Oefententamens Bestuursrecht; Rechtsbescherming vragen en antwoorden!!
78 vues 6 fois vendu
Cours
Bestuursrecht: Rechtsbescherming (RGBBE01205)
Établissement
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Book
Boom Juridische studieboeken - Bestuursrecht 2 rechtsbescherming tegen de overheid
Oefententamens (vragen en antwoorden) vanaf 2013 van Bestuursrecht; Rechtsbescherming. Aanvankelijk worden de vragen van het tentamen weergeven, aansluitend de antwoorden van het tentamen. Op deze manier kan er worden geoefend met de oude tentamens. Ik heb hierdoor zelf het vak met een 9 kunnen afr...
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 mei 2012, 12/164
(aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S. de Vries, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2013. Appellant is verschenen,
bijgestaan door mr. De Vries. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.A.
Boes-Kouwenoord en A.A. de Bie.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant was sinds 1 januari 1995 als ambtenaar aangesteld bij de gemeente Amsterdam. Ten tijde
in geding was hij gedetacheerd bij [naam B.V. 1] [naam B.V. 1]) en werkzaam bij de servicebalie van het
parkeerterrein [naam parkeerterrein].
1.2. Bij brief van 20 januari 2011 zijn de medewerkers van parkeergarages en parkeerterreinen van de
Dienst Parkeergebouwen, onder wie appellant, op de hoogte gesteld van het verwijderen van twee
medewerkers van hun werkplek in een parkeergarage vanwege frauduleuze handelingen. De
medewerkers zijn in die brief gewaarschuwd voor de gevolgen van frauduleus handelen, zoals het
aannemen van contant geld en het niet in de dagrapporten verklaren van handelingen als het handmatig
openen van slagbomen. Er is op gewezen dat frauduleus handelen kan leiden tot einde detachering of
tot ontslag, en dat zogenoemde mystery guests zullen worden ingezet, die alle werkplekken langs gaan
en rapporteren over houding, communicatie, navolgen van procedures en frauduleuze handelingen.
1.3. Op 17 mei 2011 is de detachering van appellant bij [naam B.V. 1] met onmiddellijke ingang
beëindigd wegens een melding van een integriteitsschending door appellant. Bij brief van 15 juni 2011 is
aan het Bureau Integriteit van de gemeente Amsterdam (BIA) advies gevraagd over het voornemen
appellant disciplinair te straffen met voorwaardelijk ontslag. Appellant wordt verweten dat hij voor een
,bezoekster van het parkeerterrein [naam parkeerterrein] (die achteraf een mystery guest, werkzaam bij
[naam B.V. 2], bleek te zijn) de slagboom handmatig heeft geopend en dat hij daarvoor een bedrag van €
8,- van de bezoekster heeft ontvangen. Dit bedrag heeft appellant niet afgedragen en hij heeft niet
gemeld dat dit incident heeft plaatsgevonden. Het BIA heeft, op grond van de ernst van de
integriteitsschending en de omstandigheden, geadviseerd om appellant - in afwijking van het voornemen
- te straffen met onvoorwaardelijk ontslag.
1.4. In navolging van het advies van het BIA heeft de algemeen directeur van [naam B.V. 1], namens het
college, appellant bij besluit van 21 juli 2011 met onmiddellijke ingang de straf van onvoorwaardelijk
ontslag opgelegd. Dit besluit is, na gemaakt bezwaar, gehandhaafd bij besluit van 23 december 2011
(bestreden besluit).
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant ongegrond verklaard en
diens verzoek om schadevergoeding afgewezen.
3.1. In hoger beroep heeft appellant betoogd, dat de rechtbank ten onrechte niet op alle punten die in
beroep zijn aangevoerd is ingegaan. Voorts heeft hij gesteld dat ten onrechte geen onderzoek is
ingesteld door de Commissie Integriteitsschending (Commissie), aan welke volgens het
Onderzoeksprotocol Integriteitsschendingen [naam B.V. 1] (Onderzoeksprotocol) het onderzoek in
handen kan worden gesteld, maar door [naam B.V. 1] zelf. Het is zeer de vraag of de Commissie het
inzetten van mystery guests geoorloofd zou hebben geacht.
Appellant heeft voorts betoogd dat een lichtere onderzoeksmethode mogelijk zou zijn geweest; daarvoor
had dan ook gekozen moeten worden. Voorts zou hij door de mystery guest verleid zijn tot het plegen
van plichtsverzuim, zodat van verboden uitlokking sprake is geweest. Ook zou sprake zijn van ongelijke
behandeling, nu collega’s van appellant die op basis van eenw arbeidsovereenkomst bij [naam B.V. 1]
werkzaam waren niet vielen onder de integriteitsbewaking van het BIA, en voor hetzelfde feit geen
onvoorwaardelijk ontslag zouden krijgen, omdat zij naar privaatrechtelijke maatstaven beoordeeld
worden.
3.2. Het college heeft gemotiveerd verweer gevoerd en bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Naar aanleiding van het betoog dat de rechtbank niet op alle in beroep aangevoerde gronden is
ingegaan wordt gewezen op vaste rechtspraak van de Raad (8 februari 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:AZ8746)
dat de rechter niet op alle aangevoerde gronden hoeft in te gaan, maar dat hij zich kan beperken tot de
kern van deze gronden. In het licht van deze rechtspraak is de rechtbank niet in haar motiveringsplicht
tekortgeschoten. Ook de Raad beperkt zich tot de kern van de door appellant naar voren gebrachte
gronden.
4.2. Het betoog van appellant dat ten onrechte de Commissie niet is ingeschakeld, wat volgens het
Onderzoeksprotocol wel voor de hand had gelegen, gaat eraan voorbij dat Commissie en Protocol, zoals
het college onweersproken heeft uiteengezet, uitsluitend bedoeld zijn voor personeel dat in dienst is bij
[naam B.V. 1]. Appellant was echter vanaf zijn aanstelling in 1995 ambtenaar bij de gemeente
Amsterdam, en in die hoedanigheid gedetacheerd bij [naam B.V. 1]. Op gedetacheerden als appellant
blijft ook tijdens hun detachering het gemeentelijk integriteitsbeleid, met de bijbehorende advisering
door het BIA, van toepassing.4.3. Appellant heeft betoogd dat de uitkomsten van het onderzoek niet
,tegen hem mochten worden gebruikt, omdat het inzetten van een mystery guest ongeoorloofd was nu
er geen concrete verdenking tegen appellant was en omdat met een minder ingrijpend
onderzoeksmiddel had kunnen worden volstaan. De Raad volgt appellant niet in dit betoog en acht de
gekozen onderzoeksmethode toelaatbaar. Daartoe heeft hij het volgende van belang geacht.
4.4. Er hadden zich meermalen onregelmatigheden voorgedaan die tot ontslag van de betrokken
medewerkers hadden geleid. Er waren ook meermalen schriftelijke waarschuwingen uitgegaan naar alle
bij [naam B.V. 1] werkzame medewerkers met publiekfuncties in parkeergarages en parkeerterreinen.
Kort voordat appellant het hem verweten plichtsverzuim pleegde, waren de betrokken medewerkers
gewaarschuwd dat mystery guests zouden worden ingezet. Gelet op het belang dat op het spel stond om
de steeds terugkerende fraude door medewerkers tegen te gaan, wordt dit onderzoeksmiddel niet in
strijd geacht met het proportionaliteitsbeginsel. Het betoog van appellant dat een lichtere
onderzoeksmethode had kunnen worden gehanteerd, en dat dus in strijd met het subsidiariteitsbeginsel
is gehandeld, wordt niet gevolgd. De door appellant genoemde methode van het achteraf vergelijken
van de uitdraai van de slagboombewegingen met de dagrapporten zou, zoals het college ter zitting van
de Raad heeft uiteengezet, niet toereikend zijn om bij handmatige openingen van de slagboom vast te
stellen of de betrokken ambtenaar zich heeft verrijkt, terwijl dit wel de kern van het aan betrokkene
verweten plichtsverzuim is.
4.5. Evenals de rechtbank acht de Raad niet aannemelijk gemaakt dat de mystery guest een
ontoelaatbare vorm van uitlokking heeft gehanteerd. Uit het gespreksverslag van het
verantwoordingsgesprek op 25 mei 2011 blijkt dat de mystery guest niet heeft gezorgd voor een
ongebruikelijke situatie voor een medewerker op een parkeerterrein. De mystery guest heeft zich als een
klant gepresenteerd die haar parkeerkaartje had verloren. Appellant heeft zelf ongevraagd aangeboden
de slagboom voor haar te openen tegen contante betaling van €8,-. Dat de mystery guest hem met haar
ogen zou hebben verleid tot medelijden, zoals appellant heeft verklaard, is - wat er ook zij van de
geloofwaardigheid van deze verklaring - geen reden het gedrag van appellant niet of in mindere mate
aan hem toe te rekenen. Bovendien vormt die beweerde verleiding in elk geval geen verklaring voor het
gegeven dat appellant de € 8,- in eigen zak heeft gestoken en over het voorval niets heeft gerapporteerd.
4.6. Uit het vorenstaande volgt dat het tenlastegelegde plichtsverzuim voldoende deugdelijk is
vastgesteld. Met de rechtbank acht de Raad de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag niet
onevenredig aan aard en ernst van dit plichtsverzuim. Terecht is daarbij in aanmerking genomen dat
betrokkene niet alleen tegen de voorschriften in de slagboom voor een te laag bedrag heeft geopend,
maar bovendien dat geld heeft achtergehouden en zichzelf daarmee heeft bevoordeeld. Dat het slechts
om een bedrag van € 8,- ging, wat aanvankelijk reden was voor het voornemen om met voorwaardelijk
ontslag te volstaan, acht de Raad voor de straftoemeting niet van belang. Van een ambtenaar die mede
verantwoordelijk is voor kasbeheer mag immers, zoals het BIA in zijn advies heeft opgemerkt,
betrouwbaarheid en een strikte naleving worden verwacht. Bovendien was appellant een gewaarschuwd
man, omdat [naam B.V. 1] reeds meerdere malen had kenbaar gemaakt dat frauduleuze handelingen
totstrafontslag zouden kunnen leiden. Dat bij de bestraffing sprake zou zijn van ongelijke behandeling
tussen gedetacheerden, zoals appellant, en het eigen personeel van [naam B.V. 1], in die zin dat [naam
B.V. 1]-personeel lichter zou zijn bestraft voor dit plichtsverzuim, is door appellant niet aannemelijk
gemaakt. De vertegenwoordigers van het college hebben dit ter zitting met stelligheid tegengesproken.
Het college wordt hierin gevolgd. Hetgeen appellant naar voren heeft gebracht over de lange duur van
zijn dienstverband, zijn leeftijd en zijn goede staat van dienst doet onvoldoende af aan de ernst van het
plichtsverzuim om tot een minder zware straf te concluderen.
, 4.7. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden
bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en C.H.
Bangma als leden, in tegenwoordigheid van O.P.L. Hovens als griffier. De beslissing is
uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2014.
Vraag 1a
Leg uit op grond van de huidige Awb-bepaling(en) (dus na de inwerkingtreding van de Wet aanpassing
bestuursprocesrecht) waarom de Afdeling bestuursrechtspraak bevoegd is van deze zaak kennis te
nemen. (2 punten)
Vraag 1b
Ter uitvoering van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak dient de burgemeester een nieuw
besluit te nemen. Welk rechtsmiddel staat tegen dit besluit open? (3 punten)
Vraag 2a
De rechtbank heeft op 13 augustus 2010 een tussenuitspraak gedaan, waarna de
burgemeester van Diemen van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om het door de rechtbank
geconstateerde gebrek te herstellen. Is artikel 6:19 Awb van toepassing op deze poging tot herstel van
het bestreden besluit door de burgemeester? (3 punten)
Vraag 2b
Stel dat appellant in september 2010 een aanvulling op zijn pleitnota aan de rechtbank stuurt. Hierin
betoogt hij dat het besluit van 7 april 2010 onrechtmatig was, omdat hij in de bezwaarfase niet is
gehoord. Zal de rechtbank dit betoog nog meenemen in de beoordeling van het geschil? (2 punten)
Vraag 3
Stelling: “Niet-ontvankelijk verklaring vormt een uitzondering op de regel dat de bestuursrechter ex tunc
toetst.” Is deze stelling juist? (3 punten)
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur misterstudent. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,19. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.