ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
1. History, theory and research strategies!!
Hoe kunnen we ontwikkelingspsychologische theorieën met elkaar vergelijken?
Welke zijn de meest belangrijke klassieke en meer hedendaagse
ontwikkelingstheorieën?
Welke methodes worden er gehanteerd om ontwikkelingspsychologische
processen te bestuderen?
Fundamenten ontwikkelingspsychologie
1. Structurele kenmerken ontwikkelingspsychologie -> Levensloop perspectief (bv
discont of cont)
2. Inhoudelijke typering -> Historisch, 20e eeuw, recent
3. Vergelijking v/theorieën -> 4) Methodes
1.1. Domein ontwikkelingspsychologie
Wetenschappelijk:
Een wetenschap die stabiliteit en verandering van gedrag wil begrijpen over de
levensloop
(verschillende domeinen en interesse beïnvloedende factoren)
Via methodologieën bekomen en onderzocht op correctheid.
Onderzoek vaak gestimuleerd door sociale conflicten (bv begin educatie)
Toegepast:
Theorieën en bekomen kennis toepassen op de mensen, heeft belang voor de
praktijk
(bv psycholoog die mens helpt)
Interdisciplinair:
Men kijkt buiten psychologie zelf om zo kennis te bundelen tot kennis van vandaag
Ontwikkelt zich door gecombineerde inspanningen uit vele wetenschappen
(bv sociologen, antropologen, biologen…)
1.2. Theorieën over ontwikkeling
Theorie = geordend/samenhangend geheel van uitspraken dat gedrag beschrijft,
verklaart en voorspelt
Beschrijven: We zien hoe iemand zich gedraagt bv. Veel woedeuitbarstingen
Verklaren: Angstig gehecht
Voorspellen: Later zal relatie aangaan moeilijk zijn
,Voorbeeld hechting: Ontwikkeling van hechtingsrelatie in 1e jaar (beschrijven), Waarom
ontwikkelt die band zich? (verklaren), Wat is het gevolg hiervan voor latere
hechtingsrelaties? (voorspellen
,Nut van theorie:
Begrijpen = geeft richting en betekenis aan wat we zien
Basis voor praktijk (weten wat te doen)
Behoefte aan wetenschappelijke bevestiging = belang van replicatie
Growth mindset: Capaciteiten kunnen zich ontwikkelen. Potentieel ontwikkelen
door goede motivatie en inspanningen, mensen met deze mindset doen het
ook echt beter
Fixed mindset: capaciteiten staan vast, vb: intelligentie , je hebt een slecht
resultaat dus ben je dom. (dit denk je)
-> het voortbestaan van een theorie: scientific verification -> alle
theorieën moeten getest worden doormiddel van onderzoeksprocedures
1.3. (1) Basisvragen om verschillen tussen theorieën te zien
1. (1) Is ontwikkeling continu of discontinu?
2. (2) Is er één verloop van de ontwikkeling of meerdere?
3. (3) Is erfelijkheid of milieu het belangrijkst?
1.3.1. Is ontwikkeling continu of discontinu?
Continu = Rustige, graduele, geleidelijke ontwikkeling (vaak zo maar niet altijd)
=> kwantitatief van aard = uitbreiden van al bestaan vaardigheden. vb. Kennis breidt
uit, …
Discontinu = Abrupt verloop, op vrij korte termijn verandering verloop toestand, crisis
(verandering!!)
=> kwalitatief van aard = nieuwe manier van reageren in specifieke periodes vb.
Trauma, …
Grafiek = groeispurt die pubertijd kenmerkt
-> sterke piek lijkt te wijzen naar discontinue
ontwikkeling, is niet zo
-> continu want kwantitatieve
verandering -> je groeit beetje bij
beetje (maar ook niet in 1 keer
ontwikkeld dus niet continu)
Waarheid ligt tussenin: metafoor van
wolkenformatie
-> Wolk lijkt er ineens te zijn, maar eig is het continu gegaan
1.3.2. Is er één verloop van ontwikkeling of meerdere?
Vroeger: aanhanger van stadiatheorieën (vb. Piaget en Kohlberg)
Zelfde sequentie van ontwikkeling
, Universeel
Unidimensioneel
Nu: meerdere vormen van ontwikkeling door unieke combinaties van persoonlijke en
omgevingskenmerken -> iedereen eigen tempo en timing -> je kan stagneren,
vooruitgaan of zelfs periode van regressie meemaken
Voorbeeld: Iemand die verlegen is zal anders ontwikkelen in sociaal verband
dan een erg open en extravert persoon (meer bewustzijn van culturele
diversiteit in ontwikkeling)
1.3.3. Erfelijkheid of Omgeving?
Biologietheorieën
Aangeboren biologische eigenschappen (nature, erfelijkheid)
Meer stabiele visie op menselijk leven (er ligt een blauwdruk klaar)
Endogene ontwikkeling: gestuurd innerlijke krachten buiten eigen controle
Omgeving belangrijk bij vroege ervaring
Milieutheorieën
Fysische en sociale invloed uit de omgeving (onvoorspelbaar)
Exogene ontwikkeling: geloof in veranderbaarheid menselijke ontwikkeling
met eigen controle, van buitenuit gestuurd
Beklemtonen plasticiteit
Omgeving is ganse leven belangrijk
Bv. Harris: Three Identical Strangers -> drieling uit elkaar gehaald -> zelfde genen
maar hoe beïnvloedt omgeving anders? (te simplistisch idee ‘nurture’, doen ouders
ertoe?, belang genen)
Tegenwoordig: achterhaalde discussie want erfelijkheid en omgeving spelen
op een complexe manier op elkaar in
1.3.4. Hoe zijn ze verwoven?
Zal een onderzoeker die sterk in discontinue ontwikkeling gelooft eerder in nature of in
nurture geloven?
Nature, discontinu wil zeggen dat er op gezette momenten sprongen gemaakt
worden, als je dit denkt, moet je toch geloven dat deze momenten biologisch
vastgesteld zijn (fasen vastgelegd)
Vast bouwplan, minder plasticiteit
1.4. Levensloopperspectief
We denken genuanceerder dan vroeger, levensloopperspectief heeft hier veel in
betekend
-> Dynamische systeembenadering
Alle leeftijdsgroepen zijn belangrijk, volledige lifespan -> te weinig gekeken naar oude
mensen -> interesse gegroeid omdat oudere mensen langer en gezonder leven -> zijn
nog erg actief