Publieke ruimte en sociologie H1, H2, H3, H4
Begripsomschrijvingen
Publieke ruimte: Gemeenschappelijke ruimte zoals straten, pleinen, parken, bushaltes,
metrostation… die in relatie staan met de toegankelijkheid en is
beschikbaar/bruikbaar voor iedereen.
Plaats voor ontmoeting, interactie en dialoog waar iedereen (oud,
jong en dier) in leeft, gebruik van maakt of in staat.
Groene ruimte: Ruimte die onder een of andere milieuverbeterde invloed heeft op
haar omgeving zowel op stedelijk als gemeentelijk niveau.
Eigenheid bepaald door levend plantenmateriaal.
Openbare ruimte: Staat in relatie met eigendomsstructuur zoals parken, pleinen, straten
die behoren tot een openbaar bestuur. (Gemeente, stad, Vlaamse
Overheid, Brussels Gewest…)
Open ruimte: Planologische term
Openbaar groen: Alle groen dat wordt beheerd door een openbaar bestuur (VVOG).
Sociologie: Samenleving beter leren begrijpen.
Studie van de ontwikkeling en het functioneren van de menselijke
samenleving.
Sociologie is een empirische wetenschappelijke studie van de
gestructureerde en de zich structurerende sociale interactie.
Houdt zich bezig met de kenmerken van maatschappelijke groepen,
zoals bepaald door de sociaal-culturele omgeving waarin mensen
leven.
Maakt naast het leven ook studie van meer abstracte zaken zoals
structuur en cultuur van sociale eenheden. Bv het gezin, de staat, de
vakbond, het leger, de hogeschool, het ziekenhuis…
Bestudeert het sociale als sociale, de generische factor van het
sociale, voor zover die gestructureerd is.
Sociologie van sociaal Sociale verschijnselen waar de nadruk gelegd wordt op het
handelen: handelende individu en de betekenis die het individu aan zijn
handeling geeft binnen een sociaalhistorische context.
Nadruk ligt op macrosociologie, cultuurhistorische en niet op
sociaalpsychologisch vlak.
Omgevingssociologie: Deelgebied dat specifiek onderzoek doet naar de ruimtelijke aspecten
van de menselijke samenleving.
Samenhang fysieke en maatschappelijke verschijnselen.
Belangstelling voor verhouding stad/platteland, verstedelijking in
ontwikkeling met moderniseringsprocessen.
, Verschil tussen wijken en steden wat betreft inkomensgroepen,
ziekten, misdaad, scholing en de statische verbanden die daartussen
Sociale psychologie: Bestudeert het individu vanuit het perspectief hoe het gedrag, het
denken, het voelen en willen van een persoon wordt beïnvloed door
de aanwezigheid van andere mensen, of door opvattingen en ideeën
van anderen.
Sociale stratificatie: Indelen van groepen mensen in maatschappelijke lagen, waartussen
een ongelijkheidsverhouding bestaat.
Stratificatie is gesteentelagen (strata)
Onderklasse, middenklasse en bovenklasse
Stratificatie en ruimte: Socio-economische invloeden en ruimte.
Bewegingen in de sociale ruimte:
- Opklimmen op de sociale ladder, streven naar verbetering
- Aan de top geraken of blijven, vernieuwingsdruk
- Socialiseren, naar bredere lagen van bevolking brengen
- Tennis, golfsport
- Brede lagen van de bevolking, “basse classe”
Sociale segregatie (=scheiding, in de sociologie vaak over rassen of
sekse)
Verplaatsingsruimte: Functionele ruimte voor verplaatsing van mensen en goederen
Woonomgeving: Woongroen, kinderspeelplek…
Verkeersinfrastructuur: Stationsomgeving, carpoolparking, fietsroutes…
Gemengde omgeving: Woon-winkelstraat, CC omgeving, pleinen…
Groenvoorzieningen: Stadspark, begraafplaatsen…
Toeristisch en recreatieve Historische kernen, recreatiedomeinen, themaparken…
voorzieningen:
Ecosysteemdiensten ESD: Omvatten al de goederen en diensten die ecosystemen aan de
samenleving leveren zoals natuurlijke bescherming tegen
overstroming, bestuiving door wilde insecten, natuurlijke
waterzuivering, klimaatregulering, natuur gebonden recreatie…
Perceptie: Mechanisme bij uitstek om de link te leggen tussen de mens en zijn
omgeving.
Perceptuele kennis: kennis van de omgeving
Symbolische kennis: kennis over de omgeving
Auto-centrische zintuigen Subject gericht:
- Sensueel
- Geur
- Tast
- Temperatuur
Allo-centrische zintuigen Object gericht:
- Intellectueel
- Gezicht
- Gehoor
Zoneringsplanologie Spreiding van stedelijke hoofdfunctie. Verweving? Auto als
bindmiddel?
Dé-densifier: Betekenis van de openbare ruimte gaat verloren
, Publieke ruimte en sociologie
Belangrijke personen
MAX WEBER:
Een van de grondleggers van de sociologie.
Sociale actie is een reactie op een prikkel na een rationeel denkproces.
Onderscheid tussen handelen en sociaal handelen.
Handelen: Alle menselijke gedrag waaraan door de handelende persoon een betekenis
wordt toegekend.
Sociaal handelen: Handelen gericht op het gedrag van de anderen en dat door het gedrag van
de anderen wordt bepaald.
Intersubjectief proces: Betekenissen en intenties maken deel uit van een cultuur (sociohistorische
context). De historische evolutie moet gezien worden in termen van de
karakteristieke veranderingen in het menselijke handelen geassocieerd met
karakteristieke veranderingen in sociale en historische situaties.
AUGUSTE COMTE:
Grondlegger van het positivisme.
Baseert zich op waarneembare feiten.
Als de wetenschap de drijfveren kon ontdekken voor het menselijk gedrag, zou zij ook regeringen en
wettenmakers kunnen helpen met het vervaardigen van doeltreffende maatschappelijke richtlijnen.
Het idee dat het aanwenden van wetenschappelijke methoden helpt om sociale problemen op te
lossen vindt nog altijd een willig oor.
ABRAHAM MASLOW:
Behoeftepiramide van Maslov (1943)
1. Groeimotief
2. Sociale motieven
3. Sociale motieven
4. Persoonlijke overlevingsmotieven
5. Persoonlijke overlevingsmotieven
Publieke ruimte is voor iedereen. Parken, straten, pleinen
zijn een gemeengoed.
Specifieke publieke ruimte vullen de noodzaak in zoals volkstuinen, speelruimte…
Een siertuin hoort bij de hogere behoeften. Een hogere behoefte kan worden ingevuld als de
basisbehoeften zijn ingevuld.
LE CORBUSIER