Methoden Van Bedrijfseconomisch Onderzoek (300012B6)
Tous les documents sur ce sujet (16)
Vendeur
S'abonner
lisaUVT
Avis reçus
Aperçu du contenu
Methoden van Bedrijfseconomisch Onderzoek
Webclip 1.1: Recap – van bedrijfsprobleem naar probleemstelling
Het 7-staps deductieve
onderzoeksproces:
1. Definieer het bedrijfsprobleem
2. Formuleer de probleemstelling
3. Ontwikkel een theoretisch kader
4. Kies een onderzoeksontwerp
5. Verzamel data
6. Analyseer data
7. Schrijf op
Deductief onderzoek = er is bestaande literatuur, er zijn theorieën. Vervolgens formuleer
je een verwachting, oftewel een hypothese. Deze ga je bevestigen of verwerpen aan de
hand van de data die je verzameld hebt.
De focus bij MBEO ligt volledig op het deductieve onderzoeksproces, we kijken dus niet
meer naar inductief!!
Wat is een goed bedrijfsprobleem?
Uitvoerbaarheid
o Kan je het uitvoeren?
o Een goed bedrijfsprobleem moet niet onmogelijk zijn om te onderzoeken.
o Checklist voor uitvoerbaarheid:
Is het probleem afgebakend?
Kan het probleem in variabelen uitgedrukt worden?
Kan je de benodigde data verkrijgen?
Bestaande data: data dat een bedrijf in bezit heeft of koopt.
Nieuwe data: data da teen bedrijf verkrijgt door experimenten of surveys.
Relevantie
o Praktische relevantie = wie heeft er baat bij dat het probleem opgelost wordt?
o Academische relevantie = is het probleem nog niet opgelost in eerder onderzoek, en wat voegt
het toe om dat wél te doen?
o Checklist voor praktische relevantie:
Managers (brand managers, supply chain managers, accountants,..)
Van 1 bedrijf
In 1 industrie
In meerdere industrieën
Eindgebruikers (consumenten, investeerders, belastingbetalers,..)
Beleidsmakers (overheden, EU,…)
o Checklist to determine whether a business problem is academic relevant:
Nieuw topic
Het topic is belangrijk, maar er is nog geen onderzoek over gedaan.
, Nieuwe context
Er is eerder onderzoek gedaan, maar niet in deze context.
Integreren van versnipperend bestaand onderzoek
Bijv. verschillende studies hebben gefoxust op verschillende
IV’s/moderatoren; hun belangrijkheid is niet duidelijk.
Verzoenen van tegenstrijdige resultaten in bestaand onderzoek
Bijv. uitleggen door moderatoren te introduceren.
Kenmerken van een variabele:
- Varieert
o Op verschillende tijdstippen voor eenzelfde persoon/bedrijf.
o Op dezelfde tijd voor verschillende personen/bedrijven.
- Moet meetbaar zijn
- Moet concreet zijn
Infeasible business problems:
1. ABN Amro would like to know how it can increase its profitability.
Problem is way too big, there are many ways to improve profits problem is not demarcated.
Problem cannot be expressed in variables.
In this case, the list of variables is endless (there are many variables you have to use), so you are not
able to gather the required data.
1. Pfizer would like to know whether soft-selling new drugs to doctors works better than hard-selling.
Problem is demarcated.
Business problem is not well expressed in terms of variables.
o ‘Better’ in terms of what? Higher sales/higher market share/higher profits.
2. Philips would like to know whether running price promotions (vs. no price promotions) on its products can
reduce the profitability of its competitors’ new products.
Problem is demarcated.
Problem can be expressed in variables.
o Variables are price promotion (yes or no) and the profitability of its competitors’ new products.
You cannot get access to the required data to research this problem.
o Profit information is not available for competitors’ products.
o You can buy sales information, but you can’t buy profit data.
o Also, profit data will not be shared with companies or market research agencies.
,Feasible business problems:
1. Pfizer would like to know whether soft-selling new drugs to doctors leads to more prescriptions than hard-
selling.
2. Philips would like to know whether running price promotions (vs. no price promotions) on its products can
reduce the sales of its competitors’ new products.
OR
Philips would like to know whether running price promotions (vs. no price promotions) on its products can
increase the profitability of its own products.
Wat is een goede probleemstelling?
You have to translate your manager-focused business problem into a research-focused problem statement.
Preliminary research will help you do this: (involves
collecting two types of information)
- Background information on the organization
which you are doing a research study for
organization/context.
- Background information on the topic that
you’re focusing on extant literature.
Bijvoorbeeld:
Bedrijfsprobleem: Ahold en Delhaize zijn gefuseerd.
Verschillende medewerkers van Delhaize hebben een ongemotiveerde houding aangenomen. Ahold-Delhaize wil
graag weten of communicatie door de CEO kan helpen om het moraal van medewerkers te verhogen.
Probleemstelling: In welke mate beïnvloedt de communicatiestijl van de CEO na de fusie het moraal van de
werknemers en in welke mate is dit effect afhankelijk van het salaris van de werknemers?
Uit je onderzoek/literatuur is gebleken dat salaris ook een belangrijke variabele is.
Wat is een goede probleemstelling?
Geformuleerd in termen van
o Variabelen, en
o Relaties
Open vraag
Helder/ondubbelzinnig geformuleerd
o Als je bedrijfsprobleem hieraan voldoet, voldoet je probleemstelling hier automatisch ook aan.
Met de nieuwe, specifieke probleemstelling ga je weer checken of het praktisch en academisch relevant is.
Voorbeeld (uitbreiding):
Probleemstelling:
In welke mate beïnvloedt de communicatiestijl van de CEO na de fusie het moraal van de werknemers, en in
welke mate is dit effect afhankelijk van het salaris van de werknemers?
, Wat zijn goede onderzoeksvragen?
De eigenschappen van goede onderzoeksvragen:
Moeten gezamenlijk de probleemstelling beantwoorden.
Eerst theoretische, dan praktische onderzoeksvragen.
o In de volgorde waarin ze behandeld wordne in je onderzoeksvoorstel.
Helder en ondubbelzinnig geformuleerd.
Theoretische onderzoeksvragen:
- Contextuele vraag (bv. “Wat is…”)
o Alleen als de context om uitleg vraagt.
- Conceptualisatie vraag/vragen (bv. “Wat is…”)
o Alleen voor de variabelen die uitleg behoeven.
- Relatie vraag/vragen (bv. “Welke variabele…”, “Hoe wordt…beïnvloed door…”, “Hoe hangt het effect
van…op…af van…”)
o Alle relaties uit de probleemstelling moeten behandeld worden.
Voorbeeld:
Probleemstelling: In welke mate beïnvloedt de communicatiestijl van de CEO na de fusie het moraal van de
werknemers en in welke mate is dit effect afhankelijk van het salaris van de werknemers?
Theoretische onderzoeksvragen:
- Wat is het effect van een fusie op het moraal van werknemers? (context vraag)
- Welke verschillende communicatiestijlen kan een CEO gebruiken na een fusie? (conceptualisatie vraag)
- Hoe beïnvloedt de communicatiestijl van een CEO na een fusie het moraal van werknemers? (relatie
vraag)
- Hoe hangt het effect van de CEO-communicatiestijl op het moraal van de werknemers na een fusie af
van het salaris van de werknemers? (relatie vraag)
LET OP: vragen staan in bepaalde volgorde!!!
Praktische onderzoeksvragen:
- Relatie vraag/vragen (bv. “In welke mate…”/ “In hoeverre…”)
o Wat is de (relatieve) sterkte van de relaties?
- Implicatie vraag
o Hoe kunnen managers de resultaten van de studie implementeren?
o Open vraag
Voorbeeld:
Theoretical research questions:
- What is the effect of a merger on employee morale?
- Which different communication styles can be used by a CEO after a merger?
- How does a CEO’s communication style after a merger influence employee morale?
- How does the effect of CEO communication style on employee morale after a merger depends on
employees’ pay package?
Practical research questions:
- To what extend does the CEO’s communication style after the Ahold-Delhaize merger influenced
employee morale? (relationship question)
- To what extend does the effect of CEO communication style on employee morale after the Ahold-
Delhaize merger depend on employees’ pay package? (relationship question)
- How does CEO communication style after the merger help Ahold-Delhaize to increase employee morale,
and should the same communication style be used for employees with different pay packages?
(implication question)
3 theoretical is gelijk aan 1e practical. 4e theoretical is gelijk aan 2e practical.
e
Verschil: praktische onderzoeksvragen zijn veel specifieker opgesteld. Bij theoretische onderzoeksvragen gaat
het nog om ‘een’, en bij praktisch echt om het bedrijf/organisatie.
Je kan makkelijk een implicatievraag opstellen door de praktische relevantie van je onderzoek/studie samen te
vatten. Dit ga je maken tot 1 zin, waarin de focus van de studie duidelijk wordt en het ook duidelijk wordt wie er
profiteert. De vraag moet zo geformuleerd zijn dat het een advies geeft aan managers.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lisaUVT. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.