Diversiteit
Les 1: Inleiding en theoretische beschouwing
a. Inleiding en praktische info
b. Migratie
Wat is migratie?
o = ‘Het permanent verwisselen van vaste verblijfsplaats van individuen en/of groepen
binnen een groter geografisch gebied dan de geboortestreek.’ (Jessurun, 2010)
o = van alle tijden (Vb. Afrikaanse mensen naar Europa gekomen)
o Redenen: oorlog, armoede, honger, klimaat, …
o Overlevingsstrategie
o 3 methodes:
Vrijwillig (Vb. Huwelijk, klimaat)
Semivrijwillig (Vb. Gebrek aan werk, onvrede in land, niet eens zijn met
bepaalde visie van het land)
Onvrijwillig (gedwongen, vrezen voor hun leven of vrijheid, gevangenschap
voor uiting van geaardheid of religie) GAAN asiel aanvragen vaak
Verklaringen (CASTLES & MILLER, 2003)
o Economische ontwikkelingstheorie
Klassiek: op basis van pull - and – pushfactoren
Pull: Vb. Hoger inkomen, meer werkgelegenheid
Push: Vb. Werk bestaat niet meer, niet goed voelen (harde: oorlog,
crisis, … en zachte: armoede, werkloosheid, …)
Nieuw: netwerken, migratie omdat je daar al mensen kent
o Historisch-structurele benadering: nog steeds oneerlijke verdeling van loon
o Migratiesysteemtheorie: gedeelde geschiedenis, verleden (Vb. Kolonie) men gaat
makkelijker naar daar omdat ze veel gemeenschappelijk hebben
Migratie naar België
o Vluchteling: iemand die moet vertrekken, migrant: maakt de keuze zelf
o Gastarbeiders
Voor WO I: Fransen, Nederlanders en Walen
Interbellum: Italianen en Polen (mijnen)
Na WO II: toename van andere nationaliteiten (Vb. Grieken, Spanjaarden, …)
Jaren 60 met blijvende economische groei
1964: tewerkstellingsakkoord met Marokko en Turkije
Allemaal alleenstaande mannen
Oliecrisis in 1973: Werving van arbeidsmigranten stopgezet door Belgische
regering = geen arbeidsmigranten meer enkel voor knelpuntberoepen
Arbeidsmigranten vestigen zich in hun gastland
2 vormen van volgmigratie
o Gezinshereniging: gezin komt overgeplaatst
o Gezinsvorming: gezin hier stichten
Dekolonisering van Belgisch Congo
Veel terugkerende Belgen
Beperkte groep Congolezen
1
, In andere landen meer oorspronkelijke bevolking van de kolonie die
meegaan
o Faits divers:
12000 mensen kregen geen paspoort voor Engeland ook al hadden ze voor
dit land gewerkt
o 1989 val Berlijnse muur= verdeling Oost- en West- Europa
o Europese Unie en Verdrag van Schengen (1992)
Vrije, interne Europese markt
Toename van Europese migranten
Niks meer nodig om van ene naar andere plaats te gaan
o Mensen zonder papieren: Verdrag van Genève (1951)
o Na WOII: veel vluchtelingen (Vb. Joden)
Voorbeeld examenvraag: een man uit India verhuist naar België, is diamantslijper en zijn vrouw en
kinderen komen ook naar België, de zoon wil studeren in London en wordt daar toegelaten, dit is
een voorbeeld van...? Migratiesysteemtheorie (omdat hij geboren is in India en studeert in
Engeland, India was een kolonie van Engeland)
c. Diversiteit in de 21ste eeuw
Nieuwe ontwikkelingen:
o Complexer & diverser
Andere patronen
11% van de bevolking heeft een niet-Belgisch paspoort
19% heeft migratieachtergrond (Vb. Minority – majority cities= geen
enkele cultuur heeft een meerderheid in de stad; multicultureel)
o Nieuwe gastarbeiders zoals uit Polen, Bosnië, …) = goedkoper dan Belgen
o Financiële crisis van 2008 (door crisis verhuizen)
Globalisering:
o Nieuwe informatietechnologie: continu in verbinding met elkaar
o Direct effect op migratie: dromen over wonen in het buitenland en zo sneller
migreren
o Transnationaliteit: leeft hier, maar leeft ook in het andere land van herkomst
(Vb. Wonen in Antwerpen maar wel Turks praten en TV kijken in het Turks)
o Transmigratie: sneller migreren omdat de globalisering alles makkelijker
maakt en een minder grote stap maakt
Emancipatiebewegingen:
o Feminisme (3 golven)
1ste golf (rond eeuwwisseling 18-19e eeuw) voor stemrecht
2de golf (jaren ‘60) voor seksuele vrijheid
3de golf (jaren ‘90) grondwet ver gelijkheid, abortuswet
o LHBTQ+ beweging ongeveer ontstaan bij 2de golf van feminisme (voor
gelijkheid en ons denkbeeld: waarom is hetero zijn de norm?)
o Etnische zelforganisaties: mensen met een andere etnische achtergrond een
stem geven
d. Theoretische achtergronden
2
, Sociaal kapitaal (Bourdieu en Putnam)
o Formele en informele netwerken, normen en sociaal vertrouwen
Steunfiguren: helpen om je doel te bereiken Vb. Coach
Hulpmiddel om doel te bereiken en kansen te vergroten Vb. Kennis
van de ene kan ervoor zorgen dat je stage kan doen in dat ene bedrijf
Veranderlijk
Wederkerigheidsprincipe
o Hoe meer netwerken, hoe meer je gedaan krijgt
o Netwerken dragen bij aan hogere levenskwaliteit n
maatschappijbetrokkenheid (geven een goed gevoel ook)
o Door migratie vaak vermindering van sociaal kapitaal = ‘ontworteling’ (Vb.
Verhuizen en daarom minder netwerken hebben, deze dus terug opbouwen
en tijd en moeite investeren hierin)
o Investeren in het opbouwen van nieuw kapitaal door
Bonding: in zelfde groep (Vb. Zelfde religie)
Bridging: in een andere groep, uit je eigen groep (Vb. Andere etnische
achtergrond)
Linken: verbinden van mensen op de sociale ladder (macht winnen)
Vb. mensen die jonge migranten helpen in het zoeken naar werk
Capability approach (Hussbaum)
o Levenstheorie met 3 pijlers:
Rechtvaardigheid: iedereen gelijke kansen
Menselijke waardigheid: niet hoeven schamen voor iets
Levenskwaliteit: veilig en gezond leven kunnen leiden
o 3 belangrijke kernideeën:
Iedereen heeft mogelijkheden en talenten die hij zou moeten kunnen
ontwikkelen
De ander is hierbij een hulpmiddel
Samenleving moet hiervoor de nodige voorwaarden scheppen
o Basis premisse: ieder mens zou een leven moeten kunnen leiden dat de
moeite waard is
o Concepten:
Capabilities (10 in boek)
Functionings: iets wat je belangrijk vindt en wilt doen
Convensiefactoren: omstandigheden die invloed hebben op het doen
van die functionings, de mogelijkheden
Cultuur
o = Een door een gemeenschap gedeeld systeem van waarden, normen,
ideeën, attitudes, gedragingen, communicatiemiddelen en de producten
ervan, die van generatie op generatie worden overgeleverd” (van
Oudenhoven 2012)
o Visies op cultuur:
3
, Essentialistisch: alzheimer perspectief; hoe ervaart iemand mijn
cultuur volgens mij (vertekeningen zijn hier niet uit te krijgen)
Contextualistisch: cultuur: omgeving, geen vaste kern; cultuur en
jijzelf beïnvloeden elkaar
Constructivistisch: cultuur= jouw differentatiekader; iets dat kan
veranderen
o Opletten! Niet generaliseren/ veralgemenen!
o Perspectief:
Berry: perspectief van de nieuwkomer
Bouhris: perspectief van de mensen in het land van aankomst
2 dimensies:
Behoud van cultuur/ identiteit
Contact met meerderheid
Superdiversiteit (Vertovec, 2007 en Geldof, 2015)
o Diversiteit in de diversiteit = verschillen tussen EN binnen groepen
o Interactie tussen verschillende dimensies
o Ontwikkelend, veranderend en complex (creolisering: overnemen van
woordjes uit de andere cultuur)
o Dimensies:
1. Immigratiestromen
2. Land van herkomst
3. Talen
4. Religie
5. Migratiekanalen en immigratiestatus
6. Geslacht
7. Leeftijd
8. Geografische spreiding
9. Transnationalisme en transmigratie
o Belangrijk voor PC: zorg op maat, open en transparante houding en ruimte
voor dialoog
Intersectionaliteit
4