Taal en taalvermogen: soorten talen
Menselijke (natuurlijke) talen
Er zijn 4 kenmerken taal (universeel, geldt voor alle talen):
1. Creatief
Onze taal is creatief want met een beperkte set van regels en klanken kan u oneindig
variëren. U kan over van alles praten en steeds nieuwe zinnen maken die niemand eerder
produceerde. Er is veel variatie mogelijk in zinslengte maar ook in woordgebruik/ jargon.
(afh van situatie)
2. Interactief
Taal is HET communicatiemiddel waarmee we kunnen communiceren. Taal is het sociaal
materiaal waarmee we cultuur vorm geven en de maatschappij organiseren. Het is een heel
sociaal gebeuren want er is een wisselwerking tussen actie en reactie.
3. Spontaan
Er is geen directe aanleiding nodig om te spreken. We kunnen op elk moment van de dag
over alles en nog wat praten. Het is dus onafhankelijk van het hier en nu. Ook is taal
spontaan ontstaan en niet gemaakt.
4. Willekeurig
Er is een arbitraire relatie tussen vorm en betekenis. Dit wilt zeggen dat er geen logisch
verband is tussen vorm en betekenis. Is er geen enkele reden waarom wij een stoel, een
stoel zijn gaan noemen. Er is ook een conventionele relatie. Er zijn impliciete afspraken
tussen sprekers van dezelfde taal. Deze kan u niet negeren. Je kan een stoel niet plots anders
gaan noemen.
Uitzondering: onomatopeeën/ klanknabootsingen: dit is niet volledig arbitrair. De
koekoek heet een koekoek omdat die zo’n geluid maakt: er is dus wel een verband.
Uitzondering: gebarentaal: de vorm van een groot aantal woorden is niet arbitrair,
namelijk 1/3 van de gebaren is iconisch. (2/3 willekeurig) Er is een logisch verband
tussen een gebaar en naar wat het verwijst.
Deze kenmerken maken deel uit van de competence en performance van de taalgebruiker:
- Competence = taalkennis of taalvermogen
Dit is complex in kaart te brengen want het is deels bewust en onbewust. Dit komt omdat
taalkennis onbewust en abstract is. Onbewust omdat we kunnen zeggen of een zin al dan
niet correct is, maar dat betekent niet dat we kunnen uitleggen waarom. Abstract omdat het
gaat om algemene regels. Het omvat de grammatica: regels over fonologie, morfosyntaxis en
semantiek. Competence is taaluniverseel en taalspecifiek.
- Performance = taalgebruik in bepaalde situatie
Zichtbaar in versprekingen, ellipsen en gekozen registers. Er is een verschil in wat de
taalgebruiker kan en in wat hij werkelijk zegt. Er zijn woorden die je kent maar die je niet
direct gebruikt. Een mens die praat in een normale communicatie maakt zijn zinnen niet altijd
af (ellips), maakt fouten, past zich aan omgeving.
,Gesproken taal VS geschreven taal:
Gesproken taal Geschreven taal
Doel Uitwisselen van ideeën
Geen/ letters/ tekens, vaak
Vorm Klanken, vaak interactief
individueel
Tijd(sduur) Snel, vergankelijk Traag, blijvend
Metalinguïstische proc. Idee krijgt impulsief vorm Planning en organisatie
Leerproces Impliciet en spontaan Expliciet op school
Ontstaan Miljoenen jaren geleden “vrij recent” met spijkerschrift
Alle talen worden gesproken maar niet alle talen worden geschreven. Niet alle talen hebben
een even rijke woordenschat. In de geschreven vorm zijn verschillende systemen te
onderscheiden, waarbij: schriftsysteem is gebaseerd op kleinere taaleenheden, oudste
schriftvormen gebaseerd op pictogrammen, recentste schriftvormen gebaseerd op klanken.
Verbale VS non-verbale communicatie :
Verbale communicatie is gesproken taal met woorden (orale wijze) of geschreven taal
(grafomotorische wijze). Verbale communicatie veronderstelt spraakverstaanbaarheid
(duidelijke uitspraak van klanken, vertrekt vanuit perspectief van spreker), spraakverstaan
(de boodschap achter te klankstroom verstaan, vanuit perspectief van luisteraar) en
begrijpelijkheid (begrijpen van boodschap).
Non-verbale communicatie is zonder woorden. Voorbeelden hiervan zijn handgebaren,
lichaamshouding, gezichtsuitdrukking… De afstand tussen 2 pratende personen toont
verbondenheid. Bij mensen die je niet kent, kan je het niet goed verdragen als ze te dicht
staan. Emoticons zijn hier ook een voorbeeld van.
Non-verbale comm is beperkter als verbale comm. Gebaren hebben maar één
betekenis, woorden kunnen er soms meerdere hebben. Het bevat geen grammatica.
De betekenis van een gebaar kan afhankelijk zijn van context en gebruiker. (vb:
peace/ twee pintjes/ nog 2 rondes)
Gebarentaal:
Gebarentaal is een volwaardige taal. Het verschilt van de gesproken taal op vlak van
modaliteit (visueel <-> manueel) en in iconiciteit (bij 1/3 is er een verband vorm-betekenis).
Voor de rest vertoont het heel veel gelijkenissen met de gesproken taal. Het is ook spontaan,
creatief en interactief. Het bevat ook een grammaticale structuur. Het heeft taal universele
(zie volgende blz.) en taalspecifieke kenmerken. In Nederland heeft men bv een ander
gebaar voor water.
,Universele kenmerken van gebarentaal:
- Het gebruik van gebarenruimte
Vb: iemand vertelt iets over een man en een vrouw, na gebaar man/ vrouw wijst hij naar
bepaalde plaats. In zijn verhaal moet hij nu niet telkens opnieuw de man of de vrouw
uitbeelden maar kan hij wijzen naar de plaatsen in de ruimte.
- Handgebruik (simultaneïteit)
Gebaren taal is sequentieel (info wordt deeltje na deeltje overgebracht), maar ook
simultaan: verschillende stukken informatie worden tegelijkertijd overgebracht. Vb: je maakt
met je ene hand een gebaar en met je andere hand een ander gebaar.
- Gebruik van non-manuele signalen
Houding of beweging kan een grammaticale betekenis hebben.
Taalvariaties en meertaligheid:
Variaties en verschillende talen zijn niet te onderscheiden door puur linguïstische
argumenten. Wel door oordeel en gedrag van sprekers waarbij de politieke situatie vaak van
belang is. Vb: Noors en Deens lijken sterk op elkaar maar zijn 2 aparte talen. Wereldwijd
spreken mensen 7000 verschillende talen. Alle talen zijn gelijkwaardig. Ze vertonen dezelfde
complexiteit en opbouw. Het feit dat de ene taalvariatie van meer status geniet dan de
andere, heeft te maken met een maatschappelijke grondslag.
Taalvariaties:
Taal is geen homogene eenheid en kent dus veel variaties. Het varieert regionaal, sociaal
(arbeiders <-> professor) en historisch (NL uit 1918 <-> NL nu). Veel taalvormen
verdwijnen, maar ook veel nieuwe ontstaan. De oorzaak hiervan is prestige, veroudering
of vernieuwing in de omgeving.
Standaardtaal is de correctie variatie qua woordenschat, zinsbouw, spelling en uitspraak.
Het wordt gebruikt door overheid, media en onderwijs en is vastgelegd in
woordenboeken. Dialecten komen enkel voor in gesproken vorm. Er is een beperkte
verspreiding (meer regiolect dan dialect).
Komt voor op alle linguïstische niveaus: klank (Antwerpse <-> Westvlaamse /a/), woord
(boke <-> stutje), zin (hebban olla vogala…) en gebruik (taal op fuif <-> in klas).
Meertaligheid
Ook hier zijn variaties tussen talen op alle linguïstische niveaus: klank (Engelse “th”),
woord (FR: professeur <-> NL: docent), zin (IT: mangia <-> NL: hij eet) en gebruik
(Japanner praat makkelijker over loon van ons).
De status van een taal wordt bepaald door toepassingsdomein: wanneer spreken de
mensen de taal? Er kan een verschil in status tussen talen optreden. Deze wordt bepaald
door hoe makkelijk ze andere talen toelaten in hun omgeving. Het NL heeft 23miljoen
moedertaalsprekers. Bovendien bestaan er verschillende soorten Nederlands.
Bij taalcontact zoeken we meestal naar een lingua franca, meestal is dit Engels.
, Elke weetjes over meertaligheid:
o Het switchen op de talen maakt je brein flexibeler. Die braintraining levert op latere
leeftijd heel wat voordelen op. Dementie zou pas op latere leeftijd optreden.
o Termen voor geuren en kleuren: sommige mensen hebben concrete namen voor
bepaalde geuren, dit omdat ze daar waarschijnlijk ook belangrijker zijn voor hun dan
voor andere. Sommige gebruiken analogieën (bloem ruikt zoet) wat meer een
omschrijving is dan een geur.
Bestaat er zoiets als een oertaal?
Wanneer, waar, hoe de taal is ontstaan hebben we geen idee van. Er zijn geen tastbare
resten aangezien gesproken taal vergankelijk is. Vermoedelijk is de taal wel ontstaan op een
aantal plaatsen die een “grondtaal” hebben aangeleverd. De mens is gaan migreren
waardoor er verschillende groepen, taalfamilies ontstonden.
Welke organen zijn noodzakelijk om te komen tot taal?
De mens is het enige wezen dat taal gebruikt.
- Bouw van schedel
- Plaats van strottenhoofd (klanksysteem)
- Van viervoeter naar tweevoeter (rechtop lopen)
- Denk- en taalvermogen
Zit taal in onze genen en welke breinregio’s staan in voor taal?
Meertaligen hebben taalspecifieke breinregio’s voor begrip en productie en ook specifieke
regio’s voor het switchen tussen beide talen.
We weten niet zeker of taal genetisch bepaalt is. Een dyslectische ouder heeft 40 tot 50%
kans op een kind met dyslexie. Bij persoon met TOS (ontwikkelingsstoornis) is er 50% kans
dat familielid ook TOS heeft. Er moet dus toch een soort van genetische aanleg zijn maar
welk gen dat is weet men niet. Er is blijkbaar wel een gen (FOXP2) dat ermee te maken zou
kunnen hebben. Maar men is nog grotendeels opzoek.
Hoe verwerft een kind taal?
Er is een verschil tussen verwerven van taal (onbewust) en taal leren (bewust).
Spelenderwijs gaat een kind taal verwerven via benoemen, herhalen en uitbreiden.
Is taal aangeboren (nature) of aangeleerd (nurture)?
Nature is aangeboren en veronderstelt een talenknobbel. Nurture is aangeleerd en
veronderstelt een taalaanbod.
Eigenlijk is taal een combinatie van beide. Zowel door genetische achtergrond als door
omgevingsinvloeden. De hersenen ontwikkelen zich tijdens de zwangerschap tot en met het
25ste levensjaar. Vanaf seconde 1 is interactie tussen ouder en het kind heel belangrijk. Er is
een continue wisselwerking tussen kind en omgeving. Taalverwerving gebeurt in elke taal op
een gelijkaardige manier.