Samenleven met overtuigingen Levensbeschouwing – religie, atheïsme & zingeving
2020-2021
Samenleven met overtuigingen
Hoofdstuk 7 – Homo sapiens, homo faber, homo religiosus:
samenspel en disharmonie
De mens is niet alleen homo sapiens en homo faber, maar ook, naar het woord
van Arthur Schopenhauer, homo metafysicus. De mens is niet alleen een wezen
dat op zoek is naar kennis, de mens is ook op zoek naar zin en betekenis.
Drie soorten ‘fundamentele interesses’: de cognitieve, de manipulatieve en de
zingevende interesse. Wat die interesses kenmerkt en hoe die zich ten aanzien
van elkaar kunnen verhouden, is het onderwerp van dit hoofdstuk.
De cognitieve en manipulatieve interesse van de mens
1.1Praktisch belang en evolutionair voordeel
Als individu én als soort is de mens, meer dan andere dieren, afhankelijk van
kennis. Arnold Gehlen (1904-1976) heeft de mens getypeerd als een
Mängelwesen: een biologisch onvolgroeid, gemankeerd wezen, dat minder dan
andere dieren gedetermineerd is door instincten. Bij geboorte is de mens
hulpeloos. De instinctieve neigingen bij mensen zijn vaag, open en onbepaald.
Door deze cognitieve openheid spelen socialisatie en informatieoverdracht een
veel belangrijkere rol dan bij andere diersoorten. Net als andere dieren
beschikken mensen over zintuigen, maar het zijn vooral de goed uitgebouwde
hersenen die de mens in staat stellen te overleven en alle andere diersoorten ‘te
slim af te zijn’. De biologische naam voor de mens is niet toevallig Homo sapiens.
Dat mensen in staat zijn om op een cumulatieve en bewuste manier informatie
uit de buitenwereld op te nemen, te onthouden, systematisch te ordenen en te
verwerken, heeft op tal van vlakken evolutionair voordeel. Wie zijn gedrag kan
aanpassen op basis van informatie uit de buitenwereld, kan efficiënter
voedselvoorziening garanderen, gevaren ontlopen of een seksuele partner
vinden. Dat voordeel wordt nog groter als men kan onthouden en leren, zodat
eerder opgedane ervaringen en inzichten het gedrag kunnen helpen oriënteren.
De mens is bovendien genetisch uitgerust met de mogelijkheid om taal te
onthouden.
1.2De morele waarde van kennis
Kennis heeft ook een morele waarde. Ons taalgebruik maakt dat duidelijk:
eerlijkheid, leugenaar, intellectuele luiheid, (zelf)bedrog en irrationaliteit zijn
geen waardevrije concepten. Mensen hechten belang aan hun ‘intellectuele
integriteit’.
1
,Samenleven met overtuigingen Levensbeschouwing – religie, atheïsme & zingeving
2020-2021
Kennis heeft ook nog een andere morele betekenis. Kennis en (morele)
verantwoordelijkheid liggen dikwijls heel dicht bij elkaar. Hoe meer kennis we
(kunnen) hebben, hoe meer we ook verantwoordelijk gesteld kunnen worden als
we niet naar behoren met die kennis omgaan. In die zin is de keuze voor een
onderzoeksonderwerp ook al meteen moreel geladen.
Het is in Cliffords ogen moreel laakbaar dat mensen er overtuigingen op
nahouden die niet op onderzoek en evidentie berusten, maar enkel nuttig zijn ‘for
the solace and private pleasure of the believer’. Dit principe ligt aan de basis van
het onderscheid tussen ‘believers’ en ‘non-believers’ ten aanzien van
alternatieve geneeskunde, ufo’s, parapsychologie en telepathie. Cliffords morele
en kentheoretische uitgangspunt wordt ook ingezet om atheïsme boven
godsgeloof te bepleiten.
William James (1842-1910) verdedigt de zinvolle mogelijkheid om als mens
inzake religieuze aangelegenheden een gelovige houding aan te nemen, ook al
vloeit die houding niet voort uit ons logische nadenken. Mensen die gelovend in
de wereld staan, kunnen, zolang de wetenschap het omgekeerde niet kan
bewijzen, ervoor kiezen dat geloof te behouden.
1.3Kennis om de kennis
Kennis heeft dus instrumentele en morele waarde voor de mens, maar hij blijkt
ook waarde te hechten aan kennis op zich, ‘kennis om de kennis’. De mens is een
nieuwsgierig wezen. De universiteit is in principe een vrijhaven waar mensen
kunnen investeren in het zoeken naar kennis die niet meteen praktisch nut
oplevert.
1.4De mythe als verklaring
Oorspronkelijke vormen van kennis bevinden zich in de sfeer van het taboe, het
magische denken, de mythen en religie. Het taboe en het magische denken
steunen op vormen van voorwetenschappelijk associaties: contact met het taboe
zou besmetting en onreinheid veroorzaken, kruiden zouden een magische
werking hebben, een dans wordt met regen in verband gebracht en doden
moeten op een welbepaalde manier begraven worden.
Lange tijd was het mythische denken de belangrijkste vorm om de wereld te
verklaren. De mythe verklaart op niet-argumentatieve manier de wereldorde, de
menselijke conditie, een rituele praktijk of een bepaalde sociaal-politieke orde
door te vertellen en te verhalen hoe ze tot stand zijn gekomen. Alle culturen
hebben eigen mythes over het ontstaan van de wereld. Men gaat hierbij niet op
zoek naar onpersoonlijke oorzaken, maar verwijst naar gebeurtenissen in een
mythisch verleden – helemaal ‘in het begin’ – waarin goden of allerlei
bovennatuurlijke wezens of hogere krachten te hoofdrolspelers zijn. Men
verklaart niet door logische verbanden te leggen, maar door te verwijzen naar
grondleggende handelingen en oergebeurtenissen. Een mythe is descriptief-
verklarend én normatief-voorschrijvend. Mythen vertellen niet alleen hoe dingen
2
,Samenleven met overtuigingen Levensbeschouwing – religie, atheïsme & zingeving
2020-2021
zijn ontstaan, maar ook waarom dingen moeten zijn zoals ze zijn en hoe de mens
zich moet gedragen.
De conservatieve kant van het mythische denken (Roland Barthes, 1915-1980) is
dat de mythe niet alleen vertelt hoe iets tot stand is gekomen, maar ook waarom
bepaalde zaken zo zijn en eigenlijk ook zo moeten blijven. Culturele gebruiken,
instellingen en objecten worden ontdaan van hun meest wezenlijke aspect,
namelijk hun contingentie en tijdgebondenheid. De mythe wil geen geschiedenis,
maar eeuwigheid. Mythes maken dikwijls deel uit van een religie of godsdienst,
maar dat hoeft niet zo te zijn.
1.5De wetenschap
De eerste aanzet tot ‘verwetenschappelijking’ van het denken gebeurt in de
zesde eeuw voor Christus. In de mythe gebeurt de overgang van chaos naar
ordening (kosmos) door het ingrijpen van magische en goddelijke krachten.
Daartegenover ‘verklaart’ de natuurfilosofie (ontstaan in Klein-Azië) de
werkelijkheid o.b.v. een natuurlijk proces dat zich op grond van zijn immanente
wetmatigheid ontwikkelt.
De wetenschappelijke benadering is bepalend voor het hedendaagse
(gemechaniseerde en onttoverde) wereldbeeld. Bovendien draagt onze cultuur
sinds de Verlichting het principe v/h vrije onderzoek hoog in het vaandel. De
meeste mensen vinden dat alles in principe onderzocht moet kunnen worden en
willen hun leven niet laten beïnvloeden door dingen die niet stroken met hun
voorlopig beste inzichten.
1.6De manipulatieve interesse
De cognitieve interesse hangt heel nauw samen met de manipulatieve interesse
die mens eigen is. O.b.v. kennis kunnen mensen hun leefwereld controleren,
inrichten en manipuleren, hun gedrag aan de werkelijkheid aanpassen,
voorwerpen en werktuigen maken, en handelingen plannen. Die manipulatieve
mogelijkheden hebben een evolutionair voordeel en zorgen er bovendien voor
dat de mens het zich naar zijn zin kan maken.
Dat de cognitieve en manipulatieve interesse nauw op elkaar betrokken zijn,
wordt ook duidelijk aangetoond door het verband tussen wetenschap en
techniek. Die staan in een dialectische verhouding tot elkaar waarbij
wetenschappelijke inzichten nieuwe technische toepassingen mogelijk maken, en
omgekeerd. Een v/d redenen waarom de wetenschap pas in de 17 e eeuw plots
zoveel vooruitgang kon boeken, was dat er door allerlei technieken veel meer
meet- en waarnemingsinstrumenten vervaardigd konden worden die nieuwe
kennis opleverden.
3
, Samenleven met overtuigingen Levensbeschouwing – religie, atheïsme & zingeving
2020-2021
Techniek en manipulatie zijn echter niet altijd op bewuste kennis gebaseerd.
Bewuste kennis is slechts een klein deel v/d kennis op basis waarvan mensen hun
leven organiseren en de werkelijkheid naar hun hand zetten. Veel kennis is
ervaringskennis, en is dus intuïtief en impliciet van aard.
Tot slot heeft de manipulatieve interesse net zoals bij de cognitieve interesse een
ethische component. Hoe groter de handelingscapaciteit, hoe meer
verantwoordelijkheid mensen dragen.
De zingevende interesse van de mens
Mensen zijn cognitief-rationele, maar ook morele, psychologische, sociale,
betekenis- en zinzoekende wezens. Mensen willen niet alleen verklaren en
controleren, maar ook spelen, ontmoeten, voelen, liefhebben, genieten, hopen en
geloven.
1.7Wetenschap en leefwereld
In dit verband kunnen we een onderscheid maken tussen ‘de wetenschappelijke
wereld’ en ‘de leefwereld’.
Wetenschappelijke wereld = verschijnt in laboratoria, experimentele
settings en wetenschappelijke surveys
o Regenboog wordt natuurkundig (weg)verklaard en de aarde draait
rond de zon
Leefwereld = waarin we dagelijks leven en waarin we betekenissen en
(on)zin ontdekken
o We worden poëtisch of romantisch door de regenboog
aangesproken en we zeggen dat de zon opkomt en ondergaat.
o Anderen verschijnen niet als onderzoeksobjecten of huidzakken vol
bloed, beenderen en ingewanden, maar als mensen waarmee we
omgaan en die ons affecteren.
Wetenschap bestaat bij gratie van herleiding: een vallend voorwerp wordt herleid
tot massa en zwaartekracht, en het menselijke gedrag wordt herleid tot intenties
of zelfs tot fysieke processen, hormonen en stimuli.
1.8Erklären – Verstehen
De wetenschappelijke activiteit v/d natuurwetenschappen is erop gericht
fenomenen te beschrijven, verklaren en voorspellen. De mensenwetenschappen
bestuderen echter veeleer de betekenis van menselijk gedrag en de producten
van dat gedrag. Ze gaan daarbij hermeneutisch of interpreterend te werk. Hier
ligt volgens Wilhelm Dilthey (1833-1911) het methodologische verschil tussen
natuur- en geesteswetenschappen. Natuurwetenschappen verklaren (erklären),
geesteswetenschappen trachten te begrijpen (verstehen). In de
menswetenschappen (gedrags- + cultuurwetenschappen) is de mens zowel de
onderzoeker als het onderzochte. In de menswetenschappen wordt er naast het
verklaren plaats gemaakt voor interpretatie en Einfühlung. Je kunt het object v/d
4