Zintuigelijk leren (hoofdstuk
5)
HC 1: sensorische verwerking
1. Zintuigelijk leren/taak ergo
1.1. Anatomische eigenschappen van zintuigen sensorische
functies en pijn ICF
Zien visuele
Hoorfuncties auditieve
Evenwicht vestibulaire
Andere sensorische functies
o Smaak gustatieve
o Reuk olfactorische
o Houding, beweging, diepe druk proprioceptieve
o Tast tactiele, haptische
o Andere waarnemingen
Temperatuur, trillingen, druk, schadelijke stimuli vibratorische
Pijn nociceptie
Aanvulling
o Voelen met de mond orale
o Gewaarwording, verband houdend met spijsverteringsstelsel, urogenitaal
stelsel, hart, bloedvaten, ademhalingsstelsel interoceptieve
1.2. Ontwikkelingsniveau’s
Basaal = bewustzijn, aandacht, psycho-sociaal, stemming
Baby = aandacht, psychosociaal, oriëntatie, geheugen …
Peuter, kleuter verfijning in perceptie, volgehouden, gerichte aandacht, psycho-
motoriek, taal, rekenen ….
Welbevinden blijft belangrijk.
1.3. Samenwerking zintuigsystemen
Prikkeldrempel
Prikkelsectie
Modulatie
o Inhibitie = prikkels die niet belangrijk zijn, ga je naar de achtergrond brengen
o Excitatie = perceptie, herkennen, prikkels die belangrijk zijn
Reactie fysiek, motorisch, emotioneel, sociaal
Zelfregulatie
1.4. Impact sensorische deprivatie
Guantanamo = je zit met een zak over je hoofd, vastgebonden ergens en hoort heel
de tijd een zoemend geluid. Hierdoor ga je zot worden
Een bad nemen = eventjes helemaal weg van de wereld zijn en ontspannen
1
, Kort kan dit goed zijn, maar dwing je iemand om dat te doen voor een langere tijd, dan is
dat niet goed
1.5. Atypische sensorische verwerking en verwant gedrag
Snel afgeleid
Impulsief
Abnormaal activiteitenniveau
Slecht georganiseerd
Angstig
Emotioneel labiel
Onhandig (Mallioux and Parham)
Slechte slaper
Moeilijke eter
Teruggetrokken
Moe, hangerig
Bruut/gevaarlijk in spel (bv. kinderen pijn doen)
Schrijfmoeilijkheden
Moeilijk gedrag bij wassen, haar kammen, aankleden …
1.6. Belang van sensorische verwerking ergo
Oude definitie = de wijze waarop iemand sensaties verwerkt en erop reageert heeft een
grote impact op dagelijkse activiteiten en de keuze van activiteiten.
Nieuwe definitie = atypische of beperkte sensorische verwerking heeft een grote impact op
sociale participatie, zelfregulatie, executieve functies zowel als op gebied van wonen (ADL),
leren, werken en vrije tijd.
1.7. ICF
We moeten dus vooral naar participatie gaan kijken en dan de externe factoren.
Het PEO-model kan ook heel belangrijk zijn om in te vullen.
Kunnen analyseren en niet te globaal in kunnen vullen.
2. Zintuigen en alertheid
2.1. Invloed van zintuigen op alertheid
Hoeveelheid en intensiteit van
omgevingsprikkels
Waardering
o Leuk/niet leuk
o Bekend/onbekend
o Gevaarlijk/veilig
Vermogen om taal te geven/inzicht
2.2. Alertheid … prikkelbaarheid
1. Slapen
2. Verminderd alert (lage alertheid, ongericht actief of ongericht passief)
3. Optimaal (gericht actief)
2
, 4. Super alert (hoge alertheid, gespannen, actief of gespannen passief)
5. Overprikkeld (emotionele ontlading, boos worden, huilen of lachen)
Actief, op de omgeving gericht Voorbeelden van concrete gedragingen
De persoon is zintuiglijk actief. Het gaat om Ogen zijn open, actief focussen met de
kijken, luisteren, voelen en ruiken. Deze ogen, hoofd draait naar stimulus, ogen
vormen van activiteit zijn gericht op de draaien naar stimulus, lichaam is
omgeving. Hierbij kan de persoon gericht aangespannen, de persoon reikt naar of
zijn op andere personen (begeleiders, grijpt een voorwerp, de persoon eet of
andere personen met beperkingen) of drinkt.
materialen in de ruimte.
In zichzelf gekeerd Voorbeelden van concrete gedragingen
De persoon kan zowel motorisch als De persoon staart, peutert aan het eigen
zintuiglijk actief zijn. Deze vormen van lichaam, aan eigen stoel, plukt aan slab of
activiteit zijn niet gericht op de omgeving. kleding, heeft het hoofd naar beneden
Het gaat dan om het kijken naar het eigen gebogen, heeft het hoofd afgewend, zuigt
lichaam, stereotiepe bewegingen, het op de duim, kreunt zachtjes, wrijft in de
voelen aan eigen kleding. ogen, laat hoofd rollen, wiegt zichzelf.
Slapen, doezelen Voorbeelden van concrete gedragingen
De persoon slaapt. Eventueel kunnen voor De persoon slaapt, oogleden zijn naar
slapen karakteristieke stemgeluiden (bv. beneden, snurkgeluiden, de ogen gaan
snurken) en bewegingen (bv. heen en weer herhaaldelijk langzaam open en dicht, de
draaien, trillen met hoofd en lichaam) ledematen van de persoon zijn slap en
voorkomen. hangen naar beneden.
Geagiteerd, ontevreden Voorbeelden van concrete gedragingen
De persoon laat onbehagen merken. De persoon huilt, schreeuwt of gilt, slaat of
schopt tegen materialen of personen, bonkt
met het hoofd, slaat, bijt, krabt of schopt
zichzelf
3