CREATIVITEIT
1. BEGRIP CREATIVITEIT
1.1 CREATIVITEIT IS EEN PARAPLUBEGRIP
Creativiteit is een paraplubegrip: er bestaan meerdere definities/interpretaties over het begrip,
MAAR een creatieve jeugdprofessional = iemand die een creatieve grondhouding heeft en creatief
kan denken én handelen
1.2 TENDENSEN DOORHEEN DE GESCHIEDENIS
Individualisering: van iets bovenaards, God (Oudheid en Mid.)→ iets menselijks, het individu
(Renaissance tot nu)
Democratisering: van iets onbereikbaar → enkel voor de creatieve elite → nu: voor iedereen
Algemene vrijblijvende, vernieuwende creativiteit (Ren. en Verl.) → functionele,
winstgevende creativiteit (Industr.)
1.3 MODELLEN VAN CREATIVITEIT
Systems Model - Mahily
o Focus op: relatie tussen diegene die creëert en de omgeving
- Het domein (soc. werk, pedag. wet. ; geven de toegang),
het veld (journalisten, acad. ; geven de goedkeuring) en de persoon bepalen
of iets creatief is
De Four C Theory – Kaufman en Beghetto
o Mini-c: nieuwe en individuele interpretatie
o Little-c: door andere mensen/omgeving als creatief worden gezien, de kennis en durf
om creatief te zijn
o Pro-c: een belangrijk vernieuwend expert in je domein
o Big C: een belangrijke vernieuwing teweeg brengen in je domein
Five A Framework – Glavenau
o Interacties tussen verschillende elementen van creativiteit
o Actors (creatieve personen), audiences (publiek), actions (creatieve acties), artifacts
(cult. of historisch interessant voorwerp), affordances (mogelijkheden of doelen van
het voorwerp)
Four P-model – Rhodes
o Person (persoonlijkheid, kenmerk van een persoon), product (resultaat), process
(hoe creëren), press (omgeving)
Model actieve kunsteducatie – vzw Wisper
o Cognitieve creativiteit: divergerend denken
o Emotionele creativiteit: jezelf durven zijn, durf, doorzetting, discipline, motivatie
o Sociale creativiteit: hoe creatief kan je zijn in groep (cf. creatief denken in groep 3.2)
o Technische vaardigheden: technische mogelijkheden die je nodig hebt om iets te
creëren
1
,1.4 CREATIEF PROCES (EEN VERNIEUWENDE ONTWIKKELING)
Ervaringsgericht creatief proces
o Mihaly: FLOW (= de optimale ervaring): sensaties en gevoelens die opkomen
wanneer je intens betrokken bent bij een activiteit / mogelijkheden matchen met de
uitdaging
- De grote betrokkenheid en het opgaan in een activiteit
o Als jeugdprof.: ruimte creëren waar je creatief kunt zijn en waar flow kan ervaren
worden en ontwikkeling een belangrijk onderdeel wordt (zonder enig doel)
Doelgericht creatief proces (je wilt iets maken, iets vernieuwen, je stelt jezelf een doel en werkt er naartoe)
o Model van de liggende kerstboom ≈ pedagogisch handelingskader
- Stam: analyse van de situatie, wat is het probleem, wat wil je anders zien,
wat is je doel
- Lijnen naar buiten = divergerende stralen: alle verschillende ideeën (lichtjes)
om tot een oplossing te komen voor je probleem
- Lijnen naar binnen: uitproberen en daarna terug nieuwe ideeën bedenken,…
- Slinger: afdalen naar de stam en je veronderstellingen nakijken of ze kloppen
- De ster: de oplossing
1.5 HOE WERKT CREATIVITEIT EN HOE BEVORDEREN
Neurologisch: Het tweepadenmodel – De Dreu en Sligte
o 2 manieren om tot creativiteit te komen
Flexibel denken Persistent denken
- vanuit het niets - letten op alle details, alle kanten bekijken
- geen concentratie voor nodig - aanhoudende concentratie
- weinig moeite - voldoende werkgeheugen + tijd nodig
- makkelijker ongewone associaties
- wat kan helpen? - wat kan helpen?
* ontspanning * rustige, prikkelarme omgeving
* dagdromen * pauzes om vermoeidheid tegen te gaan
* dopamine + oxytocine * duidelijk doel en functionaliteit van de taak
* positieve mind
→ Executive control: analyserend denken om
→ Default Mode Network (DMN): aandacht tot oplossingen te komen
naar binnen brengen (vb. dagdromen) → Cognitive Control Network (CCN)
worden samengebracht in
o Het creatief tweepadenmodel – De Dreu en Sligte
- Inzichten, ideeën, creatieve uitkomsten,… worden bereikt door ‘afwisselend’
flexibel en persistent te denken
- In de hersenen twee soorten netwerken voor creatief te denken:
o Default Mode Network (DMN): zichzelf genererende gedachten
o Cognitive Control Network (CCN): executieve functies,
gecontroleerde evaluatieve processen
Psychologisch: Invloed persoonlijkheid op je creativiteit
o Tegengestelde eigenschappen zijn beide aanwezig bij creatieve mensen
(vb. slim-naïef, speelsheid-discipline, fantasie-realiteit, competitief-samenwerkend,…) 2
, o Creativiteit en de Big Five – persoonlijkheidstheorie
- Persoonlijkheid beïnvloedt of je creatief bent via flexibel of persistent denken
- Flexibel denken - Persistent denken
o Extraversie o Introvertie
o Vernieuwing o Zorgvuldigheid
Toenaderingsoriëntatie Vermijdingsoriëntatie
o Intelligentie (IQ) en creativiteit
- Bepalend: werkgeheugen (makkelijker info onthouden en combineren en
komen tot nieuwe inzichten ; persistent denken) en de omgeving
o Durven, loslaten en creativiteit
- Ideeën durven naar voor brengen in een groep: interne obstakels (zelfkritiek)
en externe obstakels (oordeel van anderen) overwinnen
- Improvisatie: de-activering van beheersingssysteem en remmingen uit
o Growth mindset en creativiteit
- Toenaderingsoriëntatie ≈ growth mindset (groeien) ↔ fixed mindset (vast)
2. CREATIEVE GRONDHOUDING
Creatieve grondhouding = een verzameling aan attitudes, die stimulerend werken.
De 7 DaVinciaanse principes
o Curiosita: nieuwsgierige benadering van het leven
o Dimostrazione: kennis toetsen aan ervaring + bereidheid om van fouten te leren
o Sensazione: zintuiglijkheid (middel om een ervaring te verlevendigen)
o Sfumato: paradoxen en onzekerheden verwelkomen
o Scienza / Arte: evenwicht tussen wetenschap (logica) en kunst (verbeelding)
o Corporalita: vaardigheid, houding
o Connessione: verbondenheid van alle verschijnselen = systeem denken
3. CREATIEF DENKEN:
3.1 CREATIEF DENKEN IS DIVERGENT DENKEN
3.1.1 Definitie van divergent denken
Van Dale: uit één punt ontspringend en steeds verder uiteenwijkend
Runco: gedachten die naar verschillende richtingen leiden
Acar en Runco baseren zich op hyperspace:
o Hyperspace = de opeenvolging van loodrechte op loodrechte, waarbij je na 3
loodrechte op een 3D dimensie uitkomt
- Wanneer je oneindig loodrechten op loodrechten zou kunnen zetten, bekom
je hyperspace
Guilford: onderscheid tussen divergent denken en convergent denken:
o Convergent denken: wanneer er 1 juiste oplossing nodig is (volstaat niet als jeugdprof.)
o Divergent denken: rondzoeken en op zoek gaan naar meerdere mogelijke
antwoorden
3
, Mihaly: het convergent denken tegenover het divergent denken
o Convergent denken: meetbaar door een IQ-test.
o Divergent denken: flexibel, vloeiend, mogelijkheid om grote hoeveelheden ideeën te
bedenken
3.1.2 Torrance Test of Creative Thinking (TTCT)
Score op 4 belangrijke indicatoren:
o Vloeiendheid: aantal antwoorden op een gegevenheid, het totaal aantal ideeën
o Flexibiliteit: aantal verschillende categorieën
o Originaliteit: aantal ongebruikelijke associaties
o Uitwerking/ontwikkeling: de uitbreiding van ideeën
Divergent denken kan zowel verbaal, als non-verbaal
o De test TTCT baseert zich op verbale en figuratieve taken
- Een taak: bij een gegeven voorwerp zoveel mogelijk verschillende
toepassingen bedenken voor dat voorwerp = Alternitive Uses Test
- Figuratieve taak: bij een gegeven vorm zoveel mogelijk visueel bijtekenen om
tot zowel abstracte als niet concrete figuren te komen
3.2 CREATIEF DENKEN IN GROEP
3.2.1 Tegen de stroom ingaan, je ideeën delen
Onze vrijheid = belangrijk, maar we worden veel meer beïnvloed door onze omgeving dan we
denken (vb. paniek dat uitbreekt, wanneer er 1 iemand roept in een massa)
Als ‘kudde’ houden we ons vast aan gewoontes en hebben we sociale convecties om chaos te
vermijden
o We zijn behoudsgezind om chaos te vermijden → onwennig/angstig voor het nieuwe
Sternberg: het ‘verkopen’ van ideeën als een deel te zien van het versterken van creativiteit.
o Je idee delen met mensen die opbouwend kritisch zijn, verbetert je idee
o Zie de weerstand van de groep als een deel van het proces om je idee op lange
termijn te verwezenlijken
3.2.2 Het sociale aspect van het creatieve proces
1) Waarnemen
Interacties waarnemen
o Sociale interacties kunnen zien/aanvoelen
Je eigen binnenkant waarnemen
o Bewustzijn van je eigen verlangens t.o.v. andere partners in het creatieve proces
Buitenkant van een ander waarnemen (observatie) (feedback is belangrijk)
Binnenkant van de ander (interpretatie/empathie)
o Verplaatst jezelf in het gezichtspunt/binnenkant van de ander
Effecten waarnemen
o Effect van iemands gedrag op jezelf en op een derde kunnen zien
2) Assertiviteit
Assertief gedrag = zelfzeker gedrag, het heeft drie onderdelen
4