Klinische psychologie: het gebied van de psychologie dat zich bezighoudt met afwijkend, slecht
aangepast en abnormaal menselijk gedrag.
HC1: Klinische theorieën en theoretische referentiekaders
Abnormaal gedrag
Anders dan normaal gedrag.
3 modellen voor de grens tussen normaal en abnormaal gedrag:
1. Statistisch model: menselijke eigenschappen zijn normaal verdeeld in de bevolking.
Echter aantal kritiekpunten: grens is willekeurig, specificeert niet hoe ongewoon gedrag
moet zijn en onduidelijk of er sprake is van individueel lijden.
Bijvoorbeeld: angst of depressies. Depressie is gemiddeld statistisch gezien, dus persoon geen
probleem; maar model houdt dus geen rekening met individueel lijden.
2. Medisch of ziektemodel: er is sprake van een onderliggende medische oorzaak bij een
stoornis, dus dit kan opgelost worden.
Oorzaken bij diagnose: somatogeen (lichamelijk) of psychogeen (psychologisch)
Echter aantal kritiekpunten: geen actieve rol van de patiënt, bij veel psychische stoornissen
echter geen onderliggend mechanisme aangetoond en stigmatiserend.
3. Leer- of onderwijsmodel: er wordt uitgegaan dat er geen onderliggende medische oorzaak
is, maar door leerprocessen is ontstaan. Het model formuleert leerdoelen i.p.v. dat het
werkt met termen als diagnose, behandelplan en therapie.
Oorzaken door vaardigheidstekorten. Hierbij kennis en vaardigheden aanreiken om de
persoon te kunnen helpen.
Demarcatie- of afgrenzingscriterium: verantwoordelijkheid en aanspreekbaarheid; niet ziek.
7 factoren die bepalen of gedrag abnormaal wordt beschouwd:
1. Persoonlijk lijden
2. (Dis)functionaliteit van het gedrag: dagelijks functioneren of functioneren van anderen
worden ondermijnd
, 3. Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag:
4. Onvoorspelbaarheid en controleverlies
5. Opvallend en onconventioneel gedrag
6. Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt
7. Het overtreden van morele normen
Afwijkend gedrag kan:
Binnen een persoon plaatsvinden: bijvoorbeeld drinken, dwanggedachten, extreme angsten
Relatie tot andere mensen: bijvoorbeeld overbezorgd, extreem agressief of extreem
teruggetrokken
Psychische stoornis: een syndroom gekenmerkt door klinisch significante symptomen op het gebied
van cognitieve functies, de emotieregulatie, of het gedrag van een persoon, dat een uiting is van een
disfunctie in de psychologie, biologische of ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan het
psychische functioneren.
Neurobiologische benaderingen van psychopathologie
Focus op de rol van genen en neurobiologische processen (neurotransmitters, afwijkingen in
bepaalde hersengebieden) in de hersenen.
Genetisch perspectief: genetische aanleg voor het ontstaan van een stoornis.
Dit wordt onderzocht door bijvoorbeeld familiestudies (maar: delen ook omgevingsfactoren),
tweelingsstudies waarbij gekeken wordt naar concordantie (mate waarin eigenschappen bij 2
familieleden voorkomen) daarbij is concordantiecoefficient (tussen 0 – 1, hoe dichter bij 1 hoe meer
overeenkomst tussen beide, hoe meer verklaard door genen) of adoptiestudies
Huidige opvatting van genetische perspectief
Genetische factoren leveren een bijdrage aan het ontstaan van psychische stoornissen, voornamelijk
omdat zij een persoon kwetsbaarder lijken te maken voor zijn omgeving.
Predispositie: bepaalde genetische overgevoeligheid x stressverhogende omgeving =
psychopathologie.
Hierbij twee modellen die deze opvatting proberen uit te leggen:
Diathese-stress model: als vatbare personen in een negatieve omgeving opgroeien, hebben
zij meer kans op een negatieve uitkomst
Differential susceptibility theory: genetische vatbaarheid maakt personen gevoeliger voor
omgevingsinvloeden (zowel positief als negatief)
Bijvoorbeeld moeilijk temperament: uitbundig reageren, moeite met aanpassen in nieuwe
situaties, instabiele stemming. Grafieken vanuit beide modellen:
,Nog niet duidelijk: hoe groot de bijdrage is, hoe de genen effect hebben.
Wel duidelijk: er bestaat geen single-gene disorders, er wordt geen stoornis overgedragen, maar
een kwetsbaarheid daarvoor.
Neuronen en neurotransmitters
Hebben een oorzaak in bepaalde stoornissen, zoals schizofrenie, angst en stemmingsstoornissen.
Cognitief neurowetenschappelijk perspectief
Afwijkingen in bepaalde hersenen worden in verband gebracht met het ontstaan van (symptomen
van) bepaalde psychische stoornissen. Het gaat hier meer over hersencircuits, i.p.v. echt 1
hersengebied.
Limbisch systeem
Amygdala, Hippocampus en Hypothalamus > Overactivatie > Arousal > Angst
Amygdala > Hyperactief > Gedrukte stemming (kenmerkend voor depressie)
Prefrontale cortex > reguleren emoties, gedrag, abstractie, verbaal geheugen,
psychomotorische snelheid en doelgericht gedrag, bijvoorbeeld impulsiviteit en
emotieregulatie.
Emotieregulatie
Externaliserende stoornissen – ondercontrole emoties
Gekenmerkt door agressief, antisociaal en impulsief gedrag. Bijvoorbeeld ADHD en
gedragsstoornissen.
Onderactiviteit van het autonome zenuwstelsel (hartslag, schrikreflex, huidgeleiding)
Internaliserende stoornissen – overcontrole emoties
Gekenmerkt door emotionele instabiliteit en verstaan affect (angst- en
stemmingsstoornissen)
Overactiviteit van het autonome zenuwstelsel.
Vijf emotieregulatiestrategieen:
1. Selectie van de situatie (bijvoorbeeld wegblijven)
2. Modificatie van de situatie (vermijden, time-out nemen)
3. Verandering in aandacht (aandacht afleidt van de enge gedachte)
4. Cognitieve herwaardering van de betekenis van de stimulus (reappraisal)
5. Expressie van emoties onderdrukken
Comorbiditeit: gelijktijdig hebben van twee of meer vormen van psychopathologie.
Sterke comorbiditeit angst en depressie (internaliserend)
Sterke comorbiditeit ADHD en gedragsstoornissen (externaliserend)
Sterke comorbiditeit gedragsstoornis en depressie (beide dimensies)
Leertheoretische benaderingen van psychopathologie
Twee leerparadigma’s centraal:
Klassieke conditionering (Pavlov)
- Appetitieve conditionering: een vorm van klassieke conditionering waarbij de
ongeconditioneerde stimulus een beloond wordt door positieve consequenties.
Bijvoorbeeld zien van wijn, willen drinken voor het plezierige gevoel daarna.
Instrumentele conditionering (Thorndike) / Operante conditionering (Skinner)
Leerprincipe van belonen en straffen op positief of negatief gedrag
, - Instrumentele conditionering: doelgericht gedrag (response-uitkomst leren) gedrag
wordt in het begin gestuurd door de motivationele waarde van de uitkomst en
gewoontegedrag (stimulus-response leren) na verloop van tijd wordt de respons een
gewoonte en wordt deze niet meer gedreven door de uitkomst
Verklaring van conditionering: associatievorming in het geheugen. Het geleerde wordt opgeslagen
in mentale representatie, hierin interne datastructuren met informatie over een stimulus of respons.
Propositionele theorie: alternatieve verklaring conditionering: leren vindt plaats door middel van
een verwachting (propositie) in het geheugen en de mate van vertrouwen in de verwachting. Leren
gebeurt niet door een blinde associatie tussen bel en voedsel, maar door een verwachting.
Cognitieve benaderingen van psychopathologie:
Psychische stoornissen komen voort uit de manier waarop mensen informatie verwerken en
selecteren. Hierbij staat informatieverwerking centraal. Dit zijn processen die een rol spelen bij de
verwerving, opslag en reproductie van kennis.
Schema’s: kennis waarover persoon beschikt is hierin opgeslagen. Deze worden opgehaald
als daar de situatie zich voordoet en deze cognitieve mechanismes vinden plaats door
schema’s:
- Sturen de selectie van informatie
- Bepalen de betekenis die toegekend wordt aan informatie (interpretatie)
- Bepalen de manier informatie tot nieuwe betekenissen verwerkt wordt (transformatie)
- Beïnvloeden herinneringen
Nadeel is dat er bias kan zijn, bijvoorbeeld negatieve ervaringen veroorzaken onveilige
hechtingen. Bouwen cognitieve schema’s: iedereen is niet te vertrouwen en ik ben
waardeloos. Deze zijn moeilijk te veranderen door o.a. selectie bias, interpretatiebias,
schema’s bepalen gedrag en Schema’s vertekenen herinneringen
Veranderingen schema’s: nieuwe schema’s in strijd met de bestaande schema’s. Hierdoor
eigen schema vasthouden (assimilatie) of loslaten (accommodatie)
- Assimilatie: nieuwe informatie wordt zo vervormd dat deze nog in het eigen schema
past
- Accommodatie: het schema wordt aangepast, zodat het strookt met de nieuwe
informatie
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur elisabont. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.