Thema 4: rol van enzymen bij stofwisselingsprocessen
1. Verschil tussen stofuitwisseling en stofwisseling
• Organismen moeten voortdurend sto en uitwisselen met hun omgeving om in leven te blijven. Hun cellen nemen sto en op
en geven sto en af. (=stofuitwisseling)
• Transport v sto en in en uit cel gebeurt via (selectief doorlaatbaar) celmembraan —> aanwezigheid v fosfolipidendubbellaag
& transportproteïnen.
• Geheel v. chemische reacties waarbij sto en w omgezet in andere sto en i.e. organisme of cel, (= stofwisseling of
metabolisme)
Vb. Bij fotosynthese worden i.e. chloroplast CO2 en H2O omgezet in glucose en O2. Veel glucosemoleculen w vervolgens
aaneengeschakeld tot 1 zetmeelmolecule.
2. Soorten stofwisselingsreacties
• Chemische reacties i.e. organisme, (= biochemische reacties) : 1. Anabole reacties 2. Katabole reacties
• ANABOOL: stofomzetting waarbij grote biomoleculen w gevormd dr kleinere aan elkaar te binden. (E. nodig vr binding)
Vb. Productie v glucose uit H2O en CO2 tijdens fotosynthese.
Vb. Lichaamscellen maken proteïnen aan door aminozuren aaneen te schakelen.
• Gevormde moleculen w ingebouwd of tijdelijk opgeslagen i.d. lichaamscellen. = anabolisme, assimilatie,
opbouwstofwisseling
• ? Functies (goh) : 1. Groei vh lichaam 2. onderhoud vh lichaam 3. herstel vh lichaam
• Biochemische opbouwreacties = endo-energetische reacties, want hebben E nodig om die binding te vormen.
Vb. E. nodig in binding v 2 glucosemoleculen om een maltosemolecule te kunnen vormen.
• KATABOOL: stofomzetting waarbij grote biomoleculen w afgebroken tot kleinere. (Bij afbraak komt E. vrij)
Vb. Tijdens de vertering w moleculen, die te groot z vr absorptie door het bloed, kleiner gemaakt.
• Er is sprake van afbraak dus = katabolisme, dissimilatie, afbraakstofwisseling.
• Biochemische afbraakreacties = exo-energetische reacties, want er komt E. vrij bij de afbraak.
Vb. BindingsE. tss galactose en glucose komt vrij bij afbraak v lactose
• Die vrijkomende E. w dan opnieuw gebruikt voor E.vergende activiteiten.
Vb. Je lichaams *t behouden of beweging
• In elk levend organisme vinden voortdurend assimilatie - en dissimilatieprocessen plaats.
Vb. Afbraak v voedsel levert E. vr de opbouw v biomoleculen, zoals bv. proteïnen (!! Denk aan vh vh eekhoorntje !!)
3. Enzymen
Chemische reacties =
3.1 Enzymen katalyseren chemische reacties
chemische bindingen w
• Katalase = enzymen dat chemische reacties mogelijk maakt en versnelt of katalyseert die. afgebroken of gevormd
• Bij chemische reacties moeten moleculen elkaar op de juiste manier benaderen:
1. Moleculen moeten tgn elkaar botsen 2. Met gng snelheid 3. Moet perfect passen (sleutel in slot principe)
• Hoe hoger de *t, hoe heviger de botsingen tss moleculen z.
• Bij relatief lage *t (bv. lichaams *t) gebeuren chemische reacties zo traag dat organismen niet kunnen leven mr dankzij
enzymen w dat versneld (=katalyseren)
• Enzymen w door levende cellen gemaakt dus z biokatalysatoren.
• Chinezen produceren in hun levercellen een andere variant v alcoholdehydrogenase dan ons, waarbij de afbraak v alcohol
minder doeltre end is. Daardoor hebben ze meer last van alcohol.
Kaders p. 108/109 bekijken
ff ffff ff ff ff ff
, 3.2 Structuur en werking van enzymen
• Enzymen = proteïne, opgebouwd uit 1 of meer polypeptideketens. Die ketens v aminozuren w oorspronkelijk
aangemaakt als rechte ketens, maar vervolgens i.e. speci eke tertiaire structuur gevouwen.
- Stabiliserende factoren (bv. waterstofbruggen) zorgen voor behoud van die structuur, anders verliest t z’n
functie .
• Enzymen = eiwitten die chemische reacties versnellen of katalyseren EN blijft onveranderd.
• Substraat = stof die w omgezet door enzym om reactie te veroorzaken.
• Actief centrum (AC) = holte in enzymen waarin het substraat precies past.
• Enzym-substraatcomplex = substraat gebonden aan enzym.
• Enzym + substraatmoleculen —> enzym-substraatcomplex —> enzym + reactieproducten
• Enzymen katalyseren zowel afbraak (katabool) als opbouw (anabool) reacties.
• Activeringsenergie = extra E. toevoegen om een reactie mogelijk te maken.
—> is vaak warmte zodat reacties bij hoge *t sneller verlopen
—> enzymen verlagen het, anders zou hoge *t (levende) cellen vernietigen.
• Enzymen hebben beperkte levensduur: na tijdje niet meer functioneel & w afgebroken
—> maken nieuwe enzymmoleculen aan als er behoefte is
3.3 Naamgeving voor enzymen
3.4 Eigenschappen van enzymen
1. Substraatspeci ek = voor elk substraatmolecule is er een ander enzym.
• AC speci ek gebouwd: geschikt voor vasthechting v 1 bepaalde soort substraat.
2. Reactiespeci ek = voor elk verschillend reactie v eenzelfde substraatmolecule is er een ander enzym.
• Ander enzymen nodig bij dezelfde substraatmoleculen met ander reactieverloop.
• Vasthechting vh enzym aan het substraat = dynamisch —> moet perfect passen.
• Substraat moet perfect passen ih AC vh enzym (‘sleutel in slot’) —> substraat zit vast ah enzym —> vorm enzym
past zich aan —> AC vh enzym w in juiste positie gebracht. ==> PAS DAN kan reactie plaatsvinden
!! DUS geen reactie bij niet speci ek substraat !!
3.5 Factoren die de snelheid van een enzymatische reactie beïnvloeden
3.5.1 Concentratie van het substraat
• Hogere concentratie zorgt vr meer substraatmoleculen die in botsing kunnen komen met enzymmoleculen
—> verhoogt kans op vorming v enzym-substraatcomplexen & dus van (chemische) reacties.
• Als concentratie alsmaar meer verhoogt, na tijdje: verzadiging
—> verdere concentratie vh enzym heeft dan geen nut want alle AC z al bezet dus reactiesnelheid verhoogt niet.
3.5.2 Concentratie van het enzym
• Hogere concentratie zorgt vr meer substraatmoleculen die in botsing kunnen komen met enzymmoleculen
—> verhoogt kans op enzym-substraatcomplexen & dus van (chemische) reacties.
• Als er voldoende substraatmoleculen aanwezig z zal de reactiesnelheid toenemen als de enzymconcentratie
stijgt.
fi fi fi fi fi
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur juliehuisman. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.