Dit is een samenvatting van het vak handels- en economisch recht gedoceerd door professor van der Bruggen en professor Bruloot. Ook het gastcollege over het mededingingsrecht is erin verwerkt. ik heb me vooral gebaseerd op het handboek en dan aangevuld met mijn notities uit de lessen en de slides. ...
,Titel I: Algemeen
Hoofdstuk 1: Situering van het handels-, economisch en
ondernemingsrecht
§1 Begrippen handelsrecht, economisch recht en ondernemingsrecht
Door het ecnomisch recht functioneel op te vatten als het geheel van privaatrechtelijke en
publiekrechtelijke regels die betrekking hebben op de economische verhoudingen, maakte
ook het intussen opgeheven handelsrecht hier deel van uit.
In de traditionele betekenis van het juridische spraakgebruik dekt de benaming handelsrecht
de rechtsregelen die van toepassing zijn op commerciële verrichtingen en op handelaars.
Het was de taak van het handelsrecht om de soepelheid, de snelheid en de efficiëntie in het
economisch verkeer te verzekeren.
Een deel van het ondernemingsrecht bevat regelen van privaatrecht die van toepassing zijn
op verrichtingen van ondernemingen en zijn erop gericht transacties tussen ondernemingen
soepel en efficiënt te laten verlopen.
Het economisch recht omvat regelen van zowel publiekrecht als privaatrecht die er specifiek
toe strekken de economische activiteit te organiseren met het oog op het verwezenlijken
van een economische ordening en van een economisch sturingsbeleid. Ordening zal veelal
obv privaatrechtelijke regelingen gebeuren, terwijl sturing veelal een beroep doet op
publiekrechtelijke regelingen. Het is veelal gericht op ordening omdat er vaak een
ongelijkheid is. Ze wilt het algemeen belang nastreven en het evenwicht van de rechtmatig
geachte belangen.
Beide categorieën van rechtsregelen zijn aldus complementaire normenstelsels die het
economisch gedrag van de ondernemingen beheersen. Het zijn 2 luiken van een groter
geheel dat men dan als het algemeen economisch recht of beter nog ondernemingsrecht
zou kunnen aanduiden. Het ‘handelsrecht’ vertegenwoordigt daarin de 19e eeuwse liberale
traditie, toen het beleid van de collectiviteit tav de ondernemingen er in bestond de handel
en de nijverheid te bevorderen door hen de grootst mogelijke faciliteiten te verlenen. Nadat
de industriële revolutie van het einde van de 19e eeuw zich ten volle had ontwikkeld, bleek
de behoefte te ontstaan het gedrag van de ondernemingen op meer dirigistische wijze te
beïnvloeden. Deze tussenkomsten kunnen worden aangeduid als het economisch recht.
Van de oorspronkelijke structuur van het Wetboek van Koophandel bleef niet veel over.
In 2013 trad het nieuw WER in werking. De codificatie behelsde weliswaar in essentie de
materie van het ‘marktrecht’, dit is het geheel van regelen dat de toegang tot en het gedrag
van ondernemingen in de markt omvat.
Het is onder de impuls van de Minister van Justitie dat ook het insolventierecht werd
geïntegreerd in het WER.
Met de inwerkingtreding van het nieuwe ondernemingsbegrip op 1 november 2018 werd
het handelaarsbegrip opgeheven en de definitie van de belangrijkste economische actor
naar het WER overgeheveld.
1
,§2 Bronnen van het handels- en economisch recht
A. Handelsrecht
Regelen van handelsrecht vond men in het Wetboek van Koophandel, dat dateerde van 1807
en dat, ondanks het feit dat het nauwelijks nog regelen bevat, vandaag nog steeds als
afzonderlijk wetboek bestaat naast het BW.
B. Economisch recht
Art. II.1 WER
1. Internationale bronnen
Het Belgisch economisch recht werd door de jaren heen beïnvloed door diverse types
internationale verdragen.
5 categorieën van internationale verdragen zijn van belang:
- De meestal multilaterale verdragen die een algemene regeling inhouden voor het
internationaal economisch ruilverkeer (WTO-verdrag à gekenmerkt door principe
van meestbegunstiging en dat van non-discriminatie. Kwantitatieve beperkingen zijn
in beginsel verboden à vallen ook onder WTO: dumping (dit is verboden indien er
ernstige schade wordt toegebracht aan een bestaande bedrijfstak of door het
opstarten van een nieuwe bedrijfstak die aanzienlijk wordt verhinderd. Het verschil
met subsidies bestaat erin dat dumping inhoudt dat land A à land B goedkoper zal
gaan verkopen na export. Het volgende zijn de subsidies: export en ‘local content’
subsidies (= export: wij geven belastingvermindering op dat type goederen naar het
buitenland te exporteren. Local content = Japan zegt tegen Amerikaans bedrijf dat de
grondstoffen van Japanese ondernemingen moeten komen voor ze exporteren) zijn
per se verboden)
- Multilaterale verdragen die een economische integratie nastreven à hierbij staan
deelnemende staten vaak de uitoefening van bepaalde soevereiniteitsbevoegdheden
af aan een internationale instelling. Het kenmerkende aan een douane-unie is dat
hierbij tevens een gemeenschappelijke handelspolitiek gehanteerd wordt: zo is er
dus een gemeenschappelijk buitentarief aan de grenzen. Bij de vrijhandelszone is er
geen gemeenschappelijk beleid.
o Minimale harmonisatie: de Europese wetgever legt het minimum vast
waaraan de relevante wetgeving in elke lidstaat dient te voldoen
o Maximale harmonisatie: Het Europees vastgelegd beschermingsniveau is
zowel het minimum als het maximum: additionele bescherming kan door de
lidstaten binnen het geharmoniseerde gebied niet geboden worden
- Verdragen die uniforme regelen bevatten voor bepaalde internationale
verrichtingen: voor deze verrichtingen bepaalt het verdrag, en niet een nationale
wet, de rechten en verplichtingen van partijen (vb: CISG (kan je buiten werking
stellen want is suppletief recht, maar dient wel uitdrukkelijk te gebeuren) = Weens
Koopverdrag: internationale handelskoop van lichamelijke roerende goederen à
automatische toepassing, behoudens uitsluiting, zodra: koper en verkoper gevestigd
zijn in verschillende verdragssluitende staat OF ‘lex contractus’ verwijst naar het
2
, recht van een verdragsluitende staat. Het gaat enkel om handelskoop en er is een
totstandkoming van een OK, rechten en verplichtingen van koper en verkoper alsook
rechtsmiddelen.
- Internationale bepalingen die het toepasselijk recht en de bevoegde rechter
vaststellen en dus vastleggen welke nationale wet van toepassing is op de verrichting
(vb: aankoop via internet tussen 2 ondernemingen of tussen onderneming en
consument) à alles wat buiten de harmonisatie valt, valt niet onder de verordening
à vb: Ryanair -> belgische consument zijn vlucht is geannuleerd -> Ierse rechtbank
bevoegd -> HvC: onrechtmatige bedingenleer (onder Iers recht!) -> EU: dus geldt
hier) -> dus HvC paste Iers recht toe è NIETIGHEID
- De verplichting voor de verdragsluitende staten om een eenvormige wet in hun
nationale wetgeving op te nemen: alle betrokken verrichtingen worden, ook wanneer
zij geen internationaal aanknopingspunt vertonen, door de eenvormige wet beheerst
(vb: wisselbrief, cheque)
Om te bepalen of een verdragsregel rechtstreekse gevolgen heeft in de interne rechtsorde,
wordt rekening gehouden met de termen, de opzet en de geest van het verdrag, en
inzonderheid met de vraag of, en in welke mate, de nationale instanties over een
discretionaire bevoegdheid beschikken voor de verwezenlijking van de internationale norm.
Talrijke bepalingen van het EU-recht bezitten directe of rechtstreekse werking. Een
onderscheid dient gemaakt te worden tussen het primair verdragsrecht en het secundair. De
verdragen hebben volledige directe werking, zowel verticaal als horizontaal. Het secundair
unierecht komt enkel een verticale werking toe.
EU versus WTO:
- Europese rechtsregelen
o Duidelijk en onvoorwaardelijk
o Europese Richtlijnen: verticale versus horizontale directe werking
- WTO: geen directe werking (want blijkt niet uit hun opzet/geest)
6 Nationale bronnen
i) Grondwet
De Belgische Grondwet bevat geen uitdrukkelijke bepalingen die specifiek tot doel hebben
de economische activiteit te organiseren.
De Belgische rechtsmachten bezitten daarentegen wel de bevoegdheid om een
wetsbepaling te toetsen aan sommige internationale verdragen en om een daarmee strijdige
wetsbepaling in het betrokken geval buiten toepassing te laten.
ii) Bevoegdheidsverdeling tussen de federale wetgever en de Gewesten
Zie hiervoor de BWHI wet die art. 39 van de Gw. Uitvoert.
Bij toepassing van artikel 35 van de Gw., dat evenwel nog niet in werking is getreden,
beschikken de gewesten bovendien over de residuaire bevoegdheid.
Art. 10: impliciete bevoegdheden gewesten à VW: noodzakelijk voor de uitoefening van de
bevoegdheden en slechts marginale weerslag op de federale materie. à vb: energie
(gewesten) nu regel die zegt dat je forfaitaire schadevergoeding krijgt bij langdurige
3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur tifanyjacobs. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €9,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.