Module woordenschat
1. De samenleving
Amalgaam: weekmakend middel
Bakkeleien: op ruziënde toon met elkaar praten
beau monde : betere klasse
Decadent: overdreven duur maar met bijgedachte van slap karakter
Delegeren: taken, werk) door iemand anders laten uitvoeren
demoniseren: (iets,iemand) slecht afbeelden om anderen daar ook zo
over te laten denken
Denigreren: laten merken dat je iemand onbelangrijk en waardeloos vindt
Deontologie: stroming die uitgaat van absolute gedragsregels, die vaak
gelden als normen
Destructief: iets helemaal kapot maken, vernietigen
dooddoener: uitspraak met weinig inhoud die toch het gesprek verstoord
effectief: werkelijk
euforie: gevoel van extreem grote vreugde
fiat: goedkeuring geven
Filantroop: iemand die goede dingen voor de mensheid doet
Hautain: al je jezelf heel goed vindt en op iedereen neerkijkt
Hekelen: scherpe kritiek leveren op
Hiërarchisch: organisatiestructuur waarbij mensen de baas zijn over
anderen
humanitair: (mede) menselijk
hypothekeren: een hypotheek nemen (met het genoemde als onderpand)
Incivisme: politiek onbetrouwbaar
integratie: een gehele opname in de maatschappij
legaliseren: (iets,iemand) officieel of wettig maken
loyauteit: > loyaliteit= getrouwheid
Nultolerantie: niets toegelaten
Numeriek: door getal uitgedrukt
Omnivoor: alleseten (zowel planten als vlees)
Participeren: actief aan iets deelnemen
Polarisatie: Het is een proces waarbij de tegenstellingen tussen groepen
in de samenleving sterker worden, waardoor groepen steeds meer
tegenover elkaar komen te staan
Postuum: na de dood
Precair: heel ongunstige en instabiele toestand
provocatief: uitdagend
seculier: aards, eeuwenoud
Sensibiliseren: gevoelig maken
Stigmatiseren: brandmerken, kenmerken
Viseren: kritisch kijken en beoordelen
Xenofoob: haat, angst voor vreemdelingen
2. Politiek en samenleving
Achterban: de massa van de leden, kiezers enz.: de achterban raadplegen
,Corruptie: omkoping, omkoopbaarheid
Decennium: tijdperk van 10 jaar
Alarmbelprocedure: (België) procedure waardoor een taalminderheid
kan voorkomen dat een ontwerp of voorstel de betrekkingen tussen de
gemeenschappen in het gedrang brengt
Bilateraal: (van verdragen, overeenkomsten) tweezijdig, tussen twee
staten of partijen
Bureaucratie: organisatiestructuur die ervoor zorgt dat
overheidsbesluiten op een doelmatige manier worden uitgevoerd
Clandestiniteit: onwettelijkheid, illegaliteit maar ook ondergrondse,
verzet
Coalitie: verbond van twee of meer partijen, volken enz.: een coalitie
aangaan, sluiten
Communautair: de gemeenschap betreffend, m.n. de EU
2(België) de gemeenschappen (5) betreffend: communautaire geschillen
Decreet: verordening (van overheidswege); = besluit
2(België) wet die is uitgevaardigd door een gewestraad of een
gemeenschapsraad
Deficitair: als iets een tekort heeft of oplevert
Delinquent: pleger van een strafbaar feit
Dicteren: zonder onderhandeling opleggen
Electoraal: in verband staand met de verkiezingen
Escalatie: het van stap tot stap ernstiger worden van een conflictsituatie
Faciliteitengemeente: gemeente met faciliteiten
Fervent: vurig, geestdriftig
Flagrant: overduidelijk, onloochenbaar: een flagrante schending van de
mensenrechten
Geëngageerd: als je je betrokken voelt bij de maatschappelijke problemen
van je tijd
Ideologie: het geheel van ideeën dat ten grondslag ligt aan een politiek
of filosofisch stelsel
Indoctrinatie: systematische beïnvloeding met het doel eigen ideeën
kritiekloos te laten aanvaarden
Klokkenluider: werknemer die misstanden in zijn bedrijf of organisatie
naar buiten brengt
Monitoren: controleren, toezicht houden op
Nucleair: in verband staand met atoomsplitsing: nucleaire wapens atoomw
apens
Opposant: persoon die een verzet procedure start, nadat tegen hem een
verstekvonnis werd gewezen.
Oppositie: de partijen die tegen de regerende meerderheid zijn
Pacifist: voorstander van het pacifisme
persona non greta: is Latijn voor een persoon die niet welkom, niet
gewenst is. Die persoon is dan 'uit de gratie'.
Polemiek: schriftelijke strijd, bv. in een krant
Quotum: evenredig aandeel: visquotum hoeveelheid vis die mag worden
gevangen
Ruggespraak: overleg met opdrachtgevers, vertrouwelingen enz. voordat
je een besluit neemt: ruggespraak houden, hebben
Sanering: gezondmaking: bedrijfssanering, bodemsanering
, Syndicaal: van de vakbond, op de vakbond betrekking hebbend
sociale vrede: Wanneer de vakbonden niet tot acties overgaan
(betogingen, stakingen).
Ultiem: laatst, uiterst: een ultieme poging
Vacuüm: ruimte zonder lucht; Voorbeelden: `vacuümpomp`
Wafelijzerpolitiek: beleid in het communautair ingerichte België t.a.v.
het gelijk verdelen van overheidsgeld over de verschillende
taalgemeenschappen Voorbeeld: `Gedwongen tot bezuinigingen maakt
de Vlaamse christen-democratische minister van Defensie De Crem ...
Gevonden
3. Het economisch bestel
Budgettair: wat van het budget is of wat met het budget te maken
heeft. Voorbeelden: `budgettair beleid`, `een nieuw budgettair kader
stellen`, `De regering moest bezuinigen en greep budgettair in.`
Debacle: een fiasco
Deflatie: situatie waarin je steeds meer kunt kopen met hetzelfde
geldbedrag doordat de prijzen dalen Voorbeeld: `Bij deflatie groeit de
koopkracht als je hetzelfde blijft ...
Drijfveer: de aanleiding waardoor men iets doet
Durfkapitaal: is de financiering van ondernemingen die hoge risico`s
lopen, meestal zijn dit startende ondernemingen. Andere uitdrukkingen
voor Durfkapitaal zijn risicodrage...
financiële armslag: financiële mogelijkheden om invloed uit te oefenen
of iets te doen Voorbeelden: `Het Openbaar Ministerie wil meer armslag
in terreurzaken.`,
Forfaitair: volgens een vastgestelde norm financieel Voorbeeld: `Er geldt
een forfaitaire vergoeding per consult, ongeacht de lengte ervan.`
Fluctuatie: het op en neer gaan (in dit geval v d prijs), schommelingen
Genereren: verwekken, doen ontstaan. Bijv. vaststelling van
waarderingsverschillen voor een activum is niets anders.
Handelsbalans: overzicht van het geld dat een land in een bepaalde
periode heeft ontvangen uit zijn export en heeft betaald voor zijn import.
Hausse: sterke, plotselinge opleving, vooral van de
economie. Bv:`De huizenmarkt zal bij een groeiende economie een nieuwe
hausse beleven.
Hype: door veel mensen gedeelde belangstelling of bezigheid die na korte
tijd voorbij is. B.v: `Zo'n petje dragen is een hype.`