Beleid en organisatie in de
orthopedagogische hulpverlening
Module 1: Inleiding in beleid en management in
welzijnsorganisaties
1. Kwaliteitszorg in welzijnsvoorzieningen
Orthopedagoog: naast inhoudelijke taken
OOK: vormgeven aan 3 andere thema’s
Kwaliteitszorg
Organisatie-cultuur
Organisatie-structuur
1.1 Kwaliteitszorg
= op systematische wijze werken aan/bezig zijn met kwaliteit
2 onderdelen:
Expliciet maken: omschrijving van missie, visie, waarden van organisatie
+ hoe dit in praktijk gerealiseerd wordt
Op systematische wijze bepalen/verbeteren/evalueren/beheersen/bewaken van kwaliteit
= kwaliteitscyclus
! Deze manier van werken is decretaal vastgelegd
GEVOLG: legt organisaties bepaalde verplichtingen op i.v.m. kwaliteitszorg
Basisprincipes van kwaliteitszorg
Klantgerichtheid: wat men doet binnen welzijnswerk moet in belang van de gebruikers (= klant) zijn
+ organisatie staat en valt door zorg voor medewerkers (= interne klant)
DUS: kwaliteit gaan om evenwicht
Systematisering: beschrijven hoe processen lopen en wat afspraken zijn over hoe processen werken
kwaliteitscyclus: PDCA-cirkel
! Van beschrijven naar evaluatie en bijsturen
Responsabilisering: kwaliteitszorg als opdracht van iedereen/elke medewerker binnen welzijnswerk
WANT: elke medewerker komt in aanraking met processen
1
, + zijn verantwoordelijk voor kwaliteit van deze processen
DUS: integraal kwaliteitsbeleid
Wetgeving
basisprincipes hebben wetgeving mee vormgegeven, DUS: vormen achtergrond voor wetten
! Memorie van toelichting beschrijft in een decreet de aanleiding (= principes)
Decreet inzake kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen (1997)
Decreet betreffende de kwaliteit van gezondheids- en welzijnsvoorzieningen (2003)
= geharmoniseerd kwaliteitsdecreet (vernieuwde versie/update)
WANT: decreten gezondheids- en welzijnssector samengevoegd
Belangrijke aspecten:
Kwaliteitscriteria: verantwoorde zorg bieden aan iedere gebruiker
Vereisten: 5 criteria
= doeltreffendheid (doelen realiseren), doelmatigheid (middelen op
efficiënte manier inzetten om doelen te bereiken), continuïteit
(overdracht over voorzieningen heen), maatschappelijke
aanvaardbaarheid (vb: werken volgens juridisch kader als VAPH),
gebruikersgerichtheid
Algemene mensenrechten: respect voor menselijke waardigheid, diversiteit,
zelfbeschikkingsrecht,…
Klachtenbemiddeling en -behandeling waarborgen + inspraak van gebruiker
Kwaliteitshandboek: duidelijk maken aan overheid hoe men werkt rond kwaliteit
DUS: aantonen systematisch bezig te zijn met kwaliteit
Kwaliteitsbeleid: visie, doelen en strategieën rond kwaliteit omschrijven (abstracter)
+ in overeenstemming met/ingebed in algemeen beleid
Kwaliteitssysteem: beschrijving van 3 aspecten (concreter)
organisatiestructuur met functiebeschrijving en overlegorganen
bevoegdheden en verantwoordelijkheden
processen en procedures
onderscheid gebruikers- en organisatiegerichte processen
Zelfevaluatie: systematische evaluatie van processen, structuren en resultaten
! Oog op bewaken, beheersen, verbeteren van kwaliteit
Kwaliteitscoördinator
= orthopedagoog krijgt vaak een coördinerende rol toegewezen, inclusief aantal taken
! Werkt in een team
Kwaliteitswet
= wet inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in gezondheidszorg (2019)
niets te maken met kwaliteitsbeleid in organisaties
WEL: ook gericht op individuele gezondheidsbeoefenaars
2
, VB: toegang tot persoonsgegevens, beroep enkel uitvoeren als men erkenning heeft (= visum
en bekwaamheid), bijhouden van patiëntendossier,…
1.2 Organisatie-cultuur
= patroon van gedachten, ideeën, gevoelens en waarden die gemeenschappelijk zijn
DUS: datgene wat organisatie belangrijk vindt
! Dit wordt ook gedragen door mensen die werken in de organisatie
VB: kenmerken als agressiviteit, stabiliteit, gerichtheid op teams/mensen/resultaten,…
Competing values-model (Quin)
= model om organisatiecultuur te beschrijven
Centraal: organisatiecultuur op 2 dimensies
oriëntatie: intern vs extern
flexibiliteit: laag vs hoog
! Bestaan veel variaties van dit model
Hofstede’s ui
Centraal: hoe dieper liggend in de ui
hoe moeilijker te veranderen in de organisatie
! Dieper liggende structuren zijn moeilijker te beïnvloeden
1.3 Organisatie-structuur
= middel om werking van organisatie te structureren
indeling (VB: taken/bevoegdheden verdelen) en afstemmen (VB: coördineren)
! Organisatiestructuur staat in functie van de werking van een organisatie
MAPE-model
Centraal: als organisatie beschikt men over aantal
middelen: personeel, kennis,…
activiteiten: processen, instrumenten,…
prestaties: producten, diensten,…
GEVOLG: bereiken van doelstellingen bij klant
= wat men doet zorgt voor tegemoetkoming aan noden
! Efficiëntie/doelmatigheid en effectiviteit/doeltreffendheid
3
, Ontwerpparameters voor organisatiestructuur
= taakspecialisatie, clustering naar functie/dienst/doelgroep, hiërarchie, span of control
(= verantwoordelijke van groep mensen), centralisatie en decentralisatie, gezagslijn
! Gebruik van parameters
GEVOLG: 4 categorieën van organisatievormen
WEL: in praktijk is er veel overlap
Lijnorganisatie: elke cluster heeft directe verantwoordelijke
= decentraal, WANT verschillende tussenlagen
Lijn-staforganisatie: niet elke cluster zit in hiërarchische verhouding
+ cluster als aanvullend expert zonder
verantwoordelijke functie (= stafmedewerker)
Functionele organisatie: werking uitgebouwd in termen van types
diensten i.p.v. hiërarchische verhouding
+ orthopedagoog in staf- i.p.v. lijnfunctie
Matrix-organisatie: basis functionele diensten
MAAR: uit verschillende diensten mensen
halen om in werkgroep aan project te
werken
Meer en meer: zelfsturende teams
= afstappen van focus op hiërarchische, lijn en functionele
WEL: teams (8-12 personen) met samenhangend takenpakket (decentraal)
+ zo autonoom mogelijk functioneren en veel bevoegdheden
! Weinig sturing van bovenaf
2. Vlaams en Federaal beleid in de orthopedagogische hulpverlening
2.1 Beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid, Gezin als vertrekpunt
Organisatie
1) Minister Beke (vorige: Vandeurzen)
2) Advies door beleidsraad
= vertegenwoordiger van
agentschappen
3) Departement Volksgezondheid en
Gezin (rood)
= organisatorisch, bieden rode
draad en continuïteit
4) Grote agentschappen (oranje)
= Zorg en Gezondheid, Opgroeien
en VAPH
4