Microbiologie 2020
Microbiologie
1. Micro organismen
1.1 Inleiding
Micro organismen zijn niet zichtbaar met het blote oog
Microbiologie is de wetenschap van het kleinste leven
1.2 Microbiologie
Bacteriën, gisten, schimmels, wieren, amoebes, mycoplamen, virussen, …
1.2.1 domeinen:
1.2.1.1 Medische microbiologie
Pathogene micro organismen (voornamelijk in ziekenhuis labo’s)
Wat?
Pathogenese (hoe creëert een virus/bacterie/… de ziekte?)
Voortplantingscycli (hoe? Bv. binnen of buiten de gastheer)
Ontwikkeling medicatie (bv. Op welke plaatsen kunnen we het gaan blokkeren)
Wat gebeurt er?
Isolatie van MO, opkweken en determineren wat het is dus niet onderzoek naar nieuw MO
1.2.1.2 Technische microbiologie
Niet pathogene organismen (labo’s van bedrijven)
Wat?
Bereiden levensmiddelen (hulp bij bv. bier maken)
Bewaren levensmiddelen (2 manieren: MO tegenwerken of MO verwijderen)
Kwaliteitscontrole (door staalafnames, load-testing (hoe zuiver), identificatie (welk MO) overzicht is
vbelangrijk!)
1.2.1.3 Biotechnologie
m.o. kunnen nuttig gebruikt worden om bepaalde producten te verkrijgen bv. Insuline, EPO,…
1.3 Samenleven
De meeste m.o. zijn saprofagen. (= MO dat voortleeft op dood organisch afval, dus zet bepaalde organische
producten om naar anorganische producten) = autonoom organisme (geen gastheer nodig) door evolutie de
autonome eigenschap verloren (gastheer nodig symbiose gevormd)
Symbiose = letterlijk samen leven, kunnen niet op zichzelf leven
1
, Microbiologie 2020
3 vormen symbiose:
1. Parasitisme
2. Mutualisme
3. Commensalisme
1.3.1 Parasitisme
Leven ten koste van de andere gastheer (+/-) worden parasieten genoemd
Niet altijd een pathogeen, enkel als er een ziekte wordt veroorzaakt door de parasiet = pathogene parasiet
1.3.1.1 Facultatieve parasieten
= meeste. Kunnen zich voortplanten binnen de gastheer als in de natuur, maar leven liever in de gastheer.
(Bv. E. coli, C. albicans)
1.3.1.2 Obligate parasiete
Meestal virussen, kunnen zich niet voortplanten zonder gastheer. Kan ook bacterie zijn maar niet veel (bv.
bacterie die hersenvliesontsteking veroorzaakt)
1.3.2 Mutualisme
Beide organismen hebben een voordeel (+/+) (Bv. bacterie in pensmaag runderen, ze verteren cellulose naar glucose
uit gras. Bacterie heeft beschermen en glucose wordt zo opgenomen in het bloed van de rund.)
1.3.3 Commensalisme
Beide organismen hebben noch voordeel noch nadeel ( / ) !EVENWICHTSTOESTAND! bij evenwicht beide
voordelen, evenwicht verbroken treden er nadelen op! (Bv. darmflora: helpt met verteren en er zijn er zoveel dat er
geen plaats meer is in de darmen voor ziekteverwekkende bacteriën. Nuttig voor bacterie want krijgt voeding. Dus een
voordeel zolang we leven, nadeel is als we sterven dat ze verantwoordelijk zijn voor het ontbindingsproces)
1.4 Prokaryoot vs. Eucaryoot
Cellulaire systemen = basis van de bouw bestaat uit systemen die allemaal samenwerken, veel cellen in ons
lichaam die samenwerken en krijgen specifieke functie
Alle levende organismen bestaan uit een groot aantal cellen met allerlei functies. De vormen grootte van de cel
is aangepast aan de functie. Cellen met dezelfde functies zijn samen gegroepeerd in weefsels en weefsels in
organen. Micro-organismen (behalve virussen) hebben ook een cellulair structuur. Er zijn eencellige (Deze cel
vervult alle taken) organismen en meercellige (Weinig verschillende functies) organismen.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de bouw van de organismen:
Prokaryote organismen: Eencellige organismen zonder celkern (bacteriën en cyanobacteriën)
Eukaryote organismen: Meercellige organismen met aparte celkernen
Drie soorten : 1) geen celwand= dierlijk
2) celwand van cellulose= plantaardig
3) chitine = fungale cellen
2
, Microbiologie 2020
1.5 Overdracht
1.5.1 Horizontale overdracht
Proces waarbij genetisch materiaal tussen 2 organismen wordt uitgewisseld zonder dat er een familierelatie is
tussen de 2. Dit kan gebeuren tussen individuen van dezelfde generatie. kan grote groepen in 1 keer
besmetten.
Dit kan:
Actief
drager zelf geïnfecteerd (kan asymptomatisch), overdracht kost energie
Passief
drager niet geïnfecteerd (onvoldoende hygiëne), overdracht gebeurt moeiteloos/kosteloos
Direct
Fysiek contact met besmette voorwerpen, oppervlakten of persoon (vb. herpes, wratten,…)
Indirect
via vector, lucht (aerosols), besmet water of voedsel, lichaamsvloeistoffen (vb. griep, HIV,…)
1.5.2 Verticale overdracht
Proces waarbij genetisch materiaal tussen 2 organismen wordt uitgewisseld, van de ene generatie op de
volgende. altijd ouder op kind
Kan door:
Moeder op kind
baarmoeder, tijdens geboorte, borstvoeding
Vader naar kind
via genen in sperma (bv. HIV)
3
, Microbiologie 2020
1.5.3 Contaminatie
Van buitenwereld/laborant naar het experiment
Geeft probleem met betrouwbaarheid OPLOSSING: handenwassen en ontsmetten
1.5.4 Besmetting
Van experiment naar buitenwereld/laborant
Probleem met veiligheid oplossen door: handenwassen en steriliseren (beschermende kledij dragen)
2 Bacteriën
Chromosomen (DNA in opgerold) en genen
DNA (ATCG) (dubbelstrengig)
RNA (AUCG) (enkelstrengig)
Transmissie door:
Replicatie (DNA DNA)
Transcriptie (DNA mRNA)
Translatie (mRNA EW) (met behulp van ribosomen)
2.1 Bouw van de bacterie
Zeer kleine (<0,5µm), eenvoudige en eencellige organismen die behoren tot monomeren (rijk, bevinden zowel
heterotrofe als autotrofe organismen)
Bacteriën zijn prokaryoten organismen: ééncellig, geen organellen (bv. golgi, RER,…), geen kern met
dubbelmembraan en vrij erfelijk materiaal
Soms autotroof: organismen die hun eigen voedsel kunnen maken door het verbruiken van energie. Ze kunnen
zelf organische stoffen aanmaken als voedsel door aan fotosynthese te doen.
Meestal heterotroof: organismen die hun voedingsstoffen van andere moeten opnemen.
4