Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Hoorcolleges Compleet Psychologie Als Wetenschap UU 1e jaars - Resultaat: 7.9 €5,48   Ajouter au panier

Notes de cours

Hoorcolleges Compleet Psychologie Als Wetenschap UU 1e jaars - Resultaat: 7.9

8 revues
 494 vues  84 achats
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Zie tags, succes met het tentamen! :-)

Aperçu 10 sur 52  pages

  • 25 juin 2021
  • 52
  • 2020/2021
  • Notes de cours
  • Meerdere professoren
  • Toutes les classes

8  revues

review-writer-avatar

Par: brittdejong2003 • 1 année de cela

review-writer-avatar

Par: samirapostma • 1 année de cela

review-writer-avatar

Par: stijnjacobkusters • 11 mois de cela

review-writer-avatar

Par: lisalinvdwerf • 1 année de cela

review-writer-avatar

Par: sophievandervat • 1 année de cela

review-writer-avatar

Par: laurarejgermannion • 2 année de cela

review-writer-avatar

Par: maartensamijo • 3 année de cela

Afficher plus de commentaires  
avatar-seller
HC 1: Introductie Psychologie als wetenschap

Belangrijke termen binnen de wetenschap:
• Transparant: het onderzoeksproces is stap voor stap helder en volledig beschreven
• Reproduceerbaar: het onderzoek kan nog een keer uitgevoerd worden precies zoals het
eerder ook is uitgevoerd
• Replicatie: een studie vindt hetzelfde resultaat als een eerdere studie
Niet dezelfde resultaten, dan studie dus wel gereproduceerd, maar niet gerepliceerd.

Vragen, verklaren en begrijpen
Vanaf jongs af aan al benieuwd naar waarom gebeuren dingen, objecten onderzoeken om hetgeen
te kunnen verklaren en uiteindelijk begrijpen.
• Theorie vormen: empirische en wiskundige theorieën
Samenhang tussen observaties vinden en van daaruit theorie vormen
• Hypotheses vormen: door opmerken (uitzondering op) patronen, introspectieve zelfanalyse,
staande theorieën op nieuwe fenomenen etc.
• Toetsen: voorspellende rol van theorie, kunnen dingen samenhangen die jouw theorie
bevestigd
- Theorie-data cyclus




Onderdeterminatie: ruimte laten voor verschillende verklaringen (theorieën) vanuit de data
• VB hiervan: een correlatie impliceert niet een oorzakelijk verband

Termen in de wetenschap:
• Theorie: een set van onderling verbonden claims die toetsbaar is (deels of geheel)
• Hypothese: een claim over de relatie tussen constructen die volgt uit een theorie
• Variabelen: observaties die verschillende waarden kunnen aannemen
• Voorspelling: een verwacht patroon van data in studieopzet (op basis van hypothese)
• Data: records van observaties

Belangrijke houdingen:
• Kritisch nadenken
• Helder en precies denken en schrijven
• Omgaan met onzekerheid, aangeven dat we het nog niet weten als dat zo is
• Analytisch nadenken

Denkfouten van mensen:
• Jingle denkfout: ten onrechte aannemen dat dingen hetzelfde zijn, omdat deze met dezelfde
term worden aangeduid
• Jangle denkfout: ten onrechte aannemen dat dingen verschillen, omdat deze met
verschillende termen worden aangeduid

,Vakgebieden samenwerken




• Multi: samen in eigen domeinen
• Inter: samen en theorieën uit domeinen gebruiken voor ander zijn vraagstukken
• Trans: in samenwerking met samenleving

,HC 2: Introductie Psychologie als wetenschap

Wat kwalificeert als wetenschap?
• Wetenschappelijk: pretendeert wetenschap te zijn en is volgens de juiste regels ook
daadwerkelijk wetenschap
• Pseudo-wetenschappelijk: pretendeert wetenschap te zijn en is niet volgens de juiste regels
wetenschap
• Non-wetenschappelijk: pretendeert niet om wetenschap te zijn en beloopt ook niet deze
regels

Hoe wetenschap te bedrijven?
• Mertoniaanse normen (goede manier om wetenschap te bedrijven in een sociale
omgeving):
- Communisme: data en ideeën openbaar en voor iedereen open deelt
- Universalisme: iedereen kan de wetenschapper zijn, er zit geen verschil tussen
man/vrouw/rijk/religieus etc.
- Belangeloosheid: onderzoekers hebben geen belang bij de conclusie, waardoor ze
wellicht bias zouden zijn
- Georganiseerde skepsis: gemeenschap gezonde dosis skepsis t.o.v. de data uit het
onderzoek

Het doel van wetenschap:
1. Het vermeerderen van kennis, het beschrijven en begrijpen van de wereld
2. Het bijdragen aan de welvaart en het welzijn van mens en maatschappij
3. Bijdragen aan technologische vooruitgang
4. Het ondersteunen van een geloof of (politiek) doel

Hoe kan een wetenschapper ware uitspraken kunnen doen?
Bepaalde methoden:
• Deductie: het gebruiken van logica.




Is de conclusie op waarheid gebaseerd? Komt het overeen met de data? = meten.
Ook de inhoud van premissen hoeft niet waar te zijn. Alleen nut als de premisse waar zijn.
Observaties doen om te kijken of de premisses waar zijn: hoe vaker je dezelfde observatie
doet, hoe groter de waarheid van je uitspraak.
• Inductie: waarheid van een observatie toetsen door het aantal keren dat deze wordt
uitgevoerd. Conclusie op basis van observaties. Deze is waarheid tot tegendeel is bewezen
door een tegensprekende observatie.
Probleem: je kunt nooit alle observaties doen om totale waarheid kunnen zeggen.
• Metafysisch realisme: er bestaat een externe, van onze geest en waarneming
onafhankelijke wereld.
• Epistemologisch realisme: wij kunnen objectieve kennis krijgen van de externe werkelijkheid

,Falsificatie
Er kan met zekerheid worden gezegd dat een bepaalde conclusie niet correct is.
Kan in principe bewijzen dat iets niet waar is, maar is berust op observaties. Daarmee is het dus de
vraag of falsificatie mogelijk is. Daardoor zie je dat theorieën overeind blijven waar al falsificatie voor
is.

Demarcatie
Een waarneming die in tegenspraak is met de theorie, falsifieert de theorie. Alleen een theorie die
falsifieerbaar is, is wetenschappelijk. Want dan is er maar een observatie nodig om deze te
verwerpen.

Betere theorieën
• Falsifieerbaar zijn
• Moet 1 conclusie uitkomen
• Algemene theorieën beter dan specifieke theorieën

Wet van Weber (sterke theorie)
Een waarneembaar verschil is relatief en niet absoluut. Deze wet is falsificeerbaar door middel van
observaties. Deze wet is ook algemeen en niet specifiek.
Zoals dat verschil tussen twee kleine bollen beter te zien is dan tussen twee grote bollen. Terwijl er
hetzelfde verschil tussen zat.

Probleem observaties
Observaties zijn subjectief. Individuele observaties zijn subjectief, er moeten publieke, toetsbare
observaties worden gedaan. Daarnaast zijn de subjectieve ideeën van mensen verschillend, omdat
hun mening theorie-afhankelijk is. Dus je denkt als psycholoog, of als neurobioloog, etc.
• Basisobservaties

Onderzoekprogramma’s
Harde kern van uitspraken waar niet over getwist wordt. Daarnaast is een beschermgordel die alle
uitspraken en metingen doet om harde kern te beschermen.
• Positieve heuristiek: onderzoek dat de theorie versterkt (wel doen)
• Negatieve heuristiek: onderzoek dat harde kern aantast (niet doen)

Soms kan er wel een concurrerend onderzoeksprogramma komen, waar mensen naar overstappen.
Dus cyclus/paradigma van nieuwe onderzoeksprogramma’s:




Iedereen is met elkaar eens, en met z’n allen aan een vast onderzoeksprogramma werkt. Als dit niet
werkt dan met een nieuw paradigma beginnen met een nieuw onderzoeksprogramma.

Wetenschapsgeloof: als een wetenschapper ergens in gelooft, dan zoekt hij hier kennis naar
(=anarchie)

,HC 3: Replicatiecrisis en geschiedenis van methodologische uitdagingen

Cultuur en complexiteit van de psychologie als oorzaken van de replicatiecrisis

Cultuur:
Replicatiecrisis
Replicatie studies die veel gevonden effecten of relaties niet konden repliceren. Bepaalde
kenmerken: niet beperkt tot de psychologie, >50% falende replicatie in de psychologie, cognitieve
experimenten beter dan sociale experimenten (gedrag, reacties).
• Niet te repliceren: priming, unconcious effecten, automatisch gedrag en paranormale
effecten

Unconcious effecten
We hebben niet door wat er in het onbewustzijn in ons om gaat, maar er gebeurt het meeste
bewust en daarom niet zo erg beïnvloedbaar.
60% bewust, 30% onbewust (over de tijd geautomatiseerd) en 10% altijd al geautomatiseerd.
Conclusie: we doen heel veel bewust.

Ethiek
De wetenschap is belangrijk voor de maatschappij, basis van op kennis-gebaseerde besluitvorming in
politiek en bedrijfsleven. Gevolgen van falende replicatie: tijd, geld en bovenal verkeerde besluiten
op basis van valse kennis/informatie.

Oorzaken replicatiecrisis
• Wetenschapscultuur
• Complexiteit van de psyche en het gedrag

Complexiteit:
Complexiteit van psyche en het gedrag – is psychologie wetenschap?
Kritiekpunten:
• Methoden: observaties, vragenlijsten
• Complexiteit: complexe metingen, zoals gedrag, brein
Maar alles wordt dus indirect gemeten
Daarnaast wordt het ook sterk beïnvloed door de omgeving

Complexiteit: Beperkte betrouwbaarheid van observatie en introspectie
- Observatie: ruis in sensorische en cognitieve systemen, interpretatie sterk gereduceerde
informatie door de presentatie in brein en interpoleerde, aandachtslimiet en bias, effect
omgeving
- Introspectie: beperkte werkgeheugen en aandacht, op basis van lichamelijke reactie

Limieten van het meten van de psyche en de wisselwerking tussen voor- en tegenstander van de
introspectie versus observatiemethoden

Mentalisme vs. Fysicalisme (slaat terug op dualisme vs. Monisme)
Weerspiegelt ook weer de complexiteit en daardoor switch tussen methodes

Filosofische denkbeelden beïnvloedden de soort psychologische methoden en theorieën in
wetenschappelijke publicaties over psychologische studies.
• Fysicalisme: meet wat je ziet want wat je denkt is een onbetrouwbare interpretatie
• Mentalisme: meet wat je denkt want wat je ziet is een onbetrouwbare sensorisch meting

,Fysicalisme (voorkeur observatiemethoden)
Hierbij ligt de nadruk op onderzoek naar fysiek zichtbaar bewijs:
• Empiricisme: empirisch bewijs
• Materialisme: fysieke verklaringen voor cognitie
• Evolutieleer: observaties van anatomische kenmerken
• Functionalisme: gedragsobservaties
• Positivisme/Behaviorisme: gedragsobservaties

Mentalisme (voorkeur introspectie methoden)
Hierbij ligt de nadruk op onderzoek naar onzichtbare, onmeetbare mentale processen:
• Rationalisme: cognitie beredeneren/filosoferen
• Associationisme: theorie over mentale processen (geheugen)
• Structuralisme: mentale processen categoriseren
• Gestaltisme: mentale processen als geheel beschouwen

Wisselwerking tussen fysicalisme en mentalisme over de tijd:




Hedendaagse spanning
Tegenwoordig nog steeds milde spanningen tussen experimentele en andere vakgebieden.
Discussiepunten:
• Introspectie: klinisch en sociaal zeggen “ja” tegen introspectie d.m.v. vragenlijsten.
Experimentele psychologie liever geen vragenlijsten, maar observaties.

Evolutieleer & Functionalisme
Deze twee stromingen houden in:
• Evolutieleer: dierlijk gedrag verklaren vanuit de overlevingsfunctie. Hierbij staat het
observeren van de anatomie en het gedrag centraal.
• Functionalisme: vervolg op de evolutieleer, waarbij menselijk gedrag wordt verklaard vanuit
de functie en toepassingen in de maatschappij. Hierbij staat het observeren van gedrag
centraal.

,Evolutieleer
• Eerst: God heeft de aarde en de mens en de dieren geschapen
• Rond 1700-1800 (LeMarck): dieren zijn niet geschapen maar ontwikkeld; het lichaam past
zich tijdens het leven aan de omgeving aan en deze aanpassingen worden doorgegeven aan
de volgende generatie
• Wetenschappelijke theorie (Darwin & Wallace): leven op aarde heeft oorsprong vanuit
voorouders (eencellige) en vervolgens ontwikkelt zich van generatie naar generatie
• Comparatieve (vergelijkende) psychologie: Darwin vergeleek als eerste gedrag (emoties)
tussen dieren. Dit was het eerste cross-cultureel onderzoek naar expressief van emoties.
• Individuele verschillen (nature): hierbij lag er ook een extreme nadruk op genen, en niet
zoveel op de omgeving of ervaringen. Dit onderzoek was voornamelijk gebaseerd op
observaties. Start van nature vs nurture debat, maar ook nazi-achtige denkwijzen (Galton).

Evolutie onderzoek
• Fossiel en DNA-onderzoek: het bewijs voor de evolutietheorie door fossielen en DNA te
vergelijken. Bijvoorbeeld de datering en de vorm van schedels van mensen te vergelijken

Functionalisme
• Wetenschappelijke stroming geïnspireerd door evolutietheorie: gedrag en cognitie hebben
een evolutionaire functie. Hierbij kwam er meer ruimte voor introspectie.
Vragen als Waarom hebben we een werkgeheugen? Ze waren geïnteresseerd in het hoe en
waarom
- Bewustzijn (William James): nut van het bewustzijn. Hierbij was de onderzoeksmethode
zelf gedachten experimenten doen om te kijken wat de voordelen van bewustzijn
waren: bewustzijn geeft de mogelijkheid tot nadenken en keuzes maken bijvoorbeeld.
- Emoties (William James): functie van fysiologische reacties; gewoontes en emoties zijn
beiden automatische reacties. Het nut om snel te kunnen reageren, emotiebeleving tot
stand te brengen.
• Andere belangrijke functionalisten:
- Thorndike: start van de ethologie; het bestuderen van dieren in hun natuurlijke
omgeving om ecologische validiteit te houden. Hij ontwikkelde de puzzelbox en
observeerde.
- Mentale test beweging: de samenleving benieuwd naar het nut van de psychologie en
zijn toepassingen. Hieruit kwamen de mentale testen, zoals in het onderwijs (beter
kunnen leren), werk (geluk in baan), marketing (verkoop) etc.

Gestaltisme
Een gestalt is een proces in het brein wat ervoor zorgt dat informatie wordt gecombineerd tot een
perceptueel geheel (object, vorm). Het brein combineert hiervoor delen en vult de delen aan tot een
geheel. Dit viel alleen te bestuderen aan de hand van introspectieve metingen. Dit holistisch
mentaal proces levert mogelijkheden op, zoals complexe verbanden zien of complex gedrag
produceren.

Verschillende onderzoeken binnen gestalt stroming:
• Twee verschillende tonen: het horen van twee verschillende tonen: soms klonken ze niet
samen (dissonant) en soms klinken ze wel samen (consonant).
Mentaal gebeurt er dus meer dan alleen gedrag, maar ook waarnemen en begrijpen etc.
• Wetten om iets te kunnen zien als geheel object

,Positivisme & Behaviorisme
• Positivisme (Auguste Comte): deze stroming staat voor feitelijke informatie, ook wel meten
is weten. Hierbij werd alleen gezocht naar datgene wat zonder twijfel beschreven kon
worden, waar men positief over was. Er werd gemeten met observaties (sense data).
- Richtlijn voor wetenschappers: positivisme gaf weer steun voor de stroming
behaviorisme.
- Probleem: het werd moeilijk op onobserveerbare fenomenen te negeren. Voorbeeld is
verliefdheid, dit valt niet te meten, toch hebben ze dit geprobeerd uiteindelijk door rode
wangetjes te meten.
- Dus: logisch positivisme: het operationaliseren van niet-zichtbare concepten.
• Behaviorisme (Pavlov): klassiek conditioneren. Metingen van dieren naar mensen. Hierbij
werd de nadruk gelegd op gedrag.
• Neobehaviorisme: gevolg van logische positivisme. Hierbij werd de operalisatie van
cognitieve processen toegelaten (=dus toch mocht er indirect gemeten worden).
- Operant conditioneren (Skinner): niet de stimulus en response bepalen het gedrag,
maar de gevolgen van de response. Het gedrag staat dus in relatie met de omgeving,
maar bovenal dat het mentale aspect toch relevant is.

Cognitieve revolutie
Er werd al voor het behaviorisme eigenlijk al onderzoek gedaan naar de cognitieve “black box”:
geheugen, perceptie, aandacht, taal, bewustzijn, denken en problemen oplossen. Cognitieve
psychologie bestond dus doordat er denkprocessen ontdekt werden die niet via het gedrag gemeten
konden worden, computeranalogie en nieuwe methoden om cognitie te meten.

Inspiratiebron voor Piaget was dat Behaviorisme niet alles kon verklaren, zoals het feit dat oudere
kinderen t.o.v. jonge kinderen veel meer in hun hoofd deden. Dit is natuurlijk niet fysiek zichtbaar,
en zou wel moeten betekenen dat er cognitieve psychologie bestaat.
• Ebbinghaus vergeet-curve: cognitieve vragen als wordt een object vergeten of verandert in
het brein? Er blijft wel iets van een item over, maar vaak in een andere vorm.

Drijfveren van de cognitieve revolutie (mentale processen):
• Verwerkingsfasen zijn in de hersenen niet op te delen
Anti-structuralisme: Serial order problem: zoals bij piano spelen, zijn er veel motorische
handelingen te snel om als losse processen in het brein plaats te vinden
Antistructuralisme: Equipotentiality: gelijke kansen voor elk hersengebied om te leren.
Hersenen zijn namelijk niet keihard in vaste blokken opgedeeld.
• Ontstaan van de computer
Processen binnen een computer kunnen niet gemeten worden, alleen de input en output.
Deze methode inspireerde de cognitieve psychologen.
• Werkgeheugen theorie
Chunking, oftewel dat het werkgeheugen 5 tot 7 items kan vasthouden
• Aandacht (selectiviteit)
Aandacht is een voorbeeld van een proces dat zelf kan worden aangestuurd. Ergens
aandacht op richten of juist stimulus negeren.

,
, HC 4: Bias en het meten van psychologische concepten

Basisbevinding: wetenschap betreft waarheidsvinding en vraagt om objectiviteit

Wat is bias?
Bias is een systemische vertekening die een objectieve interpretatie van de realiteit in de weg staat.
Dit is ook wel een vooroordeel of vooringenomenheid die de perceptie kleurt.

Verschillende soorten biases (op te delen in categorieën):
• Persoonlijke biases: deze categorie staat ons als mens, psycholoog en onderzoeker in de
weg om objectief waar te nemen
• Bias in tests en methode: deze categorie heeft invloed op de middelen waarmee we iets
objectief onderzoeken
• Systematische biases: deze categorie beïnvloedt de objectiviteit van het
wetenschapssysteem.

Persoonlijke biases
De mensen probeert andere mensen en de wereld te begrijpen, maar hierin zijn we eigenlijk
subjectieve wezens. Dit heeft te maken met dat we ons in andere omgevingen bevinden dan
anderen, andere ervaringen hebben, andere emotionele staat hebben of andere definitie van taal.
• Halo/horn effect: mensen waarvan we een goede indruk hebben, verwachten we dat ze het
op andere gebieden ook goed doen (halo). Dit geldt andersom natuurlijk bij een slechte
indruk (horn)
• Representativiteitsbias: mensen die bepaalde representatieve kenmerken en deze koppelen
we al snel aan een interpretatie over diegene. VB: bivaksmuts zal wel een dief zijn
• Actor/observer attribution (fundamentele attributiefout): negatief karakter bij een ander
door een karaktereigenschap, en bij jezelf ligt het eerder aan externe factoren
• Confirmation bias: verlangen om onze eigen ideeën bevestigd zien. Deze informatie zoeken
en eerder aannemen.
• Overconfidence: na een aantal successen hebben we veel te veel zelfvertrouwen in een
bepaalde situatie, en niet meer goed kunnen inschatten hoe groot de kans is dat het goed
gaat
• Base-rate fallacy: slecht zijn in het inschatten van kansen
• Survivorship bias: mensen die succes hebben behaald (zoals topsporters) zullen wel daar de
juiste en goede karaktereigenschappen toe hebben, terwijl we niet weten of de mensen die
het niet hebben gehaald gewoon dezelfde karaktereigenschappen hebben
• Hindsight bias: idee dat er iets staat te gebeuren, en op het moment dat het gebeurt dacht:
zie je nou wel, ik dacht het al. Naderhand ben je dan zekerder over dat het stond te
gebeuren, dan dat je vooraf eigenlijk was.
• Availability bias: mate waarin we bepaalde voorbeelden kunnen noemen van een
fenomeen, achtten we de kans ook groter dat datgeen gebeurt

Functie persoonlijke biases
Biases functioneren als mentale shortcuts om problemen op te lossen. Het is een snel beslissyteem
als er gevaar dreigt, maar is hierbij ongevoelig voor de kansen. Ze dragen daarnaast bij aan self-
serving beliefs, en dit draagt bij aan een bepaalde zelfverzekerdheid.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur elisabont. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,48. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

72841 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€5,48  84x  vendu
  • (8)
  Ajouter