Transport en verdediging – immuun stelsel:
Centrale & perifere lymfoïde organen
- beenmerg, thymus, milt, lymfeknopen, platen van peyer, appendix, tonsillen, malt en balt
systeem
waarom hebben we een immuunsysteem nodig?
Externe bedreigingen:
- bv bacteriële en virale infecties (E. colli, salmonella)
- pollutie (met als gevolg een eventuele overreactie van ons afweerstelsel)
- pollen, huisdieren (met als gevold alergische reactie – sommige mensen wel, andere niet:
primaire taak van immuunsysteem = onderscheid kunnen maken tussen goed/veilig en
slecht/ schadelijk; dit is wat we verstaan onder de term tolerantie)
interne bedreigingen:
- kanker: onvermogen tot normale celdood (apoptose)
- wondgenezing
key-players:
- ‘sentinel cells’ (antennes): macrofagen, dendritische cellen, mestcellen, …
- ‘circulerende cellen’: lymfocyten en granulocyten
- ‘cellen in de weefsels: bv epithelia
Drie hoofdtypen van verdediging:
1. Oppervlaktebescherming:
- Huid (vrij ondoordringbare barrière)
- Seromuceuze opp met antibacteriële substanties
- Mucuslaag/ cilia thv ademhalingswegen; microbiologische competitie
- Zure omgeving thv maag, vagina, huid (belemmert groei van pathogenen)
2. Niet specfieke weefselrespons (Innate immune respons)
- Neutrofielen/ macrofagen bij acute en chronische inflammatie
- Complementsysteem (klassieke- en alternatieve pathways)
- Toll-like receptors (TLR 1-13)
3. Specifieke immuunrespons (Adaptive immune respons)
- Cellulaire immuunrespons
- Humorale immuunrespons
* Componenten van niet-specifieke afweer meestal betrokken en/of versterkt door destructie van
antigeen
* Daar de meeste microrganismen opgebouwd zijn uit verschillende antigenen (peptiden,
polysachariden), zal de immuunrespons veelal een combinatie zijn van hogervermelde mechanismen
,Niet specifieke (innate) immuunrespons:
- Vereist geen voorafgaand contact met microbe
- APC maken contact met pathogeen en via receptorproteinen op hun opp (bv toll-like
receptoren - herkennen sterk geconserveerde macromoleculen op opp van bacteriën en
virussen (deze macromoleculen worden niet door ons lichaam zelf geproduceerd)
- Activatie van deze TLRs initieert signaalcascade dat leidt tot protectieve immuunrespons
inc specifieke afweer
- Niet- specifieke immuunresponsen gaan steeds gepaard met inflammatie (+ activatie
complement, NK cellen, productie van interferons door viraal geïnfecteerde cel)
Specifieke (adaptieve) immuunrespons:
- Humorale immuniteit (productie antilichamen)
- Cel-gemedieerde immuniteit (T-lymfocyten en B-lymfocyten)
Cellulaire hoofdrolspelers:
- T-lymfocyten (TCR-1/2, Thelper, Tcytotoxisch Tregulator )
- B-lymfocyten
- NK-cellen
- Neutrofiele granulocyt
- Macrofaag
- Dendritische cel
Indeling Th-cellen op basis van cytokinen die ze uitscheiden
- THP- cellen: zijn ongestimuleerd en secreteren IL-2
- TH0-cellen: zijn net gestimuleerd door antigeen en secreteren IL-2, IL-4, IL-5, IL10 & IFN
- TH1-cellen: secreteren IL-2, IL-3, GM-CFS & IFN-γ
- TH2-cellen: secreteren IL-3, IL4, IL-5, IL-10 & GM-CFS
- THM- cellen: zijn inactieve geheugencellen die IL-2 uitscheiden
B-cel-merkers:
- Pre-B-cellen: brengen CD10 tot expressie. Dit gaat verloren tijdens uitrijping
- B-cellen in bloed: brengen op hun opp IgM, IgD, MHC-II tot expressie
- CD19, CD2, CD22 zijn de belangrijkste merkers voor identificatie van B-lymfocyten
- CD21 & CD35 (complementreceptoren) komen tot expressie nadat B-cel geactiveerd is
- CD40 komt tot expressie en is betrokken bij activatie door TH-cellen
- B-cellen in weefsels kunnen IgG, IgA, IgE, IgM & IgD tot expressie brengen
, Mogelijke reacties van Ab na contact met hun antigeen
- Neutralisatie (complexen vortmen)
- Agglutinatie
- Precipitatie (doen neerslaan)
Blootgesteld Fc-deel bevordert na binding van antigeen-antilichaamcomplex:
- Complement
- Opsonisatie (coaten van opp schadelijke microorganismen)
- Activatie van NK-cellen
Organisatie van sleutelspelers in de afweer
- Stamcellen in beenmerg,
- gaan migreren naar thymus (t-cellen)
- of blijven in beenmerg uitrijpen (b-cellen)
vogels: b- cellen ontstaan in de bursa van fabricius, concentraaat van stamcellen. In de buurt van de
cloaca.
Bepaalde factoren spelen rol in specifieke differentiatie (SCF, IL-3/7) -> virgin lymphocyt: hebben wel
al hun uitrusting maar zijn nog niet getraind.
Lymfeknopen = filters op de lymfebaan
Milt = filter op de bloedbaan
Thymus = op zeer jonge leeftijd voorloper cellen t-lymfocyten die moeten uitrijpen
Immunocompetent worden van lymfocyten = onderscheid maken van lichaamseigen/vreemd
De voorloper t-lymfocyten gaan binden met riticulum cellen via het MHC-I ofII complex. De cellen die
ge nbinding aangan gaan apoptose ondergaan. De andere cellen gaan naar de medulla. De cellen die
te sterk gaan binden aan de MHc gaan ook afsterven. De overblijvers van de 2 e selectie gaan ofwel de
CD-4 receptor niet functioneel worden en gaat verdwijnen of de CD-8. De t-helper cellen zijn CD- 4
positief, de T-toxische cellen zijn CD-8 positief.