1. Bespreek de belangrijkste eigenschappen van concurrent engineering: definitie en
kernideeën.
Bij de ontwikkeling van nieuwe producten zijn er uitdagingen zoals de onzekerheid, Time-to-
market, kwaliteit, complexiteit… die leiden tot conflicten. Om deze conflicten op te lossen is
er een nood aan methodologie die de kosten, doorlooptijd, kwaliteit en complexiteit
beheersen. Strategische doelstellingen hiervoor zijn: juiste, volledige en goed beheerde
informatie, effectieve communicatie, duidelijk en vastgestelde verantwoordelijkheden en
een effectief procesmanagement en het klassieke sequentiële product creatieproces
omvormen tot een proces met zo veel mogelijk parallelle processen. Deze strategische
doelstellingen leiden tot ‘concurrent engineering’. Dit is het gelijktijdig (parallel) laten
verlopen van de verschillende stadia in het ontwerpproces en het in beschouwing nemen van
het volledige productleven door de samenwerking tussen verschillende leden uit de
bedrijfsstructuur. De kernideeën van concurrent engineering zijn de gelijktijdige
betrokkenheid, gelijktijdige activiteiten, vrijgave van gegevens, bewustzijn van het
beslissingsproces en verantwoordelijkheden, focus op het volledige productleven, aandacht
voor de planning, stimulering van meervoudige conceptgeneratie, communicatie naar de
geschikte personen op het juiste moment en gebruik van informatietechnologie: o.a. PDM,
RP, CAD.
2. Bespreek de QFD-methode: geef de definitie, stel schematisch voor en bespreek de
verschillende stappen.
QFD, quality function deployment, is een team tool die mensen van verschillende
departementen aanzetten om te communiceren en effectief samen te werken. Hierbij
garandeert de kwaliteit vanuit het design.
De tool wordt systematisch voorgesteld in de ‘House of quality’:
Dit is een formulier die ons toelaat om de eisen van de klanten systematisch te noteren en zo
tot technische specificaties te komen. Het bestaat uit verschillende onderdelen:
1. WHO: Beeld van de markt krijgen om te zien wie de klanten zijn en wat hun eisen
zijn om hun zo in te delen in verschillende gebruikersgroepen.
2. WHAT: Eisen en wensen van de klanten verzamelen. Eisen moeten voldoen aan
enkele voorwaarden: specifiek, meetbaar, orthogonaal, universeel en extern.
Deze eisen worden ingedeeld in categorieën naar keuze en in lijst vorm gezet.
3. WHO vs WHAT: Eisen gaan linken aan de klanten. Voor verschillende
klantengroepen gaat er aan eisen prioriteit worden gegeven.
4. NOW en NOW vs WHAT: Vergelijken met concurrenten (benchmarken) om te
zien hoe goed we het doen op vlak van die eisen.
, 5. HOW: De klanteneisen worden vertaald in technische specificaties.
6. HOW vs NOW: Kijken hoe eisen zich verhouden tegenover elkaar om
tegenstrijdigheden te ontdekken.
7. HOW MUCH: Targetwaarden opstellen voor de productspecificaties waarnaar je
wilt streven. Aan de hand hiervan kunnen er prioriteiten worden gegeven aan
verschillende specificaties.
3. Geef een overzicht van enkele conceptgeneratiemethodes. Bespreek 4 voorbeelden.
• Brainstorming: Gebeurt in groepen van 5 tot 15 personen waarbij er geen experts
aanwezig zijn en de personen verschillende achtergronden hebben waardoor er
verschillende inbreng is. Iedereen draagt ideeën en ‘zinloze ideeën worden niet
bekritiseerd. Deze ideeën zullen leiden tot nieuwe ideeën van alle deelnemers en
zullen worden genoteerd zonder een praktische evaluatie te doen. Het mag niet te
lang duren, maximum 45 minuten.
• 6-3-5 methode: Gebeurd in groepen van 6 personen. Iedereen genereert 3 ideeën en
schrijft deze op een papier, na 5 minuten worden deze papieren doorgegeven en
worden de ideeën aangepast.
• Gallery methode: Deze methode gebeurt zowel individueel als in groep. Er wordt
eerst een probleem geïntroduceerd waarna iedereen individueel ideeën genereert
en deze nadien op een bord plakt waarbij iedereen samenkomt voor een uitleg van
de ideeën. Iedereen gaat dan weer individueel ideeën generen en nadien wordt er
een selectie gemaakt.
• Synectics methode: Deze methode gebeurt in groepen van maximaal 7 personen en
is vergelijkbaar met brainstorming. In plaats van met nieuwe ideeën te genereren
gaat men naar analogieën zoeken, dit betekent dat men gaat zoeken of het probleem
al n een ander domein opgelost is om dit dan toe te passen op het eigen probleem.
• Bronnen: Gebruik maken van databanken (Web of Science…), Internet (vergelijken
met concurrenten, feedback van klanten, leveranciers…), standaarden (ISO, ASTM…)
en patenten.
• Theory of Inventive Machine (TRIZ): Heel groot aantal patenten vergeleek en
verbond met elkaar om allerlei manieren van tegenstrijdigheid op te lossen.
• Morfologische matrix: Focussen op 1 aspect en daar varianten op zoeken. Deze
kunnen verschillen in geometrie, energie en beweging. Elk gegenereerd concept zal
gescreend worden en resterend concepten zullen vergeleken worden via de
selectiemethode van Pugh of de methode van Pahl en Beitz.
4. Bespreek de methode van Ashby: geef definitie van het Ashby diagramma en bespreek de
verschillende stappen om het juiste materiaal te kiezen.
Een Ashby diagram wordt gebruikt om twee parameters van materialen met elkaar te
vergelijken. Binnen het diagram staan materialen gelijst die al dan niet voldoen aan deze
parameters. Rechtsboven voldoen het meest aan de twee parameters, links beneden
helemaal niet. De performantie van het materiaal wordt gemaximaliseerd aan de hand van
de performantievergelijking (P). De parameters hierbij zijn de functionele vereisten (F), de
geometrische parameters (G) en de materiaaleigenschappen (M). Het keuzeproces voor het
kiezen van het juiste materiaal gebeurt in 6 stappen:
1. Identificeer functie, randvoorwaarden, objectieven en vrije variabele(n)
2. Schrijf de performantievergelijking (uit objectieven)
3. Als de performantievergelijking een variabele bevat, identificeer dan de
randvoorwaarde die ermee verbonden is
4. Gebruik deze randvoorwaarde om de vrije variabele te elimineren