LESNOTITIES NEUROPEDAGOGIEK COLLEGE 1
Inleiding: Waarom neuropedagogiek?
• We gebruiken maar 10% van onze hersenen
o FOUT: we gebruiken altijd 100% van onze hersenen, zowel wanneer we wakker zijn, als
wanneer we slapen
• Het regelmatig inoefenen van bepaalde cognitieve vaardigheden verandert de structuur van de
hersenen
o JUIST: de hersenen zijn dynamisch
• Verschillen in de dominante hersenhelft (links versus rechts denken) kunnen prestaties in leren
verklaren
o FOUT: dit is een hardnekkige neuromythe
• Leerproblemen die het gevolg zijn van een verstoorde hersenontwikkeling kunnen niet
geremedieerd worden in onderwijs
o FOUT: de hersenen zijn dynamisch, de structuur kan veranderen
• De hersenen zijn volledig ontwikkeld zodra leerlingen naar de middelbare school gaan
o FOUT: er zijn nog heel veel belangrijke ontwikkelingen die plaatsvinden in de
adolescentie
Doorbraak: niet-invasieve methoden
Het idee dat het biologische belangrijk is voor de ontwikkeling en opvoeding is heel oud, zeker in de
context van ontwikkelingsstoornissen. Bij de geschiedenis van leerproblemen zie je heel vroeg
verwijzingen naar de hersenen. In oude orthopedagogische handboeken wordt er bijvoorbeeld naar
‘minimal brain dysfunction’ verwezen, om te verwijzen naar kinderen met aandachts- en
concentratieproblemen. Het is dus de voorloper van ADHD.
1896: bij de eerste beschrijving van dyslexie in de wetenschappelijke literatuur wordt er iets gezegd
over congenitale woordblindheid. Het was een arts die het syndroom beschrijft, dat het probleem in
lezen verondersteld wordt te zijn veroorzaakt door iets in de hersenen.
Eerste beschrijving dyscalculie: ook hier ligt de klemtoon op de erfelijkheid waarbij de hersenen
aangetast zijn op een plaats die belangrijk is voor het uitvoeren van wiskundige functies.
Vroeger kon men de hersenen niet onderzoeken zoals dat nu gebeurt. Men was afhankelijk van
patiënten met een hersenletsel. Een heel belangrijk deel van de kennis van de neurowetenschappen is
tot op een bepaald moment gebaseerd op patiënten met een letsel, op een bepaalde plaats. Als gevolg
daarvan kon die patiënt een bepaalde vaardigheid niet meer uitoefenen. Het idee daarachter is dat de
plaats die geraakt werd te maken heeft met de vaardigheid die de patiënt niet meer kan.
Bijvoorbeeld: patiënten met een letsel in het gebied van Broca of Wernicke, bijvoorbeeld door
een hersenbloeding, hebben problemen met taal. Broca ligt vooraan in de motorische cortex en
deze patiënten kunnen niet meer spreken. Wernicke ligt in de temporale cortex en deze
patiënten kunnen wel nog spreken maar begrijpen niet meer wat er gezegd wordt.
1
, LESNOTITIES NEUROPEDAGOGIEK COLLEGE 1
Eind jaren 90 vorige eeuw: doorbraak in de komst van niet-invasieve methoden om hersenen te
onderzoeken. Daardoor was men niet meer afhankelijk van mensen met een letsel, en zijn er geen
radioactieve stoffen meer nodig om de hersenen te onderzoeken.
Magnetic Resonance Imaging (MRI)
MRI laat toe om de hersenen te scannen met een scanner. Dankzij deze technologie zijn we in staat om
op een niet-invasieve manier de structuur en functies van de hersenen in kaart te brengen. Door deze
techniek zijn de cognitieve neurowetenschappen ontstaan. Daarmee kon men de biologische basis van
mentale functies gaan onderzoeken, zowel cognitief, sociaal, als emotioneel.
Men kon vragen beantwoorden zoals
• Wat gebeurt er in de hersenen als mensen een vaardigheid uitvoeren?
• Hoe kunnen structuren gelinkt worden aan een vaardigheid?
• Wat gebeurt er als mensen dingen leren?
Met MRI kan rechtstreeks onderzocht worden welke gebieden in de hersenen belangrijk zijn voor
bepaalde functies, bij uiteenlopende populaties, dus niet meer enkel patiënten maar ook bij gezonde
mensen en kinderen kunnen via een MRI onderzocht worden.
Ontstaan van een nieuw wetenschapsdomein
Met het ontstaan van de niet-invasieve methoden en het nieuwe veld van de cognitieve
neurowetenschappen is er een brug ontstaan tussen de neurowetenschappen en de pedagogiek. In de
cognitieve neurowetenschappen wordt het leren bestudeerd. Hoe werken en veranderen de hersenen
als mensen dingen leren? Bij de pedagogiek wordt gekeken naar hoe het leren geoptimaliseerd kan
worden. Hoe kan via interventies het leren verbeterd worden of geremedieerd worden bij problemen?
Door die gemeenschappelijke focus zijn die twee disciplines met elkaar in verband gebracht worden en
daardoor is de neuropedagogiek ontstaan.
Educational neuroscience
= neurowetenschappen die met het pedagogische te maken heeft
Mind brain education
= integratie van het biologische, pedagogische en psychologische
Neuroeducation
= sluit aan bij de term neuropedagogiek
2
, LESNOTITIES NEUROPEDAGOGIEK COLLEGE 1
Publieke en maatschappelijke interesse in het brein
Media
Er verschijnen veel artikels in de populaire media over de hersenen omdat daar veel interesse in is.
Wanneer hersenonderzoek kenbaar gemaakt wordt aan de pers wordt het sneller opgepikt dan
wanneer het pedagogisch onderzoek is met klassieke methodes. Het voordeel is dat er veel aandacht is
voor onderzoek, maar het nadeel is dat er misverstanden kunnen optreden.
De aandacht voor het brein zie je ook in de hoeveelheid boeken die wordt uitgebracht over de hersenen.
Sommige boeken zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek (bv. Breinwijzer), andere boeken zijn
niet gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek waarbij de hersenen als verkooptechniek worden
gebruikt.
Naast de interesse is er sceptisme waarbij gezegd wordt dat alles rond de hersenen een hype is. Dat
staat tegenover een beweging die zegt dat de neurowetenschappen ons kennis oplevert en kan
implicaties hebben voor de manier waarop wij maatschappelijke beleidsdomeinen indelen.
Bijvoorbeeld: de rechtspraak: moeten we een scanner in de rechtszaal gebruiken om te kijken
of iemand liegt?
Organisatie in het secundair onderwijs
Oriëntatienota hervorming secundair onderwijs
“Baanbrekende ontwikkelingen in het hersenonderzoek doen onze kennis over de hersenen sterk
toenemen. Deze ontwikkelingen hebben een aanzienlijke impact op de organisatie en inhoud van
leren.”
“Om ten volle te kunnen inspelen op de kneedbaarheid van het brein is de leeromgeving cruciaal.”
“Dat de puberteit ontwikkelingspsychologisch een ingrijpende periode is, wordt ondertussen algemeen
aanvaard. Dit is nu ook bevestigd via hersenonderzoek. Jongeren hebben op dat moment een goed
ontwikkelde cognitieve capaciteit, maar zijn emotioneel nog zeer onvolwassen. In een OESO-rapport
spreekt men in dit verband over ‘grote paardenkracht, maar een beperkte sturing’. Dit betekent volgens
de onderzoekers niet noodzakelijk dat alle belangrijke beslissingen moeten worden uitgesteld tot de
volwassenheid is bereikt. Deze vaststellingen pleiten er wel voor om keuzes met definitieve implicaties
(zoals bv. een bepalende studiekeuze) zoveel mogelijk te vermijden.”
De zelfsturende leerling
“In een op z’n zachtst gezegd opmerkelijk interview van De Monitor gaven twee leerkrachten en een
bestuurslid van de school De Ruimte in Soest hun visie op het onderwijs. Op deze grootste en oudste
particuliere ‘democratische school’ in Nederland wordt een onderwijsvorm gehanteerd die ervan
3
, LESNOTITIES NEUROPEDAGOGIEK COLLEGE 1
uitgaat dat kinderen en jongvolwassenen zelf het beste kunnen bepalen ‘hoe, wanneer, wat, waar en
met wie ze leren’.”
“Als een kind er op zijn dertiende achter komt dat hij op Whatsapp stomme taalfouten maakt en dat
verveld vindt, dan gaat hij vanzelf spelling leren. Dan gaat een kind zelf gemotiveerd aan een taal
beginnen en leert het kind in vier weken wat je anders in vijf jaar erin probeert te stampen.”
“Het neurologische rijpingsproces is bij tieners nog volop in gang. Ze zijn daarom niet gebaat bij te veel
ruimte en vrijheid, maar juist bij structuur, sturing en inspiratie.” (= tegenargument)
Moet de school ’s morgens later starten?
“De meningen lopen sterk uiteen. De directeur en enkele van zijn leerkrachten geloven niet dat het iets
zal uithalen. Klastitularis Ilse Vanwildemeersch: ‘Ik ben bang dat ze hun ritme gewoon zullen verleggen.
Ik ben ook zo: als ik later mag opstaan, ga ik later slapen.’ Lerares Duits Lieselotte Denolf: ‘De
verleidingen voor jongeren zijn zo groot, en het is eigen aan jongeren om langer te willen opblijven.’
Maar anderen weifelen niet. De LO-lerares heeft een boek over het puberende brein gelezen, en denkt
dat een later beginuur zinvol is. ‘Als dat goed onderbouwd is, zie ik één uur later wel zitten’, zegt ook
de leraar Nederlands. De wiskundeleraar denkt dat de leerlingen ervoor openstaan. ‘Maar bovenal zijn
schooldagen lange dagen, vindt leraar Engels Bart Beyls. ‘Als je maandagochtend de deur uitgaat voor
een dag van acht lesuren, motiveert dat niet.’”
In een school in het Verenigd Koninkrijk heeft men dat onderzocht en daarbij werd duidelijk dat de
studenten meer slaap, hogere cijfers kregen en minder afwezig waren.
Misbruik en overinterpretatie
Naast de positieve kant van het verhaal is er ook een negatieve kant, een risico dat hersenonderzoek
misbruikt, fout geïnterpreteerd en overgegeneraliseerd wordt.
Bijvoorbeeld: “Als je wil weten hoe je moet lesgeven, hier zijn tien strategieën op basis van het
brein waardoor je een topleerkracht wordt”
Bijvoorbeeld: apps om je hersenen te trainen die claimen dat ze gebaseerd zijn op de
neurowetenschap, maar waarvan onderzoek naar het effect van die trainingen niet rechtlijnig
is en niet in het voordeel hiervan is
Bijvoorbeeld: leerpillen die je zogezegd een ‘unfair advantage’ zouden moeten geven
In deze voorbeelden wordt kennis van de hersenen verkeerd geïnterpreteerd of wordt het
hersenargument gebruikt om bepaalde pedagogische praktijken kracht bij te zetten of te stimuleren.
Dat wordt niet altijd bewust zo bedoeld, maar als je iets van de hersenen toevoegt, wordt dat sneller
geloofd of makkelijker als wetenschappelijk en objectief gezien. Meestal wordt er vertrokken van een
element van hersenonderzoek dat wel correct is, maar dat correcte element wordt verkeerd toegepast
of er worden veel meer conclusies uit getrokken dan het hersenonderzoek eigenlijk zegt.
4
, LESNOTITIES NEUROPEDAGOGIEK COLLEGE 1
Hier kaderen ook de neuromythes, wat allemaal voorbeelden zijn van zo’n misverstanden.
Bijvoorbeeld: idee van links en rechts denkers is een verkeerde interpretatie van
hersenonderzoek. Er zijn inderdaad wel gebieden, situaties waar de linker- en rechterhelft iets
anders doen, maar dat zijn niet de leersituaties waarin er in de neuromythes over gesproken
wordt. De moeilijkheid bij neuromythes is dat ze vaak wel op iets van de
neurowetenschappelijke kennis gestoeld zijn, maar dus verkeerd gebruikt of
overgeïnterpreteerd wordt.
Belang opleiding en vorming
Het is belangrijk om mensen hierin op te leiden, want de kennis om de geldigheid van het
hersenargument in te schatten komt niet vanzelf.
Op een bepaald moment heeft men experts samengebracht om na te denken over implicaties van
neuro-onderzoek voor een aantal maatschappelijke domeinen, zoals onderwijs en levenslang leren.
Training en professionele ontwikkeling voor leerkrachten en mensen in het pedagogisch veld moet een
component van neurowetenschappen omvatten.
Neurowetenschappen → Pedagogiek
In de verhouding tussen de neurowetenschappen en de pedagogiek zijn er twee extreme posities te
onderscheiden, namelijk het optimisme en het sceptisme. In beide posities zitten zowel
neurowetenschappers als pedagogen.
Optimisme
Men gaat ervan uit dat de neurowetenschappen de pedagogische praktijk volledig gaat veranderen.
Men denkt dat de neurowetenschappen objectieve kennis kan leveren om met pedagogische thema’s
om te gaan. Zij zien dit in een concept van ‘evidence-based’ werken, en gaat de evidence uit de
neurowetenschappen komen.
“Eindelijk kunnen we objectieve gegevens verzamelen over hoe kinderen ontwikkelen en leren
en deze gegevens kunnen ons zeggen hoe we moeten opvoeden, onderwijs moeten inrichten
en met problemen moeten omgaan.”
Men maakt hier vaak de vergelijking met de ontwikkeling van de geneeskunde. In het midden van de
19e eeuw is de geneeskunde enorm aan kennis erop vooruitgegaan, tot daarvoor was het voornamelijk
gebaseerd op ervaring. Een grote impact binnen de geneeskunde toen waren de inzichten uit de exacte
wetenschappen (fysica, chemie, biologie), die inzichten verschaffen in de werking van het menselijk
lichaam. Dit kamp trekt dezelfde parallel: als we de neurowetenschappen gaan inbouwen in de
psychologie, pedagogiek, opvoeding en ontwikkeling gaan we een gelijkaardige toename krijgen van
kennis.
5
, LESNOTITIES NEUROPEDAGOGIEK COLLEGE 1
Men gaat zelfs een stap verder. Men beweert dat als het allemaal biologie is, als we weten hoe de
biologie in elkaar zit, dan wordt opvoeding en onderwijs een kwestie van biologische interventies. Men
dient dan de juiste pillen toe, stimuleert de juiste gebieden, en dan zal de ontwikkeling en het leren
vanzelf wel vooruitgaan.
“Hersenstimulatie wordt nog niet toegepast, maar kan mogelijk een betere verbinding in de
hersenen tot stand brengen” (De Standaard)
Sceptisme
Men gaat ervan uit dat de neurowetenschappen niets kunnen betekenen voor de pedagogiek. Men
neemt hier aan dat de toepassing van de neurowetenschappelijke resultaten niet mogelijk is, dat die
niet vertaalbaar zijn naar de pedagogische praktijk. Eén van de redenen hiervoor is dat
neurowetenschappelijk onderzoek geen rekening houdt met de complexiteit van opvoeding en
vorming.
Als men in pedagogisch of psychologisch onderzoek deze fenomenen bestudeerd wordt er rekening
gehouden met het feit dat er veel verschillende factoren een impact hebben op onderwijs of opvoeding.
Maar in dit kamp verwijt men de neurowetenschappen dat die daar abstractie van maakt van die
verschillende factoren. Abstractie maken is een minimale voorstelling van de werkelijkheid, negeren van
complexe invloeden die een impact hebben op opvoeding, onderwijs en vorming.
Een andere reden voor de niet-vertaalbaarheid is dat de neurowetenschap een descriptieve
wetenschap is. Die kunnen wel in kaart brengen wat er is, maar de pedagogiek is een normatieve
wetenschap dat gaat nadenken over de wenselijkheid (wat moet zijn versus wat is). Over die
wenselijkheid kan de neurowetenschap niets zeggen.
Een derde reden is ecologische validiteit. De omstandigheden van het neurowetenschappelijk
onderzoek zijn helemaal anders dan het leren en ontwikkelen in een gezin of klas.
Om deze drie redenen kunnen de onderzoeksresultaten niet vertalen en toepassen van bijvoorbeeld
een scanner naar de klas.
Een ander argument die dit kamp aanhaalt is dat hersenonderzoek gevaarlijk is omdat er misvattingen
zijn die gebruikt worden om een bepaalde interventie te promoten, terwijl die argumenten niet correct
zijn.
Bijvoorbeeld: links en rechts lesgeven. Men geeft tips en technieken over hoe je moet lesgeven
aan kinderen die voornamelijk links of rechts denken maar daar is niets van onderbouwd, noch
via de pedagogiek, noch via hersenonderzoek.
Gematigde positie
Neurowetenschappen gaan niet alles van de pedagogiek overnemen. Er worden domeinen
geïdentificeerd waarbij een verbinding gemaakt kan worden. De psychologie en pedagogiek blijft
betrokken in de modellen, we hebben die psychologische modellen nodig om die hersendata te
6
, LESNOTITIES NEUROPEDAGOGIEK COLLEGE 1
interpreteren en vertalen naar de pedagogische context. We zitten dus op een kruispunt van die drie
disciplines. Een stukje psychologie, een stukje pedagogiek en een stukje neurowetenschappen.
Psychologie
= mentale processen die ten grondslag liggen aan gedrag. Hier wordt ingezoomd op micro-processen
die een rol spelen in leren en ontwikkelen, voornamelijk cognitieve processen maar ook sociaal-
emotionele processen
Neurowetenschappen
= genetica, chemische processen die de werking van het zenuwstelstel in zijn algemeenheid bestuderen,
de biologische basis van mentale processen
Pedagogiek
= interesses in onderwijs, opvoeding en onderwijs. Via interventies het leren, ontwikkelen van personen
verbeteren of remediëren
De neuropedagogiek focust op de microprocessen en raakvlakken zoeken met de neurowetenschappen.
Waar loopt het fout bij kinderen die problemen hebben in de context van bepaalde stoornissen,
microprocessen die belangrijk zijn om te kunnen leren, …
De drie niveaus die gelijkwaardig zijn, het ene is niet objectiever of meer valide is dan het andere. Op
elk van die niveaus werkt de omgeving in, ook op het biologische niveau. Om tot een goede ontwikkeling
van de hersenen te komen heb je omgeving nodig.
De neuropedagogiek zoekt naar waar we die bruggen kunnen bouwen tussen het cognitieve
neurowetenschappelijke, de psychologie en de pedagogiek. Daar zijn mogelijkheden, beperkingen of
uitdagingen aan.
7