Art. 5, tweede lid Sw.: Wanneer de RP verantwoordelijk wordt gesteld uitsluitend
wegens het optreden van een geïdentificeerde NP, kan enkel degene die de
zwaarste fout heeft begaan worden veroordeeld. Indien de geïdentificeerde NP de
fout wetens en willens heeft gepleegd, kan hij samen met de verantwoordelijke RP
worden veroordeeld (vóór 30 juli 2018).
Art. 5, tweede lid Sw.: De strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de
rechtspersonen sluit die van de natuurlijke personen, die daders zijn van dezelfde
feiten of eraan hebben deelgenomen, niet uit (na 30 juli 2018).
Context: Vroeger kon enkel diegene die de zwaarste fout had begaan worden veroordeeld.
Behoudens indien de geïdentificeerde NP de fout wetens en willens had gepleegd, want dan kon hij
samen met de verantwoordelijke RP worden veroordeeld. Sinds 30 juli 2018 kunnen de NP en RP in
alle gevallen samen worden veroordeeld, MAAR de strafuitsluitende verschoningsgrond van het
vroeger art. 5, lid 2 Sw. blijft wel nog gelden voor feiten gepleegd vóór inwerkingtreding.
Vraag 1
WAT WAS (EN BLIJFT VOOR FEITEN VÓÓR 30 JULI 2018) DE GRONDSLAG EN WAT WAREN (EN BLIJVEN ) DE
TOEPASSINGS VOORWAARDEN V/ D REGELING V. ART . 5, 2 DE LID S W.?
GRONDSLAG: WAAR INSCHALEN? + VW: WANNEER IS ER CUMUL EN WANNEER IS ER DECUMUL? (LES)
Het komt de WG toe de strafr. verantw. v/d RP te regelen als een autonome verantwoordelijkheid,
los v. die v/d NP. De strafrechtelijke logica luidt als volgt: wie het misdrijf pleegt, wordt gestraft.
Ofwel wordt enkel de RP ofwel enkel de NP gestraft, afhankelijk v. wie de zwaarste fout pleegde
(decumul). Enkel i/d ergste gevallen zou de rechter de NP samen met de RP kunnen veroordelen
(cumul), nl. indien NP het misdrijf ‘wetens en willens’ pleegde. 1
De bewoordingen van het vroegere artikel lijken te suggereren dat decumul de regel is, MAAR
meestal zal i/d praktijk overgegaan worden tot een cumul v. veroordeling.
Om te kunnen genieten van de strafuitsluitende verschoningsgrond v/h vroegere art. 5, lid 2 was
samenloop tss de strafr. verantw. v. RP’s en strafr. verantw. v. NP’s noodzakelijk (opzettelijk
gepleegde fout v. beiden) en dienden volgende toepassingsvoorwaarden vervuld te zijn:
1. Samenloop tss RP en NP (hangt samen met 2): de vraag m.b.t. cumul of decumul stelt zich pas
wanneer het misdrijf aan beide kan worden toegerekend = samenloop voor dezelfde feiten,
MAAR niet per se voor eenzelfde misdrijf.
o HvC vereist enkel dat de fout v/d RP samenvalt met die v/d NP of er nauw mee verwant is.
1
P. WAETERINCKX, “De cumulatie van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de rechtspersoon met die
van de natuurlijke persoon”, RW 2000-2001, 1217-1218.
1
, o RP: materiële toerekeningscriteria v. art. 5, eerste lid Sw. én het subjectief bestanddeel
moeten vervuld zijn indien niet wordt vastgesteld dat RP zelf een misdrijf heeft gepleegd,
kan er geen cumul of decumul zijn.
o NP: moet als potentiële dader worden geïdentificeerd, DUS als wegens onduidelijkheid v/d
feitelijke omstandigheden niet bepaald kan worden welke NP precies is tussengekomen,
dan kan de RP zich niet beroepen op decumul. Het misdrijf moet ook a/d NP kunnen
worden toegerekend.
2. “uitsluitend wegens het optreden van een geïdentificeerde NP”: strafr. verantw. v/d RP komt
uitsluitend i/h gedrang door het handelen v/e geïdentificeerde NP = vreemde keuze v/d WG,
want hij verwierp net dat het daderschap v/d NP de grondslag zou vormen v/h daderschap v/d
RP, m.a.w. de afgeleide strafr. verantw. v/d RP.
o RP’s hebben een autonome strafr. verantw. en het feit dat een misdrijf begaan door een RP
zich manifesteert via een handeling v/e NP, is daarbij irrelevant.
o Als men aanvaardt dat RP een autonome strafr. verantw. heeft los v. die v/d NP, dan kan hij
nooit strafr. verantw. worden gesteld wegens het uitsluitend optreden v/e NP.
RS gaat er gelukkig soepel mee om en stelt louter vast dat er samen met de RP een of
geïdentificeerde NP’s terechtstaan aan wie het misdrijf kan worden toegerekend (m.a.w.
dat elk v/d NP’s wetens en willens heeft gehandeld).
o DUS ofwel beschouwt men ‘uitsluitend’ als onbestaande ofwel houdt men er wel
rekening mee, maar dan is art. 5 Sw. niet toepasbaar 2.
Interpretatie HvC: ‘uitsluitend’ = een fout v/d RP die samenvalt met een fout v/d NP of er
nauw mee samenvalt.
Wat betreft optreden lijkt de WG te bedoelen dat de NP als dader v/h misdrijf kan worden
geïdentificeerd m.a.w. de NP die een strafbare gedraging stelt, ongeacht of deze een
handeling of verzuim uitmaakt.
3. “enkel diegene die de zwaarste fout heeft begaan” = onopzettelijke misdrijven: taak v/d rechter
om te achterhalen wie de zwaarste fout beging beoordeling v/h gebrek aan voorzorg en
voorzichtigheid gebeurt bij onachtzaamheidsmisdrijven door het criterium v/d ‘normaal,
voorzichtige en redelijke persoon’ in dezelfde feitelijke omstandigheden.
o Bij de toetsing wordt de NVR-persoon in zijn eigen milieu geplaats, met eigen specifieke
competenties en toewijding die men mag verwachten = zeer verschillend voor NP en RP.
o Bij meerdere NP’s moet rechter voor elk v. hen nagaan wie de zwaarste fout beging, zij of
RP.
o Structurele problemen leiden niet enkel tot verwijtbaarheid t.a.v. de RP, MAAR ook tot het
toerekenen v/d zwaarste fout a/d RP (bv. Pécrot NMBS).
2
F. DERUYCK en P. WAETERINCKX, “Tien jaar strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de rechtspersoon”, CBRJ
2009-2010, 44-51.
2
, o Als NP’s duidelijke procedures en voorschriften miskennen, dan zijn zij het die de zwaarste
(en de enige) fout begingen. DUS ook als er met de organisatie v/d RP niets mis, maar wel
met de manier waarop de NP zich v. zijn taken heeft gekweten.
Zijn zij loutere uitvoerders, dan is RP te beschouwen als enige die de zwaarste fout
beging.
De zoektocht naar de zwaarste fout is eigenlijk onmogelijk, de NVR-ingenieur moet nl. aan
andere vereisten voldoen dan de NVR-arbeider. De fout zal meestal ook duidelijk behoren tot
een verschillend competentie en verantwoordelijkheidsdomein waardoor het voor de rechter
quasi onbegonnen werk is uit te maken wie de zwaarste fout maakt en welke fout dus het
zwaarst doorweegt.
4. “Wetens en willens” = opzettelijke misdrijven: gaat om een facultatieve regeling, de rechter kan
cumul toepassen, maar is er niet toe verplicht. Dit om te vermijden dat de rechter geen enkele
beoordelingsvrijheid meer zou hebben. Het morele element vormt een onderscheidings-
criterium, ngl. de interpretatiewijze variëren de mogelijkheden tot cumul:
o Interpretatie in abstracto: cumul is mogelijk bij:
alle misdrijven uit het Sw. en zuivere bijz. strafwetten
TENZIJ het zuiver onopzettelijke misdrijven zijn (bv. onopzettelijke slagen en verwon-
dingen of onopzettelijke doodslag, art. 418-420 Sw.) cumul is uitgesloten!
wanbedrijven geregeld in accessoire strafbepalingen waarvoor uitdrukkelijk een opzet
wordt vereist
.
o Interpretatie in concreto: idem, MAAR cumulatie is ook mogelijk indien de norm niet
expliciet een moreel bestanddeel vermeldt, maar uit de concrete omstandigheden blijkt dat
het gebrek aan voorzorg en voorzichtigheid te kwalificeren is als een opzettelijke fout.
M.a.w. misdrijven die geen opzet vereisen, maar die volgens de rechter in concreto
wetens en willens werden gepleegd.
Rechters gebruiken dit vaak gemakkelijkheidshalve om a/d toepassing v/d
ingewikkelde decumulregeling v. art. 5, 2 de lid Sw. te ontsnappen.
Besluit: doordat de decumulregel zo ingewikkeld is, neemt men vaak gemakkelijkheidshalve aan dat
er wetens en willens gehandeld is. Begrip ‘zwaarste’ fout is vaag en noopt tot een bijna onmogelijke
vergelijking v. verschillende zorgvuldigheidsplichten.
3