Beknopte samenvatting van de 10 tijdvakken van Geschiedenis. Handig voor de toelatingstoets van Geschiedenis of voor bij de Kennistoets van Geschiedenis in leerjaar 1 van de PABO.
De tien tijdvakken worden beknopt samengevat. Belangrijke jaartallen, gebeurtenissen, kenmerken en personen komen i...
Handreiking SLO
10 tijdvakken toegelicht + leerdoelen
- Tijdvak 1: jagers en boeren (tot 3000 v.C.).
- 1.1: Jagers-verzamelaars leefden van de jacht en het verzamelen van voedsel.
Daardoor afhankelijk van de natuur + wild, en hadden een nomadisch bestaan.
- Leven van de eerste bewoners van Europa werd bepaald door ijstijden. Op toendra’s
werd gejaagd op mammoeten en rendieren. Toendra = een groot gebied aan de rand
van een poolgebied, of een woestijn.
- Van 12000 tot 8000 v.C. trokken rendierjagers (= nomaden) door het land. 8000 v.C.
werd het warmer in Nederland en trokken de rendieren en de rendierjagers naar het
noorden.
- 1.2: De eerste landbouw ontstond in het Midden-Oosten. Overgang
van jagen-verzamelen -> akkerbouw en veeteelt, was voor het eerst
rond 7000 v.C. In plaats van rondtrekken vestigden ze zich nu op 1
vaste plek.
- Van het Midden-Oosten verspreidt zich dit naar Europa. Eerste
landbouwers in de Lage Landen: de Bandkeramiekers (5300 - 4900
v.C.), in het huidige Zuid-Limburg. Genoemd naar hun aardewerk: afbeelding 1.
- Eerste agrarische samenleving boven de rivieren: de
hunebedbouwers (3400 - 2850 v.C.). Behoorden tot de
Trechterbekercultuur, genoemd naar hun aardewerk: afbeelding 2.
Belangrijkste sporen: hun graven, de hunebedden. Gemaakt door
grote stenen aangevoerd door de ijs uit Scandinavië, afbeelding 3.
- 6000 jaar geleden werd eerste schrift ontwikkeld op kleitabletten in
het Midden-Oosten, einde van de prehistorie in Midden-Oosten.
- Tijdvak 2: Grieken en Romeinen (3000 v.C. - 500 n.C.).
- 2.1: Griek-Romeinse cultuur heersend in landen aan de Middellandse Zee en in
Europa. In landen die Romeinen veroverd hadden staan nog restanten van gebouwen
uit Grieks-Romeinse cultuur, ook kunstwerken zoals beeldhouw + mozaïek zijn
bewaard. De Romeinen hadden veel goden. In Romeinse rijk werden veel steden
gebouwd. Slavernij was een belangrijk onderdeel van de samenleving.
- Kaart 1: Het Romeinse rijk.
, - 2.2: Door veroveringen groeide Rome in 1000 jaar tijd (ca. 750 v.C. tot ca. 400 n.C.)
uit tot een machtig wereldrijk dat o.a. de hele Middellandse Zee omvatte. Julius
Caesar speelde hierin een belangrijke rol met zijn verovering van Gallië. Gallië = het
westelijke gebied van Europa: Frankrijk, België, het westen van Zwitserland, en delen
van Nederland en Duitsland ten westen van de Rijn. Alle landen die bezet waren door
de Romeinen hadden ook hun regels + wetten. Door
verbeterde veiligheid nam handel + verschillende
soorten ambacht toe. Agrarische cultuur van
Germanen veranderde langzaam in agrarisch-
stedelijke cultuur.
- Noordelijke grens v.h. Romeinse rijk werd gevormd
door de Rijn en de Donau en de verdedigingslinie die
de rivieren verbond. Die grens = de Limes. In Lage
Landen werd grens gevormd door de Rijn, bewaakt
door wachttorens en versterkte nederzettingen (=
door wallen of grachten omgeven verblijfplaatsen).
Goed wegennet werd aangelegd voor verplaatsen van
legers. Romeinen werkte samen met de plaatselijke
bevolking, in de Lage Landen = o.a. de Bataven
(huidige Betuwe). Ten zuiden van grote rivieren
bouwden ze landbouwbedrijven + villa’s. Invloed v.d.
Romeinse cultuur op niet-Romeinse volkeren =
romanisatie. In onze streken schrift geïntroduceerd +-
50 v.C.: einde aan prehistorie in de Lage Landen.
- Kaart 2: Romeinen in de Rijndelta.
- 2.3: In Palestina ontstond het christendom op basis v.d. boodschap van Jezus. Jezus
werd ongeveer 30 n.C. gekruisigd.
- Na kruisiging verspreidde het christendom over Romeinse rijk. De Romeinen
vervolgde de christenen, omdat zij de keizer niet als god wilde vereren. In de 4de eeuw
n.C. werd christendom toegestaan door keizer Constantijn.
- Tijdvak 3: monniken en ridders (500 n.C. - 1000 n.C.).
- 3.1: Missionarissen (= iemand die gezonden is om het geloof te verbreiden)
probeerden christendom van het huidige Engeland naar de Lage Landen te brengen.
Twee beroemde zendelingen = Willibrord (omgeving Utrecht) en Bonifatius
(Friesland). Kerken en kloosters werden gebouwd waaruit het christendom zich kon
verbreiden. Monniken in kloosters waren bewaarders van de schriftelijke cultuur. De
Franken waren het eerste Germaanse volk dat bekeerde tot het christendom. Door
veroveringen kreeg dit volk macht over groot
gebied. Zo verspreidde het christendom zich
in grote delen van West-Europa.
- 3.2: In het jaar 622 ontstond in Mekka de
Islam. De stichter was de Arabische
koopman Mohammed. Zijn boodschap werd
opgeschreven in de Koran.
- 3.3: De Islam verspreidde zich, na de dood
van Mohammed in 632, doordat delen van
, Azië, Afrika en Europa werden veroverd. Volgens de “heilige oorlog” is het de taak van
de moslims om hun geloof te verspreiden.
- Kaart 3: Islam en christendom (+- 750 n.C).
- 3.4: Door invallen van Germaanse stammen uit het noorden en oosten moest het
Romeinse leger zich uit de veroverde gebieden terugtrekken = volksverhuizingen
genoemd. Het vertrek van de Romeinen had belangrijke gevolgen voor economie +
veiligheid. Er waren aanvallen van de Noormannen.
- Rond 800 kwam Karel de Grote, een belangrijke Frankische vorst, aan de macht. Deze
vorst wist zijn rijk flink uit te breiden. Rijk opgedeeld in gebieden die bestuurd werden
door edelen en bisschoppen, die als leenmannen (vazallen) van de koning (leenheer)
een stuk grond als leen hadden gekregen (= leenstelsel of feodale stelsel). Deze
leenmannen gedroegen zich later als onafhankelijke vorsten.
- Op de landgoed van de leenmannen werkte boeren. Deze boeren waren als horigen
aan het land verbonden en hadden verplichtingen aan de landbezitter (= hofstelsel).
Zij moesten diensten verrichten + op vastgestelde tijden producten leveren voor hun
heer. In ruil daarvoor kregen ze bescherming.
- In die tijd ontstonden drie maatschappelijke standen: de adel, de geestelijkheid en de
boeren.
- Tijdvak 4: steden en staten (1000 - 1500).
- 4.1: Betere landbouwtechnieken -> hogere landbouwopbrengsten -> dus groeide de
bevolking.
- Boeren gingen hun producten verhandelen, bij knooppunten van rivieren + wegen, bij
kastelen of bij kloosters. Ontstaan van marktplaatsen waar werd gehandeld + waar
ambachtslieden de producten van boeren konden bewerken. Rond die marktplaatsen
ontstonden steden.
- De ambachtslieden in de steden sloten zich aan bij een gilde om elkaar te
ondersteunen. Een gilde was een belangenorganisatie van personen met hetzelfde
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur iesssvv. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.