1id = 84
4. Gezond parodontium
Examenvraag: definities kennen (vooral supracrestale aanhechting)
GCG
,GEKERATINISEERDE GINGIVA Deze bevat de vrije marginale gingiva en de aangehechte gingiva. Gezonde gingiva
is roos (uitzondering bij pigmentatie) en heeft een sinaasappel aspect (retelijsten).
MARGINALE (VRIJE) GINGIVA Deze staat voor dat deel van gingiva dat niet aangehecht is aan de tand en loopt
van marginale gingivarand tot de vrije gingivale groeve, wat overeenkomt met de
buitenzijde van de sulcus
AANGEHECHTE GINGIVA Deze loopt van de vrije gingivale groeve tot aan de mucogingivale grens, behalve
= GEKERATINISEERDE GINGIVA ter hoogte van het harde palatum. De aangehechte gingiva sluit stevig aan tegen het
- SULCUSDIEPTE onderliggende bot en heeft geen submucosa om zo beter weerstand te kunnen bieden
tegen kauwkrachten en trauma tgv het poetsen. Je kan deze gingiva niet verplaatsen.
ORALE MUCOSA Deze bevindt zich buccaal in beide kaken en linguaal van de onderkaak. Palataal
van de bovenkaak spreken we namelijk niet van orale mucosa want hier bevindt
zich gekeratiniseerd epitheel. De mucosa is dun en niet gekeratiniseerd en heeft geen
retelijsten. Ook is deze meer kwetsbaar dan de aangehechte gingiva. Je kan deze wel
verplaatsen en dus doen rimpelen met de pocketsonde (rimpeltest) of met lugol zie je
dat mucosa minder donker verkleurt dan de gingiva (lugoltest).
GINGIVALE GROEVE Dit is een ondiepe depressie in gingiva en komt overeen met bodem van sulcus.
MUCOGINGIVALE GRENS Deze grens scheidt de gekeratiniseerde gingiva van de orale mucosa.
BINDWEEFSELVEZELS Deze vezels zijn elastisch in tegenstelling tot de gekeratiniseerde gingiva. De orale
mucosa bevat veel van deze elastische vezels en is daarom minder sterk.
AANHECHTINGSEPITHEEL (AE) Deze loopt van de bodem van de sulcus tot aan de GCG en is normaal 1 mm diep.
Het is de overgang tussen het uitwendig (sulcusepitheel) en inwendig milieu. Tijdens
eruptie van de tand verschuift het aanhechtingsepitheel mee apicaalwaarts. Het wordt
ondersteund door de onderliggende bindweefselvezels, en de hemidesmosomale
binding met het glazuur vormt het aanhechtingsepitheel een dichte seal.
BINDWEEFSELVEZELIGE Deze begint onder het AE en loopt tot aan de alveolaire botrand. Normaal bevindt
AANHECHTING (BWVA) de alveolaire botrand zich interdentaal ongeveer 1,5 mm onder glazuurcementgrens
(GCG). De functie van deze aanhechting is het trekken van de vrije gingiva (die aan de
buitenzijde zat en niet geconnecteerd is met de tand) en het aanhechtingsepitheel zo
dicht mogelijk naar de tand toe om bacteriële infiltratie te voorkomen. Het bevat
bindweefselvezels die in verschillende richtingen lopen, namelijk van cementum naar
gingiva, naar periost, circulair rondom de tand en van het cementum naar cementum
van de buurtanden.
, SUPRACRESTALE Deze aanhechting werd vroeger biologische ruimte genoemd. Het is de afstand in
AANHECHTING (SA) mm. van het meest coronaal gelegen AE tot de meest apicaal gelegen BWVA. Dus
normaal gezien is dit bij een tand 2,5mm, want de gingiva kan niet functioneren zonder
dit basisvolume (1mm AE en 1,5mm BWVA). Rond implantaten is de SA echter breder,
namelijk 3,5 tot 4mm want een implantaat zijn sulcus blijft even diep (0,5mm) en de AE
neemt hier ook ongeveer 1mm in maar de BWVA neemt 2,5mm in. Een implantaat bevat
natuurlijk geen parodontaal ligament of cementum, en ook geen horizontale en dento-
gingivale vezels meer. Wat er wel nog aanwezig is, zijn de verticale vezels die vanuit de
periost recht omhoog zullen aanhechten aan het epitheel. De supracrestale aanhechting
geeft verder ook ruimte aan de papillaire plexus en inbreuk hierop zou zich omzetten in
een weefselreactie waarbij rond tanden hypertrofie zou optreden en bij implantaten
kunnen we van botverlies spreken.
Niet respecteren van supracrestale aanhechting rond implantaat:
Subgingivaal mag er geen composiet, porselein,
goud of cement geplaatst worden want dit materiaal
is niet biocompatibel! Men heeft 3 mm SA nodig. Wat
wel subgingivaal mag is titanium en zirkonium.
PARODONTAAL LIGAMENT De Sharpey vezels (PDL) liggen tussen het cementum en de alveolaire botrand en
zijn minder elastisch. Het PDL is 0,2mm breed en hetgarandeert biologische activiteit
van cementum en bot, houdt de tand stevig vast en maakt fys. beweeglijkheid mogelijk.
Bloed- en lymfevoorziening in het PDL:
Via bloed en lymfevaten in het PDL worden bouwstenen aangevoerd en afvalstoffen
afgevoerd. Verder worden via n. trigeminus motorische (orthodontische verplaatsing) en
gevoelssensaties (te hoge kauwdruk doet reflexmatig stoppen met doorbijten)
doorgegeven. Rijke bloedvoorziening in het tandvlees komt samen in een plexus die
zich bevindt thv de SA, afkomstig van supraperiostale bloedvaten en bloedvaten in PDL
en bot. Lymfevaten volgen dezelfde weg als bloedvaten.
SULCUS EN POCKET De gezonde sulcus is de ruimte tussen de marginale gingivarand en het AE, en
deze afstand bedraagt normaal 0,5mm. Het sulcusepitheel is niet gekeratiniseerd
omdat het doorlaatbaar moet zijn voor de creviculaire vloeistof (semi permeabel). Dat
vloeistof is een permanent exsudaat in de sulcus met ontstekingsremmende en
antimicrobiële eigenschappen (zoals monocyten, granulocyten, immuunglobulinen).
Histologisch: de afstand van marginale
gingivarand tot coronaal gelegen AE.
Klinisch: we voelen AE niet en meten
doorheen de AE tot in de BWVA.
➔ Vanaf >3mm sulcusdiepte spreken
we van een pocket.